19
Benjamin bereikte de stenen hut als eerste en langzamerhand vroeg Katie zich af waar hij de energie vandaan haalde. Hij vertoonde geen spoor van vermoeidheid. Toen ze bij de hut aankwamen stond hij al op een van de banken die rond een grote tafel op de veranda stonden, had de camera voor zijn gezicht en riep: ‘De teamleden bereiken de hut precies om zeven minuten over zes. Moe en volledig uitgeput hebben ze zich de laatste meters omhoog gevochten.’
De hut lag boven aan de pas in de luwte van een enorm, overstekend rotsblok. Terwijl de anderen zich op de grond of op een van de banken lieten vallen, de riemen van hun rugzak losmaakten en klaagden, liep Katie om de hut heen en stond plotseling voor een afgrond die tot diep in de vallei reikte.
Het uitzicht was fantastisch. Onder haar lag Lake Mirror, dat zich geheimzinnig en donker uitspreidde, en op de tegenoverliggende oever stond het schoolgebouw in het warme, rode licht van de avondzon.
Daar was de Solomonrots en heel klein, nauwelijks te zien, het boothuis. Het leek allemaal verstopt in de bossen van de Rocky Mountains, terwijl Katie in het spectaculairste panorama van besneeuwde toppen stond dat ze ooit had gezien. En naast haar stak de steile wand van de Ghost bijna loodrecht omhoog; de moeder van alle bergwanden.
‘Waanzinnig!’ Benjamin dook naast haar op. ‘Wauw. Zo’n uitzicht heb ik nog nooit gezien! Daar zou je verslaafd aan kunnen raken.’
‘Pas liever op waar je je voeten neerzet,’ waarschuwde Katie hem.
‘Je bent een geboren spelbederver,’ zei hij spottend. ‘Hebben Koreanen altijd zo’n slecht humeur?’
‘Ik ben Amerikaanse,’ antwoordde ze.
‘Maar je bent in Korea geboren. Heb je daar ook bergen beklommen?’
‘Nee.’ Katie draaide zich van de camera weg. Ze merkte dat ze het koud kreeg nu ze stilstond en voelde voor het eerst deze dag honger. We hebben iets warms te eten nodig, dacht ze, en ze draaide zich naar de hut, waar de anderen nog niet van hun plek waren gekomen.
‘Het is hier hartstikke koud,’ mopperde Chris terwijl hij de rits van zijn fleece trui tot onder zijn kin omhoogtrok.
‘Wacht maar tot je morgen op de Ghost staat.’ Ana glimlachte. ‘Dan heb je het pas echt ijskoud.’
Katie lachte en draaide zich naar de ingang. De hut was opgebouwd uit grote stenen en had een dak van grijze leistenen platen.
‘Het ziet er niet bepaald uit als een luxehotel in de bergen,’ mompelde Chris terwijl hij Julia naar zich toe trok. ‘Zou er een tweepersoonskamer voor ons zijn?’
‘Ik vind het alleen belangrijk dat hij vannacht blijft staan. De hut ziet er behoorlijk oud uit. Weet jij wanneer hij gebouwd is?’ Julia wierp Ana een vragende blik toe en Katie vroeg zich af waarom ze dat wilde weten.
‘Geen idee. Het is gewoon een hut en geen bezienswaardigheid. De hoofdzaak is dat het dak niet lekt en het een storm kan doorstaan. De rest kan me niet schelen.’ Ana trok een gezicht.
‘Waarop wachten we eigenlijk nog?’ vroeg Katie. ‘Is de deur op slot?’
‘Geen idee.’
‘Waarom zijn jullie dan nog niet naar binnen gegaan?’
‘Geen energie,’ kreunde Chris.
Katie liep naar de deur, legde haar hand op de deurklink en duwde hem naar beneden. De deur zwaaide meteen open.
De hut bestond uit één grote ruimte. Een rij smalle ramen keek uit over de vallei. Voor de ramen stond een grote houten tafel met een hoekbank. Rechts een eikenhouten kast met veel laden, en links een enorme fornuiskachel, die oeroud moest zijn en blijkbaar alleen met hout gestookt kon worden.
‘Gaaf! Hier kunnen we het wel uithouden.’ Julia was naast Katie gaan staan.
Achter hen stormde Benjamin naar binnen. ‘Wauw, wat is het hier geweldig! Zijn jullie al boven geweest?’
Katie had de smalle trap die naar de bovenverdieping leidde nog niet eens gezien.
‘Ik zoek meteen de beste slaapplek uit, voordat iemand anders hem voor me wegkaapt. Intussen kunnen jullie koken,’ riep Benjamin.
‘Zeg, uit welke eeuw ben jij afkomstig?’ vroeg Julia.
‘Daar doe ik niet aan. Ik ben een tijdloos wezen.’
‘Maar honger heb je wel?’
‘Precies. Bovendien moet ik plassen. Zou er ergens een toilet zijn? Zo niet, dan plas ik hier beneden uit het raam, recht in de vallei. Dat heb ik altijd al een keer willen doen.’ Je kon van Benjamin zeggen wat je wilde, maar hij stond garant voor een goede sfeer. In elk geval lachten ze nu allemaal.
‘Denk eraan, de tweepersoonskamer is voor Julia en mij,’ riep Chris. Katie merkte dat David Julia een blik toewierp, die ze ontweek.
‘Je hebt je te vroeg blij gemaakt. Er zijn maar twee kamers, vriend.’ De smalle trap trilde onder Benjamins voetstappen toen hij weer naar beneden rende. ‘Oké, hoe zit het met het eten?’
‘Wat denken jullie van Italiaanse tomatensoep?’ Ana hield een zak soep omhoog.
‘Ik had op zijn minst op biefstuk gerekend,’ klaagde Paul, waarna hij de kastdeuren opentrok. Het volgende moment begon hij op te noemen: ‘Chips, chocoladekoekjes en… wauw, Monster Energy-drank. Het is eeuwen geleden dat ik dat spul gedronken heb.’ Hij pakte een blikje en opende het met een luid gesis. ‘Proost, op de eerste dag.’
‘Is er ook iets te eten?’ vroeg Julia spottend. Het was nauwelijks aan haar te merken dat ze een paar uur geleden bijna onder de stenen bedolven was geweest.
Benjamin ging naast Paul staan en begon in de kast te zoeken. ‘Prachtig! Speciaal voor onze heldin van vandaag! Je lievelingsgerecht in blik, Julia. Campbell’s New England vissoep. Mensen, we zijn hier zo goed voorzien dat we misschien helemaal niet meer weg willen.’
Julia huiverde. ‘Jakkes. Van dat spul heb ik nachtmerries. Ik geloof dat ze op Grace niets anders kennen.’
Iedereen lachte.
‘Wat denken jullie van… even wachten.’ Benjamin haalde een pak uit de kast. ‘Een kant-en-klaarpakket voor een lekkere gehakt-kaas-macaroni-ovenschotel. Er gaat niets boven Amerikaanse delicatessen.’
‘Ik stem voor de macaroni,’ zei Julia. ‘Hoeveel pakken zijn er?’
‘Een, twee, drie… zeven.’
‘Goed, als ik de vissoep niet hoef te eten, kook ik macaroni voor jullie.’
Even later had ze in een klein kastje naast het fornuis een enorme pan gevonden. ‘Kan iemand hout voor me halen?’ vroeg Julia. Ze deed de deur van het gietijzeren fornuis open. ‘Hé, iemand is heel netjes geweest,’ zei ze verrast. ‘Hoort dat bij de hutregels, Ana? Dat je hout bijvult voordat je de hut verlaat? Er liggen zelfs lucifers.’
‘Geen idee.’
‘Weet je dat niet?’
Ana schudde haar hoofd. ‘Ik ben hier nog nooit geweest.’
Ze staarden haar allemaal aan. ‘Je bent hier nog nooit geweest?’
‘Nee.’
Katie voelde dat haar mond open bleef staan. Dat kon toch niet waar zijn! Bliksemsnel schoten de gesprekken die ze met Ana had gevoerd door haar hoofd. Ana had beweerd dat ze vaak met groepen over de gletsjer was getrokken. Maar nu Katie er goed over nadacht, had de berggids haar ontweken als ze details over deze tochten vroeg. Ze keek in het rond. Moest ze Ana in het bijzijn van de anderen ter verantwoording roepen? Was dat verstandig?
‘Hé, Katie!’ Iemand gaf een duw tegen haar schouder. ‘Ga je mee hout zoeken?’
Ze kwam overeind en volgde Chris en David naar buiten. Toen ze voor de hut stonden, sloeg Chris tegen zijn voorhoofd. ‘Wat een stomkoppen zijn we ook,’ zei hij. ‘We hebben de boomgrens ver achter ons gelaten.’
‘Je hebt gelijk,’ stelde David vast. ‘Er zijn hier niet eens jeneverbesstruiken.’
‘Begin daar niet over,’ antwoordde Katie. ‘Ik ruik ze nog steeds.’
David grijnsde. ‘Voor zover ik weet hebben jeneverbessen een vochtafdrijvende werking.’
‘Denk je dat Benjamin daarom voortdurend moet plassen?’ antwoordde Chris lachend. Blijkbaar was hij zijn boze bui en zelfs zijn boosheid op David vergeten. ‘Invloed op zijn spraakcentrum zou beter zijn, of een verdovende werking.’
David keek om zich heen. ‘Op de een of andere manier moeten we toch aan hout voor de oven komen,’ dacht hij hardop na. ‘Dat waren geen willekeurige takken, maar vakkundig gekloofde houtblokken. Ik ga op zoek.’
Chris liet zich op de bank vallen. ‘Doe wat je niet laten kunt.’
Katie keek omhoog naar de Ghost en probeerde de weg die ze morgen zouden nemen te analyseren. De gletsjer leek onschuldig, maar dat gold voor veel gletsjers. Bij ijsvelden kon je niet voorzichtig genoeg zijn en alle spleten en gaten maakten de oversteek tot een heel verraderlijke onderneming. Ze moest er weer aan denken dat Ana plotseling had beweerd dat ze nog nooit in de hut was geweest. Stel dat ze de gletsjer helemaal niet kende? Het was niet belangrijk, besloot Katie. In geval van nood zouden ze hun weg over het ijsveld samen zoeken. Dat was niet onmogelijk. En na de gletsjer kwam de rotskam die naar de top leidde. Het was te doen als iedereen voldoende concentratie en uithoudingsvermogen had.
‘Het spijt me dat ik me vandaag zo heb gedragen,’ hoorde ze Chris plotseling achter zich zeggen.
Ze draaide zich om. Hemel, voor een biecht of een therapeutisch gesprek was het niet het juiste tijdstip of de juiste plek. En zij was absoluut niet de juiste gesprekspartner.
‘Dat moet je tegen Julia zeggen,’ antwoordde ze.
Chris nam haar op met zijn grijze ogen. In het licht van de avondzon was hij ontzettend knap. Net als Sebastien, maar dan op zo’n perfecte manier dat Katie zich er een beetje ongemakkelijk door voelde. Zijn gebruinde gezicht was volkomen gelijkmatig en zijn verwarde kapsel en de driedagenbaard zagen eruit alsof hij was gestyled voor een reclamefoto met de titel: natuurjongen voor bergachtergrond. Het enige wat ontbrak was dat hij zo meteen een mueslireep voor Benjamins camera omhooghield.
‘Maar stel dat ik het liever tegen jou zeg?’ Chris bleef haar strak aankijken.
Katie huiverde. ‘Soms heb je iets wat me bang maakt,’ zei ze openhartig. ‘Dat kunnen we morgen op de berg niet gebruiken. En je moet vooral je ruzie met David in de vallei laten. Daar hoort die ook thuis.’
‘Jij bent toch bevriend met Julia? Denk je dat ze verliefd op me is?’
‘Vanaf een hoogte van tweeduizend meter ben ik alleen met mezelf bevriend,’ antwoordde Katie kortaangebonden. ‘Hier boven zijn gevoelens zoals jaloezie, liefde of haat volledig misplaatst. Kijk eens om je heen.’ Ze wees naar de toppen, die al in de schaduw lagen. ‘Dit is een volkomen andere wereld. Daar beneden in de vallei zijn we zó klein.’ Ze maakte een gebaar met haar vingers. ‘En daarom voelen we ons ellendig. Maar hier boven, op een plek waar niet eens meer jeneverbesstruiken groeien…’ Ze glimlachte. ‘Hier kunnen we ons zo groot voelen dat alles onbelangrijk wordt. Dan is het enige wat telt dat je dit mag beleven.’ Katie haalde diep adem. Jezus, ze wist zelf niet wat er plotseling in haar was gevaren. Normaal gesproken beperkten haar antwoorden zich tot maximaal een, twee zinnen.
‘Wie heeft het over beleven als het vooral om overleven gaat?’ zei Paul, die de hut uit kwam lopen en haar laatste woorden hoorde.
David bespaarde Katie een antwoord toen hij achter hen opdook en riep: ‘Verderop is een schuur met heel veel brandhout. Onze gezellige avond in de hut is gered.’
‘Dat denk ik ook.’ Benjamin verscheen met een brede grijns op zijn gezicht in de deuropening. ‘Vangen.’ Hij gooide een blikje bier naar Chris, Katie en Paul. ‘Een vriendelijke onbekende heeft voor alle vormen van brandstof gezorgd. Bedankt, wie het ook is geweest.’
De prettige sfeer bleef. Katie kon niet geloven dat de rivaliteit tussen David en Chris een paar uur geleden Julia bijna het leven had gekost. Er was niets meer van te merken.
Julia had de macaroni in de oven gezet en na ruim een halfuur hing er een heerlijke geur in de hut.
Katies maag knorde en die van de anderen kennelijk ook. Terwijl ze aten, kleurde de zon de bergen achter hen rood en het leek alsof het verwarmende vuur in de oven in de hemel weerspiegelde.
‘Wat vinden jullie? Zullen we Debbie opbellen en haar een beetje bang maken?’ Benjamin nam een grote slok bier.
‘Waarschijnlijk slaapt ze al,’ zei Julia met een glimlach naar Katie. ‘Met krulspelden in haar haar.’
Benjamin haalde zijn mobiel uit zijn broekzak en Julia noemde het nummer.
‘Zet hem op de luidspreker!’ riep Chris.
Het overgaan van de telefoon paste helemaal niet bij de eenzaamheid van de bergen en plotseling was de verbinding verbroken. ‘Geen verbinding,’ zei Benjamin. ‘Jammer. Ik had haar graag een beetje in de maling genomen.’
Na het eten gingen ze om de fornuiskachel zitten en pas toen het laatste houtblok opgebrand was en de eersten hartgrondig begonnen te gapen, voelde Katie een onbehaaglijk gekriebel in haar nek. Het was een zeldzaam gevoel, waardoor ze kippenvel kreeg. Het is alleen vermoeidheid gecombineerd met opwinding voor morgen, zei ze tegen zichzelf. Maar iets had het veroorzaakt. Kwam het doordat Paul zijn kaart had gepakt en met een opvallend bezorgde blik had gezegd: ‘Jongens, vandaag was kinderspel. De echte test vindt morgen pas plaats.’
‘Test?’ Benjamin had al zoveel alcohol gedronken dat hij met dubbele tong praatte. ‘Hé, lijk jij zoveel op je vader? Heb je geen andere woorden tot je beschikking? Morgen is geen test, het is een tocht op leven en dood. Denk je dat ik me vandaag heb afgebeuld voor de een of andere rottige test? Daarom ben ik toch op Grace. Omdat ik geen toelatingstest hoefde te doen.’ Hij lachte. Niemand lachte mee.
Katie kromp in elkaar. Zij had de toelatingstest, waar iedereen op Grace met eerbied over sprak, ook niet gedaan. De test was tot ver over de landsgrenzen berucht, want maar heel weinig studenten slaagden ervoor en sleepten daarmee een van de begeerde collegeplekken in de wacht.
Dat Katie de test niet had hoeven doen, was door haar uitstekende prestaties gekomen. Benjamin daarentegen was een volkomen ander geval. Zijn prestaties waren in het beste geval middelmatig en eerlijk gezegd had ze hem nog nooit zien leren. Hij kwam alleen in de bibliotheek omdat het volgens hem de rustigste en warmste plek was. Meestal zat hij ergens op de grond, bladerde in boeken over film- en videotechniek of lag tussen de stellingen naar muziek te luisteren.
Katie keek naar Pauls kaart, die opengevouwen op tafel lag.
‘Wat willen jullie eigenlijk met dat stukje papier?’ ging Benjamin verder. ‘Dat afgrijselijke moeras en de tunnel waarin we ons afgebeuld hebben, staan er allebei niet op. Die kaart is alleen nuttig om je kont mee af te vegen. Hoe kom je eigenlijk aan dat ding?’ vroeg hij lallend aan Paul, die was opgestaan om hout in de fornuiskachel te stoppen. ‘Heb je hem bij je vader gevonden? Had hij hem in een van zijn boeken verstopt? In een van de ontelbare Proustdelen, waarmee hij de zenuwen van generaties studenten ruïneert?’
Paul gaf geen antwoord. Katie kon zijn gezicht niet zien, omdat hij met zijn rug naar hen toe voor de kachel knielde. Benjamin sprong op, haalde een aansteker uit zijn zak, knipte hem aan en hield hem onder de kaart. ‘We kunnen hem net zo goed meteen verbranden.’
‘Dat is genoeg, Benjamin. Ophouden,’ zei David. Zijn stem klonk verrassend scherp.
‘Waarom? Die gozer wilde slijmen bij Katie met dit waardeloze stuk papier.’
‘Slijmen heeft bij mij geen zin,’ antwoordde Katie uit de hoogte.
‘Daar geloof ik niets van.’ Er verscheen een hatelijke grijns op Benjamins gezicht. ‘Je hebt maandenlang naar een kaart gezocht. Ik heb je in de gaten gehouden. Je was voortdurend in de bibliotheek of de mediatheek om alle websites en boeken over het gebied te bestuderen, maar je hebt niets gevonden, nietwaar?’
Katie haalde haar schouders op. Ze had geen zin in ruzie met Benjamin, vooral niet als hij dronken was.
‘Dat komt ervan als je alleen naar je verstand luistert. Je moet je ogen openhouden. De ogen zijn het zintuig waarmee je de meeste informatie krijgt. Als je ze op de juiste manier gebruikt.’ Hij zweeg even. ‘Zoals ik.’
‘Uitgerekend jij!’ Paul kwam overeind en liep terug naar de tafel. ‘Je bent het grootste deel van de tijd stoned of bezopen of je verstopt je achter je camera. Jij bent degene die nergens iets van begrijpt.’
‘O ja, vind je dat? Dan vergis je je enorm.’
Benjamin was opgesprongen en klom op de tafel. ‘Ik heb namelijk iets waarvan jullie het in je broek doen als jullie het zien. Ik ben de beschermer van de waarheid. Ik heb jullie allemaal op film. Ik ken jullie beter dan jullie jezelf kennen. Want telkens als jullie denken dat jullie alleen zijn, ben ik ergens en leg ik jullie gezicht vast met dit ding.’ Hij stak zijn camera in de lucht.
‘David bijvoorbeeld.’
David keek hem verbaasd aan. ‘Wat is er met mij?’
‘13 januari 2009.’
David werd bleek, maar voordat hij iets kon zeggen praatte Benjamin al verder. ‘En jouw broer, Julia? Wat zijn dat voor dromen die hij heeft? Waarom gaat hij ’s nachts tekeer als een mager speenvarken? En hoe zit het met jou, Katie?’
‘Hou gewoon je bek, Benjamin,’ zei ze terwijl ze probeerde haar bonkende hart te kalmeren.
‘Wat gaat er in iemand om die midden in de nacht op stap gaat om zonder touw of haken een rotswand te beklimmen? Zo iemand is toch stapelgek? Je speelt met je leven zodra het kan. De vraag is waarom je dat doet.’ Hij maakte een weids gebaar met zijn handen. ‘Dat zijn de echte verhalen, mensen. Het interesseert me wat jullie achter jullie façade verstoppen.’ Hij draaide zich naar het raam. ‘Wat speelt zich echt af in de vallei? Je moet op je ogen vertrouwen. En daarom heb ik niet alleen het geldetui in het moeras gevonden, maar dit ook!’ Het volgende moment hield Benjamin een stuk papier in zijn hand en zwaaide ermee in de lucht.
‘Wat is dat?’ vroeg Julia.
Benjamin liet zijn stem dalen tot een dramatisch gefluister. ‘Dit is iets wat ik in de hut heb gevonden. Iets wat jullie niet willen zien.’
Voordat Benjamin kon reageren, stond Paul met één beweging naast hem en trok het stuk papier uit zijn hand.
‘Hé, geef dat terug!’
Maar Paul draaide zich om en staarde naar het papier.
‘Wat is het?’ vroeg Julia.
‘Gewoon een oude foto, meer niet.’
‘Meer niet? Dat zou je willen! Weten jullie waar ik die gevonden heb? In een van de twee slaapkamers.’
‘Nou en?’ Chris haalde zijn schouders op.
‘Geef eens hier, Paul.’
Paul legde de foto voor hen op de tafel. Ze zagen acht stralende, jonge gezichten voor de hut waarin zij nu zaten. De zon scheen. Achter hen verhief de ronde top van de Ghost zich.
‘Snappen jullie wat dat is?’ vroeg Julia toonloos.
David schudde zijn hoofd. ‘Onzin. Dat kan niet. Dat is duidelijk een polaroidfoto. Bestonden die toen al?’
Benjamin stak zijn hand op alsof hij het verkeer wilde regelen. ‘De eerste polaroidcamera’s kwamen in 1972 op de markt.’
Chris’ stem klonk hees. ‘Julia heeft gelijk. Dit moet de laatste foto zijn voordat ze aan de beklimming begonnen.’
Katie staarde naar de gezichten en voelde dat het kippenvel zich over haar hele lichaam verspreidde. Er gebeurde iets onverklaarbaars met haar. Ze wilde luid schreeuwend wegrennen.
‘En, valt jullie niets op? Valt jullie echt niets op?’ Benjamin leek bijna hysterisch. ‘Op de foto staat een Aziatisch meisje. Is dat toeval of het noodlot?’