1
Ergens rolde een steen langs de rots naar beneden. Hij sloeg in zijn val meerdere keren tegen de wand. Het doffe geluid dat dit veroorzaakte, weerkaatste nog tussen de bergen toen de steen al lang op het gladde wateroppervlak van Lake Mirror was geslagen en binnen enkele seconden naar de bodem van het gletsjermeer was gezonken.
Katie liet zich niet afleiden, maar klom met geroutineerde zekerheid verder. Misschien zouden sommige mensen haar met een kat vergelijken. En als ze in wedergeboorte had geloofd en de keus had gehad, dan stond de kat met zekerheid helemaal boven aan haar lijst favorieten. Alleen wilde ze dan geen gewone huiskat zijn, maar een luipaard of zo.
Ongeveer vijfentwintig meter onder haar nam het gletsjermeer bijna de hele vallei in beslag. De zon kwam net achter Grace College op en de schaduw van het gebouw op het wateroppervlak deed denken aan een levend wezen. Het was volkomen windstil en Katie vermoedde dat het opnieuw een zonnige herfstdag zou worden, net als ze de afgelopen week hadden gehad. Na de totaal verregende zomer hadden de studenten van Grace niet meer geloofd dat de zon ooit nog zou schijnen in de vallei, die op een hoogte van bijna tweeduizend meter lag, maar de afgelopen dagen was het warm geweest. Katie was alleen bang dat dat snel voorbij zou zijn.
Het was bijna zeven uur ’s ochtends, maar Katie had geen wekker nodig gehad om wakker te worden uit de onrustige slaap en de repeterende droom die ze de hele nacht had gehad. Het was alsof iemand op de herhaalknop had gedrukt. Op het moment dat het eerste licht de met sneeuw bedekte bergketen van de Ghost in een onwerkelijk schijnsel had gedoopt, had ze haar ogen opengedaan.
Katie klampte zich met haar vingertoppen vast aan de richel die zich vlak onder het uitstekende deel bevond die de dertig meter hoge rotswand in twee delen deelde. Het was het moeilijkste deel van de klim en bovendien was de steen glad en koud door de kilte van de nacht. Gelukkig kon ze op het plateau onder het uitstekende deel staan. Er was echter een beslissende factor die het onmogelijk maakte om terug te gaan. Ze was voorbij het point of no return. Katie kende deze route inmiddels zo goed, dat ze hem free solo klom, zonder touw of andere hulpmiddelen dus. Ze had alleen een zakje magnesium bij zich en droeg de fantastische klimschoenen die ze in Fields had gekocht. Dat maakte het juist zo verschrikkelijk spannend. Ze kon alleen vooruit en als ze een fout maakte, zou ze naar beneden storten.
Ze deed dit voor Sebastien. Ze trainde haar lichaam, haar geest, haar moed. Zodat ze het juiste deed als het ooit nog een keer nodig zou zijn.
Haar rechterhand zocht naar de eerste rotsspleet in het uitstekende deel. Ze had op zijn hoogst twee, misschien zelfs maar één poging. Daarna zou ze niet voldoende kracht meer hebben en zonder kracht in haar armen en vingers was ze verloren. Gelukkig vond ze de spleet, want uitgerekend vandaag was ze er met haar hoofd niet bij. Misschien kwam dat doordat op Grace College alles werd voorbereid voor het bezoek van de vrouwelijke gouverneur-generaal, die in het kader van een Canadees opleidingsoffensief alle elitaire colleges van het land bezocht. De ouders van de meeste studenten zouden aanwezig zijn en het was geen wonder dat Katie daardoor aan haar eigen ouders dacht. Je kon de woorden ‘papa’ en ‘mama’ nu eenmaal niet gewoon uit je gedachten verwijderen. Ook niet als ze het helemaal niet verdienden om zo genoemd te worden.
Katie had de rotsspleet gevonden, maar haar rechterwijsvinger voelde een piepklein steentje. Het irriteerde haar en één moment had ze het gevoel dat ze wankelde. Ze strekte haar linkerbeen opzij en raakte het stuk rots waartegen ze zich moesten afzetten om naar boven te komen. Ze concentreerde zich, er ging een schok door haar lichaam en ze greep met haar rechterhand naar boven. Ze voelde meteen dat de eerste poging ging mislukken. Het zweet stond op haar voorhoofd toen ze haar been had teruggetrokken en haar rechterhand de oude positie weer had ingenomen. Verdomme! En zij vergeleek zichzelf met een kat die nonchalant omhoogklom? Ze vloekte zachtjes. Wat was er vanochtend met haar aan de hand? Als de volgende poging niet lukte, was het gebeurd. Ze voelde haar vingers al verdacht trillen.
Toen ze een uur geleden het appartement in het schoolgebouw uit was geslopen, was alles doodstil geweest. Haar huisgenootjes Debbie, Rose en Julia hadden nog geslapen. Ze wist vrij zeker dat niemand haar zou missen, behalve Julia misschien. De anderen waren eraan gewend dat ze haar eigen gang ging en zich niets aantrok van haar medestudenten. De gesprekken gingen tenslotte over niets anders dan lessen, studiepunten, cijfers en docenten. Bovendien zou niemand verwachten dat ze zich in het verboden gebied bevond. Niet na de gebeurtenissen die drie maanden geleden hadden plaatsgevonden, tijdens de horrornacht, zoals Debbie hem noemde.
Alsof Katie zich door een paar metalen verbodsborden zou laten tegenhouden om naar boven te klimmen. Ze zou zich nooit laten tegenhouden door beperkingen die anderen haar oplegden. Niet door meneer Walden, de decaan, niet door haar docenten en al helemaal niet door haar vader.
Ze draaide haar hoofd naar rechts, waar de Ghost, die inmiddels in het felle zonlicht lag, zich boven Lake Mirror verhief. Haar volgende doel. Haar hart begon sneller te slaan van opwinding en verwachting. Ja, die gedachte voelde heel goed.
Voor de tweede keer tastte Katies hand langs de koude, door dauw vochtig geworden rots naar de kleine rotsspleet boven haar, tot ze hem vond en zich eraan vastklampte. Ze strekte haar linkerbeen.
Concentreer je, Katie! Maar een meter. Maar één enkele meter. En die kostte zoveel kracht. Katten hebben negen levens. Ze nemen risico en zetten alles op één kaart. En als ze de rotswand eenmaal overwonnen had, zou ze zich vrij voelen. Dan zou ze ook deze dag doorkomen, zoals ze de afgelopen honderd dagen in deze vallei was doorgekomen.
Opgeven was geen optie voor Katie. Ook dat was ze Sebastien verschuldigd. Naarmate ze hoger kwam, werd de afstand tussen de plekken waar ze houvast vond groter. Ze schudde haar armen een voor een uit en pakte het magnesiumzakje dat rond haar heup hing.
Haar linkerbeen leek zich bijna in de rotswand te boren terwijl ze er met alle kracht tegenaan duwde. Voorzichtig, Katie. Langzaam.
Het kwam op de volgende poging aan. Ze nam de bewegingen in haar hoofd door. Het was haar eigen klimroute. Ze kende elke plek en had de rots zelfs een naam gegeven. Black Dream.
Nergens had ze aanwijzingen gevonden dat er voor haar al iemand langs deze rots omhoog was geklommen. Geen haken, geen zichtbare route, geen sporen. Als het haar lukte om zonder beveiliging omhoog te klimmen, om alleen met behulp van de kracht van haar lichaam omhoog te komen, zou ze zich goed voelen. Verdomd goed. Ze begon vanaf tien terug te tellen, en haalde bij drie… twee… één… nul diep adem. Ze spande haar lichaam en hing het volgende moment boven het plateau waar ze net nog op had gestaan.
Gelukt!
Deze rots was haar rots. Deze ochtend was haar ochtend. Deze dag was haar dag. En dat kon niemand haar afnemen, vooral haar vader niet. Hij niet. Juist hij niet.
George West, haar vader, had op een dag voor haar gestaan met een brief in zijn hand. ‘Ik wist niet dat je je had aangemeld voor Grace College.’
Katie had haar schouders opgehaald. ‘Het is mijn eigen beslissing,’ had ze geïrriteerd geantwoord.
‘Je wilt dus naar Canada?’
Canada? Katie zou nooit in haar leven op het idee zijn gekomen, maar de toestand met Sebastien had nog maar een paar weken eerder plaatsgevonden. Hij was haar eerste vriendje geweest. Haar eerste en enige en ze zou er alles voor gegeven hebben als hij nog in leven was.
‘Waarom zou ik niet naar Canada gaan? Heb je daar iets op tegen? Heb je liever dat ik naar de universiteit van Georgetown ga?’
‘Natuurlijk niet. Het is voldoende dat je foto in alle kranten heeft gestaan.’
‘Inderdaad. Waarom wil je me dan tegenhouden?’
Haar moeder had het volledig emotieloze gezicht van de Chungs opgezet, de gezichtsuitdrukking die in de loop van veel generaties van de familie Chung in de genen was gekropen en niet meer weg te denken was. Maar de dagen voor Katies vertrek was ze vreemd onrustig geweest. Ze had in de enorme woning heen en weer gelopen en was voortdurend bezig geweest met het verschuiven van stoelen, het open- en dichtdoen van laden en het recht leggen van kussens. Het was bijna alsof ze in paniek raakte door het naderende afscheid van haar dochter. Op het beslissende moment had ze echter niet eens gezwaaid. Laat staan dat de zin over haar lippen was gekomen die iedere moeder uitspreekt als haar achttienjarige dochter vijfendertighonderd kilometer verder weg een nieuw leven begint: laat af en toe iets van je horen.
Ze voelde een elektrische schok in haar hart. Biologisch gezien was dat natuurlijk onmogelijk, maar het voelde wel zo. Dat korte, heel korte moment waarop het belangrijkste orgaan van de mens, dat hem in leven houdt, zijn ritme kwijtraakt. En dat alleen maar vanwege die rottige herinneringen. Shit. Ze was dood voor haar ouders. Nee, Katie, je moet andersom denken. Zij zijn dood voor jou. Eén moment voelde ze zich afschuwelijk. Ze drukte zich nog steeds met gespreide benen tegen de rotswand en beet op haar tanden toen ze voelde dat haar vochtige vingers weggleden. Haar knieën trilden. Had de gedachte aan haar ouders, de elektrische schok, haar uit haar concentratie gehaald? Verdomme, ze wist toch dat het haar haar leven kon kosten. Ineens besefte ze echter dat ze door iets anders werd afgeleid, en het volgende moment hoorde ze het ook.
Steenslag! Recht boven haar!
Haar vingers klampten zich vast aan de rotsspleet. Haar voeten duwden tegen de rots, en ze bleef zich krampachtig vasthouden. Er vloog een steen langs haar heen. Instinctief trok ze haar hoofd in. Ze was haar helm vergeten!
Ze keek even naar boven. Het felle zonlicht tekende een schaduw op de rots en heel even werd ze verblind. Ze keek weg en stootte haar hoofd tegen de rots.