9
Katie had ’s nachts nauwelijks geslapen. Om vier uur was ze opgestaan om voor de honderdste keer uit het raam naar de Ghost te staren. In de duisternis was alleen de gekartelde lijn van de twee zijtoppen en de top van de hoogste berg zichtbaar, waarboven zoals bijna altijd een sluierwolk hing, alsof de berg zijn ware gezicht daarachter verborg.
Het was vijf uur ’s ochtends, en hoewel de horizon in het oosten nog pikzwart was, kon je de nieuwe dag al voelen. De lucht rook anders en langzamerhand verdwenen de sterren van de hemel, die een helderheid had die een wolkeloze dag beloofde.
Katie was als eerste het appartement uit geslopen. In Julia’s kamer was nog geen beweging te horen en Katie wist zelf niet waarom ze niet op haar wachtte. Misschien om als eerste bij de ontmoetingsplek te zijn? Misschien om nog een halfuur voor zichzelf te hebben voordat ze vertrokken? Dat had Sebastien altijd gedaan.
Katie keek om zich heen. Het imposante hoofdgebouw lag achter haar, de lange ramen achter de balkons hadden iets dreigends, zoals altijd wanneer het gebouw in de duisternis lag. In elke kamer kon zich iemand verbergen die haar zag vertrekken. Om daarna wat te doen? Ze wist het niet.
Katie draaide zich vastbesloten om en sloeg met snelle passen rechts af in de richting van het bos, waar de weg naar Fields doorheen liep. Hier stonden de bomen niet zo dicht op elkaar als aan de andere kant van Lake Mirror. Bovendien werden de hoge sparren afgewisseld door loofbomen. Oude knoestige eiken en hoge slanke beuken verminderden de ondoordringbaarheid van het bos. Het was net of er elke week een schoonmaakploeg bezig was. Boomstammen lagen zorgvuldig gestapeld langs de weg, en ze zag geen dennennaalden, bladeren of gevallen takken. Tussen de bomen waren houten banken neergezet. Katie wist dat het een geliefde ontmoetingsplek voor liefdespaartjes van school was.
Plotseling bleef ze staan. Op een afstand van twintig meter zag ze een gestalte op een van de banken. Het lichte jack was in de duisternis goed te herkennen. Ze wist meteen wie het was. Paul Forster, die zich in hun groep had binnengedrongen. In principe had ze al verloren op het moment dat hij de eigenaar van de enige kaart bleek te zijn, waar hij die ook vandaan had.
Ze wilde alleen dat ze zich niet zo verward voelde als ze naar hem keek. Dat ze niet zo verdoofd was in zijn gezelschap. Het was een gevoel dat ze niet kon uitstaan. Jezus, Katie, let op. Laat je niet door hem manipuleren. Want dat Paul Forster de kunst van het overreden perfect beheerste, had hij duidelijk laten zien toen hij Debbie had overgehaald om niet mee te doen aan deze onderneming. Ze haalde diep adem en liep met snelle passen naar hem toe. Hij mocht absoluut niet merken dat ze onzeker was.
Paul zat volkomen ontspannen op de bank, zijn armen op de rugleuning, zijn ogen gesloten. Naast hem stond zijn volle rugzak; een ijshouweel stak naast de flap in de lucht.
Een meter voor hem bleef ze staan, haalde haar rugzak van haar schouders en vroeg zonder hem te begroeten: ‘Zal je vader je dit weekend niet missen? Tenslotte heeft hij niet elke dag de gelegenheid om zijn zoon aan de gouverneur voor te stellen.’
Had hij haar aanwezigheid gevoeld, vermoed? In elk geval was hij niet verrast; hij antwoordde zonder zijn ogen open te doen. ‘Niemand mist me. Ik ben het zwarte schaap van de familie.’ Daarna sloeg hij abrupt zijn ogen op en staarde haar aan. De geelbruine kleur van zijn irissen lichtte op in de duisternis en zijn blik was als een stomp in haar maagstreek.
Hij weet het, dacht ze. Tegelijkertijd vroeg ze zich af wat hij precies wist.
‘Losers kunnen we op de Ghost niet gebruiken,’ zei ze nadrukkelijk kattig. ‘Ik hoop maar dat het niet je eerste tocht is. Het gaat tenslotte om leven en dood.’
Het was haar gelukt om de maximale hoeveelheid arrogantie in haar stem te leggen en tegelijkertijd hoorde ze zelf hoe belachelijk dramatisch ze klonk.
‘Elke tocht is de eerste,’ antwoordde hij net zo verwaand. ‘En maak je geen zorgen, ik ken het risico. Dat heb ik op de Victoriagletsjer en de Snow Dome gemerkt. Dat is wat me aantrekt.’ Hij wachtte even en voegde er daarna aan toe: ‘En jou ook.’
Met een elegante beweging kwam hij overeind en liep naar haar toe. Katie had geen tijd om een stap opzij te doen, zodat ze nu recht tegenover elkaar stonden.
‘Heb je erover nagedacht of we de anderen eigenlijk wel nodig hebben?’ mompelde hij. Zelfs in de duisternis zag ze zijn ogen; het was net of ze van binnenuit licht gaven. ‘Wat zou je ervan zeggen als we samen vertrekken? We hebben de anderen niet nodig. Die zijn alleen een handicap.’
Katie kon niet zeggen dat ze bang was. Nee, ze was eerder verrast. Verrast omdat ze het liefst had willen antwoorden dat hij gelijk had. Inderdaad, laten we samen gaan.
Dat was natuurlijk volstrekte waanzin. Ze zou nooit zoiets zeggen en bovendien was het al te laat, want ze hoorde stemmen en een seconde later doken de anderen achter de bocht van de weg op: Julia, Chris, David en Benjamin, die met zijn camera op hen af rende. Zijn luide stem doorbrak de stilte. ‘De eerste opname. De eerste instelling. Het team voor vertrek. Hoe gaat het met jullie, mensen? Hoe voelen jullie je? Zijn jullie klaar voor het avontuur?’ Hij draaide zich langzaam om en ging verder: ‘We bevinden ons op het vertrekpunt van de legendarische beklimming van de Ghost. Op het eerste gezicht een berg zoals er zoveel zijn in de Rocky Mountains. Maar de naam zegt het al. Deze berg verbergt een groot geheim. Vijfendertig jaar geleden zijn er namelijk acht studenten op weg naar de top vermist geraakt. Is dat een legende of de waarheid? We gaan nu van start om dat geheim te ontsluieren. Wat treffen we boven aan op een hoogte van meer dan drieduizend meter?’
Benjamin liet de camera zakken, zette hem uit en lachte tevreden. ‘Yes, de eerste scène staat erop.’
In de dageraad die langzaam inviel waren de gezichten nauwelijks te herkennen, maar de opwinding en verwachting die in Benjamins stem doorklonken sloegen op iedereen over. Katie voelde eindelijk de adrenaline waarop ze had gehoopt. Ze genoot van het energieke gevoel. Je plan zal niet mislukken omdat je te weinig doorzettingsvermogen bezit, dacht ze. Elk idee kan lukken. Je moet er alleen voor vechten.
‘Laten we gaan,’ zei ze vastbesloten, en ze pakte haar rugzak op het moment dat Julia’s stem in de duisternis klonk. ‘Hoe zit het met dat meisje? Hoe heet ze ook alweer? Ana? Wanneer ontmoeten we haar? Komt ze wel?’
‘Dat heb ik toch al verteld. Ze wacht op ons bij de wegsplitsing,’ antwoordde Katie. ‘We zijn in goede handen bij haar. Niemand kent dit gebied beter dan Ana Cree, dat heb ik in Fields nagevraagd. Haar opa woonde in een hut op de berg tot hij te ziek werd om zichzelf te verzorgen. Ana gebruikt hem vaak als ze een tocht naar de gletsjer maakt.’
‘Is ze al eens op de Ghost geweest?’ wilde David weten.
Katie aarzelde. ‘Hoor eens, het is een experiment,’ zei ze. ‘We hebben allemaal een andere reden waarom we meegaan. En als we eerlijk zijn, zijn we allemaal eenlingen. Maar niemand van ons kan alleen naar de top. We moeten elkaar dus vertrouwen, of we willen of niet, oké? Ana heeft gezegd dat ze op ons wacht, en ik ben ervan overtuigd dat ze er zal zijn. Waarom ik dat zo zeker weet? Omdat ik haar vertrouw.’
Katie wist niet of het zwijgen dat op haar woorden volgde toestemming of twijfel betekende, maar het maakte haar niet uit.
Paul was degene die de spanning liet verdwijnen. ‘Hé, mensen, waarom al die opwinding? We zijn hier allemaal vrijwillig. Als iemand zich bedenkt, is dat geen probleem. Ga terug naar jullie warme bed en verheug je op de gouverneur, die over zes uur arriveert.’ Hij keek in het rond. ‘Maar als jullie dit willen doorzetten, laten we dan eindelijk vertrekken en niet onnodig tijd verliezen met praten.’
Katie deed haar rugzak om. Een moment voelde ze het gewicht, maar het was een goed gevoel. Zonder de anderen nog aan te kijken draaide ze zich om en begon in een snel tempo te lopen.
Iedereen beslist voor zichzelf.
Ze kwam niet ver, want uit het donker maakte zich een slanke gestalte los. Robert droeg ondanks het vroege ochtenduur alleen een spijkerbroek en een verkreukeld wit T-shirt, alsof hij haastig in zijn kleren was geschoten. Hij was bleek en de blik achter zijn ronde brillenglazen was verlegen, maar zijn stem had de vastbeslotenheid die typisch voor hem was. ‘Ik waarschuw jullie, doe het niet,’ zei hij.
Benjamin haalde de dop van zijn lens en richtte zijn camera op Robert. ‘Waarom niet? Vertel. Wat voel je? Wat zie je in de toekomst?’
Robert negeerde hem volledig en liep naar Julia toe, die vlak naast Chris stond. ‘Hij is niet boven. Niet meer.’
‘Wie?’ hoorde Katie Benjamin roepen. ‘Hé, Julia, waar heeft hij het over? Vertel! Wie is niet boven?’
‘Laat me gewoon met rust, Robert.’ Julia draaide zich om en begon weg te lopen.
Chris kwam achter haar aan.
Robert staarde hen hulpeloos na. ‘Ik weet dat er iets verschrikkelijks gaat gebeuren.’
Voordat Katie antwoord kon geven, hoorde ze Paul zeggen: ‘Misschien wel. Misschien niet. Dat is de essentie van het noodlot, Robert. Er gebeurt wat er moet gebeuren en daar kunnen wij niets aan doen. En jij, Rob, ziet het onheil misschien aankomen, maar heb je er ooit over nagedacht dat je het niet kunt tegenhouden? Dat je misschien alleen de vaardigheid hebt om het te zien, en dat dat alles is? Je kunt het lot niet voorkomen, hoe je het ook probeert.’
Robert zweeg. Hij keek nog een keer naar Julia, daarna draaide hij zich zwijgend om en verdween tussen de bomen in de richting van het schoolgebouw.
Katie liep achter Julia aan, maar ze kon de stem in haar hoofd niet verdringen. Het was de stem uit de lift. Daar boven zal iemand sterven, Katie.