25
Katie voelde zich verschrikkelijk nietig nu ze voor de enorme ijsmassa stond die zich gedurende duizenden jaren laag na laag had gevormd. Hoewel de sneeuw van de vorige dag bijna helemaal was gesmolten, lag er nog een dunne laag op het ijs. De gletsjer straalde in een fel, bijna egaal wit licht en vormde een onwerkelijke tegenstelling met de blauwe hemel erboven, waar af en toe een enkele wolk dreef. Ze was ondergedompeld in een sprookjeswereld. Een sprookjeswereld die was ingesloten door bergen en rotsen en die indrukwekkender was dan Katie ooit voor mogelijk had gehouden. Misschien kwam het door het spel van licht en schaduw dat het panorama van de bergtoppen rond de gletsjer voortdurend leek te veranderen.
Rechts van haar stak de steile wand van de Ghost omhoog. Het smeltwater verzamelde zich in smalle beekjes en stortte langs de kale rots naar beneden terwijl de wolken die aan de hemel dreven een schaduwspel op de donkergrijze rotswand uitvoerden.
‘We zijn hier niet voor een sightseeing,’ spoorde Ana de groep aan.
Het verbaasde Katie dat Ana de groep met zoveel vanzelfsprekendheid leidde. Ze liep voorop in een gelijkmatig tempo dat iedereen goed kon volgen en zocht kalm haar weg over het bizar gevormde ijsveld, langs indrukwekkende overhangende sneeuwmassa’s en langgerekte sneeuwduinen. Ze ontweek de gletsjerspleten en aarzelde niet één keer. Nu leek ze weer op de berggids die al talrijke tochten op de gletsjer had geleid. Maar waarom had ze dan gezegd dat ze nog nooit in de hut was geweest?
Af en toe bukte ze zich en markeerde opvallende plekken voor de terugweg met een steen.
Katies respect voor Ana groeide met de minuut. Ze leek in haar element, één met de natuur, die Katie nooit mooier had gevonden dan vanochtend. Nee, ze kon zich op dit moment geen andere plek op de wereld voorstellen waar ze liever zou zijn.
Ook de anderen waren diep onder de indruk. Vooral Julia straalde achter haar sneeuwbril en onder de dikke muts.
‘Wauw, wauw!’ Benjamin leek niet te kunnen stoppen met zijn uitroepen van bewondering. ‘Dit is megawaanzinnig! Het is gewoon een gigantisch decor. Ik zou op mijn knieën kunnen vallen om dit decor te aanbidden.’
Het verbaasde Katie dat de ongewone inspanning hem zo gemakkelijk afging. Bovendien toonde hij een voor hem bijzonder respect voor de gletsjerspleten en de overhangende sneeuwmassa’s en hij bleef ongewoon gedisciplineerd in de rij. Hij lette er zelfs op dat het touw waarmee hij met Julia was verbonden voortdurend strak gespannen bleef. Maar ook de rest van de groep liep beter dan Katie had gehoopt. Ze waren inmiddels ruim twee uur onderweg en naderden hun doel snel.
Voor hen verrees de ronde top van de Ghost, die zijn halfschaduw op de enorme gletsjer wierp. Katie had gedacht dat de bijzondere vorm van de berg, die vanuit de vallei gezien op het gezicht van een spook leek, optisch bedrog was. Hier boven was de gelijkenis echter nog duidelijker.
‘Griezelig, vind je niet?’ riep Benjamin op dat moment. ‘Die spleet in de rotswand is net een enorm oog.’
‘Big Brother is watching you!’ lachte Julia terwijl Ana zich omdraaide.
‘Dat oog is het werk van mijn voorvaderen,’ verkondigde ze.
‘Je maakt een grapje,’ zei Katie.
Ana reageerde niet.
Waarschijnlijk was het maar een legende. Katie richtte haar aandacht liever op de moeilijkheden die ze bij de beklimming van de zuidkam zouden tegenkomen. Maar daarvoor moesten ze eerst de gletsjer oversteken. De zon stond inmiddels hoog aan de hemel en het smeltwater maakte het lastig om over het zonnige deel van de gletsjer te lopen. In de schaduw was het echter veel kouder dan een uur geleden, zodat veel sneeuwbruggen zo hard bevroren waren dat Katie het gevoel had dat ze op asfalt liep.
Ana stak haar hand op om aan te geven dat ze moesten blijven staan. Vlak daarna gaf Paul het commando door dat hij van voren had gekregen. ‘Vijf minuten pauze,’ zei hij tegen Katie. Normaal gesproken zou Katie te ongeduldig zijn geweest, maar ze was nu zo dicht bij haar doel. Vandaag was de dag waarop ze boven op de top zou staan. Hoe had ze zich zo kunnen vergissen? Ze had gedacht dat de tocht tot de hut geen probleem zou vormen en dat het daarna pas echt inspannend zou worden, maar vergeleken bij de tunnel was de gletsjer kinderspel. Ze was in elk geval in haar element. En Ana had volkomen gelijk dat ze de groep nog even liet uitrusten. De beklimming van de messcherpe bergkam zou van allemaal heel veel behendigheid en evenwichtsgevoel vereisen.
Ze deed haar rugzak af en haalde een mueslireep en een fles water uit haar voorraad.
Paul, die een meter of acht voor haar stond, deed hetzelfde. Katie was zo geconcentreerd geweest op de beklimming en zo gefascineerd door alle schoonheid om haar heen, dat ze geen moment over de kus van de vorige dag had nagedacht, hoewel Paul de hele tijd voor haar liep omdat hij met haar was verbonden door het halftouw. Was het expres of toeval dat zijn tempo voor bijna honderd procent met dat van haar overeenkwam? Ze hadden bijna geen woord met elkaar gewisseld. Had hij er spijt van dat hij haar over de gevangenis had verteld? Had hij meer van de kus verwacht? Hoe dan ook, hij had zijn bekentenissen wat haar betreft voor zich mogen houden.
Ana maakte aanstalten om verder te gaan en zei dat iedereen zijn helm moest opzetten.
‘Ik had nooit gedacht dat het zo koud zou zijn als je stilstaat,’ hoorde Katie Julia zeggen terwijl ze de helm van haar rugzak haalde.
‘Als we eenmaal klimmen, heb je het binnen de kortste keren warm,’ riep Chris naar haar.
Ze liepen verder en het duurde niet lang voordat Ana opnieuw haar hand opstak en naar achteren riep. ‘Zien jullie die besneeuwde rots voor ons? Als we die gepasseerd zijn, is het nog maar een paar honderd meter en dan zijn we bij de bergkam.’ Ze maakten een bocht en even later liepen ze langs de rots die het uitzicht op het begin van de beklimming versperde. Zodra ze er voorbij waren riep Ana weer een waarschuwing.
‘Wat is er?’ riep Paul.
Benjamin, die tegelijk met Ana was blijven staan, draaide zijn hoofd naar hen toe en riep: ‘Gletsjerspleet!’
‘En? Dat is niet de eerste vandaag,’ riep Katie naar voren. Ze waren al een stuk of zes gletsjerspleten gepasseerd en Katie had telkens als ze in de diepte keek haar adem ingehouden.
‘Maar deze is gigantisch!’ Benjamin stampte met zijn voeten en begon even later op en neer te springen. ‘Jezus, als ik blijf staan, is het meteen ijskoud.’
‘En als je verder loopt, zit je zo meteen in het donker!’ Ana’s stem klonk scherp over het sneeuwveld. ‘Hou alsjeblieft genoeg afstand. De gletsjerspleet is een verschrikking.’
‘Met mij gebeurt niets.’ Benjamin liep een paar stappen naar voren, zodat het touw naar onderen doorhing.
Paul stond inmiddels naast Benjamin en ook Katie was zo dichtbij dat ze zag wat de anderen bedoelden. De spleet, die aan de randen afgebrokkeld was, had een diepte van meer dan twintig meter en liep als een enorme, zigzaggende breuklijn dwars over de gletsjer. Op bepaalde plekken was hij meer dan vijf meter breed en op andere plekken zo smal dat je eroverheen kon springen. Katie wist echter dat je bij de randen niet zeker kon weten of het ijs hield.
‘Hoe moeten we daaromheen?’ Julia klonk bezorgd.
‘Hé, Chris en David, kunnen jullie Benjamin even vasthouden?’ Voordat Katie begreep wat Ana bedoelde, pakte ze de ijshouweel uit haar rugzak, nam een aanloop en sprong naar de andere kant van de spleet, waar ze in de sneeuw terechtkwam. Toen haar voeten weggleden, sloeg ze de houweel in de sneeuw om haar val te stoppen.
Benjamin werd met een ruk naar voren getrokken en struikelde in de richting van de spleet. David greep Benjamin bij zijn schouders en trok hem terug.
‘Hé, ben je wel goed bij je hoofd?’ Voor het eerst sinds Katie hem kende, was Benjamin lijkwit. ‘Je hebt me bijna in de gletsjerspleet getrokken.’
Ana schudde haar hoofd. ‘Dat heb ik niet. Maar het werd tijd voor een lesje, zodat je eindelijk begrijpt hoe gevaarlijk het is.’ Ana deed haar rugzak af en had moeite om haar rechterarm door de riem te halen.
‘Alles in orde?’ riep David.
‘Helemaal.’ Ana keek in hun richting. ‘Oké, Benjamin, jij bent eerst.’
Hij zweeg.
‘Wat is er?’
‘Als je denkt dat ik zo’n levensgevaarlijke sprong waag, vergis je je,’ protesteerde hij. ‘Ik ben altijd een nul geweest in verspringen.’
‘Tja, het alternatief is in de gletsjerspleet afdalen en aan de andere kant weer omhoogklimmen. Of een kilometerslange omweg nemen.’ Er lag een glimlach op Ana’s gezicht.
Benjamin draaide zich om. ‘Laat een van de anderen maar eerst gaan. Julia bijvoorbeeld. Die zit in de atletiekselectie.’
‘Ik dacht het niet.’ Ana schudde haar hoofd. ‘Jij zit als tweede aan mijn touw, dus jij bent aan de beurt. En we hebben hier twee man nodig als een van de anderen het niet redt.’
‘En als ik het niet red?’
‘Geloof me, je redt het. Je kunt namelijk kiezen. Of je gaat hier naar beneden,’ – Ana wees in de spleet – ‘of je springt in mijn armen. Vooruit, springen.’
Benjamin aarzelde en zag er zo ongelukkig uit dat Katie bijna medelijden met hem kreeg. Chris, David en Julia wisselden onzekere blikken.
‘Hé, meneer de filmproducent!’ riep Paul. ‘Er zijn hier geen stuntmensen. Elke actiescène is echt. Vooruit, spring.’
Benjamin zette zijn rugzak neer, liep een paar stappen naar achteren, nam een aanloop en sprong. Het was geen grote sprong, maar hij was nauwelijks veilig aan de andere kant geland of hij ging helemaal door het lint. ‘Hé, het is me gelukt, het is me gelukt! Ik ben over een gletsjerspleet gesprongen. Hoe breed is hij? Wat denk jij, Ana? Minstens tweeënhalve meter, denk je niet?’
Katie wist zeker dat de gletsjerspleet Bijbelse afmetingen had gekregen zodra ze terug waren op Grace. Benjamin zou opscheppen en zichzelf met Mozes vergelijken. Alleen had hij zijn volk niet door de Rode Zee geleid, maar over deze gletsjer.
Ana keek om zich heen. Vlakbij stak een grote, met ijs bedekte steen uit de sneeuw. Ze pakte het touw en sloeg het eromheen. ‘Oké, het touw zit vast. Die rots is ons door de lieve God gestuurd.’
‘Die heet bij jullie toch Manitou?’ Benjamin was door het dolle heen en dan maakte hij altijd superflauwe grappen, dat vond Katie in elk geval.
Ana lette echter niet op hem. ‘Ik gooi het touw naar jullie toe,’ riep ze naar de rest van de groep. ‘Bind de rugzakken eraan vast, dan trekken Benjamin en ik ze naar deze kant. Let erop dat de rugzakken dicht zijn, zodat jullie niets kwijtraken. Als de rugzakken aan onze kant zijn, springen jullie in de volgorde waarin jullie gezekerd zijn.’
Julia was de volgende. Ze aarzelde en David deed een stap naar voren alsof hij haar wilde helpen, maar hij bedacht zich. Chris, die voor hem stond, snoof spottend. ‘Je kunt het, schat,’ riep hij naar Julia. ‘En denk eraan, ik ben meteen na jou.’
Julia leek niet helemaal overtuigd te zijn. Katie liep naar haar toe. ‘Het is pure psychologie, Julia,’ zei ze. ‘Je durft niet omdat de spleet zo diep lijkt. Maar de sprong zelf is kinderspel. Je moet gewoon net doen of er een net gespannen is. Onder je is geen leegte, maar stof of een heerlijke hangmat. Stel je iets voor wat je opvangt. Dan lukt het probleemloos.’
Julia deed haar ogen dicht, deed ze weer open en knikte. ‘Ja, ik zie het,’ zei ze zachtjes. Daarna nam ze een aanloop, sprong over de spleet en had niet eens haar ijshouweel nodig.
David, Chris en Paul sprongen alle drie moeiteloos naar de andere kant.
Toen Katie aan de beurt was, voelde ze zich zeker. Wat was deze gletsjerspleet vergeleken bij alle bruggen waar ze samen met Sebastien van af was gesprongen? Geconcentreerd nam ze een aanloop. Ze zette met haar rechtervoet af op de rand van de gletsjerspleet. Ze voelde dat het ijs onder haar wegbrokkelde en heel even hield ze haar adem in. Maar een seconde later, toen ze in de lucht hing en naar de diepte onder haar staarde, voelde ze zich net zo gelukkig als destijds. Tot ze het begreep. Onder haar was geen water waarin ze kon duiken. Er was niets wat haar opving. In de gletsjerspleet wachtte het glanzende ijs op haar. Een blauwe diepte. Een fractie van een seconde voelde ze dat ze haar evenwicht kwijt was, maar daarna landde ze veilig aan de andere kant. Daar werd ze beloond door Benjamin, die naar haar toe rende en haar in zijn armen trok, iets wat van haar niet had gehoeven.
Toen ze daarna allemaal weer op hun plek gingen staan en het touw was losgemaakt van de rots, was er iets veranderd, en Katie wist precies wat dat was. De adrenaline stroomde niet alleen door haar heen, maar ook door de anderen. Ze voelden zich allemaal een beetje high. Hoe vaak had Sebastien haar na een sprong opgetild en rondgezwaaid? ‘Dit is cooler dan welke drug dan ook! Wat is er lekkerder dan dronken worden van je eigen endorfine?’
Bijna meteen na de gletsjerspleet begon de steile bergkam die naar de top van de Ghost leidde en die de grootste uitdaging van deze tocht vormde.
‘We lopen vanaf nu twee aan twee aan het korte touw,’ legde Ana uit. ‘Jullie moeten het gletsjertouw pakken.’
‘Ik kan ook zonder touw…’ begon Katie.
‘Dat moet je zelf weten, maar wat de anderen betreft ga ik voor veiligheid.’
Even later gingen ze eindelijk van start. Voor Katie mocht de moeilijkheidsgraad nog hoger worden en ook Paul had schijnbaar geen moeite met de beklimming. Ana paste het tempo aan de zwakste leden van de groep aan. Katie moest zich beheersen om niet ongeduldig te worden. Denk aan de tunnel, zei ze telkens tegen zichzelf. Toen was jij op de anderen aangewezen.
‘Stel je voor dat we Debbie bij ons hadden gehad.’ Julia stak haar hand uit en klom over een uitstekend stuk rots dat haar weg versperde. Na haar onzekerheid van het begin leek ze de beklimming leuk te vinden. Ze keek om zich heen en zelfs vanuit de verte zag Katie haar glimlach. ‘Die heeft al hoogtevrees bij de steile oever van Lake Mirror.’
Katie moest lachen.
‘Let op, extreem smalle plek voor jullie.’ Chris draaide zich om naar Paul. Zijn gezicht was rood van inspanning en opwinding. De kam versmalde van een halve meter tot voetbreedte. Rechts en links liepen de rotswanden steil naar beneden en er was niets waaraan ze zich konden vasthouden. Paul knikte en volgde hem met het grootste gemak. Het zag eruit alsof hij aan het wandelen was op Fifth Avenue.
Katie kon zijn techniek alleen maar bewonderen. Ze herkende een expert als ze er een zag. Elke stap die hij zette was goed, en zodra ze klommen bewoog hij zich zo soepel alsof hij zijn leven lang niets anders had gedaan. Alsof zijn lichaam bijna niets woog en hij van rots naar rots vloog.
Wat had hij ook alweer gezegd? Hij had haar al willen kussen toen hij haar voor het eerst had gezien. De vraag was alleen waar dat was geweest. Was dat toen ze de bergruimte van de gymzaal binnen was gekomen?
Ze dacht terug aan de stem in de lift en plotseling wist ze niet zeker meer of die realiteit was geweest. Als een extreme sport zoals bergbeklimmen een overvloed aan endorfine in het lichaam kon veroorzaken, zouden er dan bijwerkingen zijn? Verlies aan realiteitszin of zo? Aan de andere kant had hij toegegeven dat hij een moordenaar was. En de stem had gedreigd dat er iemand op de berg zou sterven. Hoor je me? Katie? Katie? En het zal jouw schuld zijn, Katie. Jouw schuld, schuld… Ze hoorde de stem weer en wankelde.
‘Voorzichtig.’ Paul bleef heel kalm en Katie zette haar tanden op elkaar. Jezus, ze was op een hoogte van meer dan drieduizend meter, met rechts en links afgronden van honderden meters diep. Concentreer je op wat belangrijk is, mens, dacht ze. Schakel je gedachten uit. Je moet alleen in het hier en nu leven. Ze beheerste zich met moeite en keek om zich heen. Diep onder haar strekte de ijsblauwe gletsjer zich uit, daarachter lagen de andere bergtoppen. Aan het eind van het puinveld zag ze een donkere stip. Dat was de hut.
‘Moet je zien hoe steil het hier is,’ hoorde ze Benjamin roepen. ‘Waanzinnig!’
Katie schudde haar hoofd. Het was niet meer te tellen hoe vaak Benjamin iets waanzinnig had gevonden tijdens hun tocht. Ze volgde Paul over de smalle pas waarvoor Chris had gewaarschuwd. Van hieruit hadden ze een fantastische uitzicht op de top, die nu recht voor hen lag. Ze probeerde de afstand in te schatten. Nog twintig minuten, hoogstens een halfuur, en dan zouden ze boven staan.
Het viel haar ineens op dat er inderdaad inkervingen in de vorm van een gezicht in de verder spiegelgladde rotswand zaten. Het enorme hoofd eindigde een meter of twintig onder de top en was nu bijna nog duidelijker te zien. Maar of het echt door Ana’s voorvaderen was gemaakt, zoals ze had verteld? Katie betwijfelde het. De rotswand leek alleen met de modernste hulpmiddelen te beklimmen. Waarschijnlijk was het een gril van de natuur.
‘Hé, wat doe je daar?’
Katie schrok van de klank in Davids stem. Voor zijn doen klonk hij heel boos.
‘Wat denk je dat ik doe?’
Katie kreunde. Het was duidelijk. Benjamin haalde zijn camera uit zijn rugzak.
Wat een idioot.
‘Hallo, dat heb ik verdiend.’
Ze keken hulpeloos toe hoe Benjamin de camera om zijn nek hing, over de rand keek en zich langs de linkerrotswand naar beneden liet glijden. Een moment was zijn hoofd verdwenen, tot hij weer opdook.
‘Niet doen!’ riep Ana. ‘Jezus, wil je me de diepte in trekken?’
‘Benjamin, stop daar meteen mee.’ Julia klonk paniekerig.
Katie ging achter Paul staan en zag dat Benjamin op een smal rotsplateau stond, dat ongeveer een meter onder de kam uit de wand van de Ghost stak. Daaronder gaapte een afgrond van honderden meters. Het touw dat hem met Ana verbond stond strak.
‘Jeeeehaaa!’ Benjamin stak zijn armen in de lucht.
De echo kwam terug. Jeeeehaaaa.
Benjamin vond het verschrikkelijk grappig en begon te zingen: ‘Always look on the bright side of life!’
‘Ben je soms bezopen?’ riep Chris woedend.
‘Nee, ik ben de lieveling van de goden.’ Benjamin spreidde zijn armen uit. ‘Ik ben Prometheus, aan de rotswand gekluisterd.’
‘Over een paar seconden ben je pudding als je niet voorzichtig bent,’ zei Paul.
‘Als ik in de afgrond stort trekken jullie me weer omhoog.’
‘Daar zou ik niet op rekenen,’ bromde Chris.
‘We zijn vrienden, ik vertrouw jullie.’ Hij pakte zijn camera.
‘Wat gaat die idioot nu weer doen?’ vroeg Paul geïrriteerd.
Iedereen die Benjamin kende, en Katie kende hem inmiddels vrij goed, wist wat hij van plan was. ‘Laat dat, Benjamin,’ zei Chris waarschuwend.
Benjamin wankelde even op het smalle plateau. Julia gilde, maar het volgende moment had hij zijn evenwicht terug. Hij haalde de dop van zijn lens, hield de camera voor zijn gezicht en begon te filmen: ‘12 september 2010, op een hoogte van…’ Hij keek op. ‘Hoe hoog zitten we eigenlijk?’ Toen niemand antwoord gaf, ging Benjamin verder. ‘Dat maakt ook niet uit. We bevinden ons ongeveer honderd meter onder de top. Met een sensationele sprong over een gletsjerspleet, waardoor ik in het oog van de Ghost kon kijken, ben ik aan de andere kant terechtgekomen. De kant die me naar de top brengt. En ons allemaal…’ Hij liet de camera langs de gezichten boven hem gaan. ‘We hopen allemaal om de waarheid op de top te vinden.’
‘Verdomme! Ik zeg het voor de laatste keer! Je speelt niet alleen met jouw leven!’ vloekte Chris.
Benjamin negeerde hem en haalde iets uit zijn broekzak. ‘Het laatste wat we van de verdwenen studenten gevonden hebben, is deze foto. Daarna ontbreekt elk spoor.’
Ana keek grimmig toen ze vlak bij de afgrond ging staan, het touw pakte en het met een heftige ruk strak trok. Benjamin verloor een fractie van een seconde zijn evenwicht, maar liet zich daardoor niet uit het veld slaan. Pas toen David zich ermee bemoeide, leek hij te luisteren. ‘Dat was het, Benjamin,’ zei David kalm. ‘Kom terug. Je hebt ons bang genoeg gemaakt. Ik wil nu eindelijk naar de top.’ Benjamin stopte inderdaad zijn camera weer in zijn rugzak en klom van het rotsplateau op de bergkam.
Zwijgend klommen ze verder, tot Julia het woord nam. Blijkbaar kon ze Benjamins gedrag niet uit haar hoofd krijgen. ‘Weten jullie wat me net te binnen schiet? We hebben helemaal geen bewijs dat ze de top echt bereikt hebben.’
‘Is dat belangrijk?’ vroeg Chris.
‘Ik vind van wel.’
‘Natuurlijk is het belangrijk,’ riep Benjamin. ‘Het is tenslotte een wedstrijd. We strijden tegen het verleden.’
‘Wat bedoel je daarmee?’ vroeg Julia.
‘Stel dat ze op de top zijn geweest, dan winnen wij als we gezond en wel terugkomen.’
‘Lekkere wedstrijd,’ mompelde Chris.
‘En als ze niet boven zijn geweest?’ vroeg Paul.
‘Dan hebben we de jackpot. We beklimmen de top en komen gezond en wel op school terug.’
‘En kunnen alleen hopen dat Debbie haar mond gehouden heeft en ons niet bij de decaan heeft gemeld,’ mompelde Katie.
‘Hemel, Katie, je neemt het risico om ongezekerd te klimmen en tegelijkertijd ben je bang voor de decaan?’ David lachte.
De laatste meters klom Katie als in een droom, een toestand die ze voor niets ter wereld had willen missen. Het perfecte ritme van armen en benen. Het spannen van haar spieren. Het samenspel van de zintuigen. Het verdwijnen van alle bewuste gedachten. Andere mensen noemden het meditatie, maar dat klopte niet, het was meer. Het was totale overgave. Alleen het tempo dat Ana aangaf verstoorde haar trance. Het was te langzaam, veel te langzaam. Zelfs Benjamin kon goed meekomen en ook Julia toonde geen tekenen van vermoeidheid.
De groep stopte vlak onder de top.
‘Wat is er aan de hand?’ riep Katie naar voren.
‘Ana wil extra zekeren.’
‘Hé, Ana, is dat echt nodig?’ Chris werd ook ongeduldig. ‘Voor een meter of vijf, zes?’
‘Een paar meter kan jullie het leven kosten.’
Katie aarzelde maar één moment. Daarna schoof ze langs Paul en haalde klimhaken en klemblokken van haar klimgordel.
‘Alles in orde?’ vroeg Katie toen ze bij Ana was. Ze zag dat er zweetdruppels onder haar muts tevoorschijn kwamen.
‘Natuurlijk. Ik wil alleen geen risico lopen. Een paar zekeringen kunnen geen kwaad.’
‘Laat mij het maar doen,’ zei Katie. ‘Ik zet een of twee haken. Dat is voldoende.’
Tegen de verwachting in gaf Ana meteen toe.
Plotseling stond Paul naast haar. ‘Wat is er met Ana?’
Katie haalde haar schouders op.
Zijn goudgele ogen keken haar een paar seconden nadenkend aan. ‘Je hebt haar betaald, nietwaar? Je hebt haar betaald om ons naar boven te brengen.’
Katie draaide zich om en legde haar hand op de rotswand. Zoals Paul het zei klonk het berekenend, maar zo was het niet geweest. Haar rechtervoet vond een smalle richel in de rots. Ze probeerde de stevigheid door er voorzichtig op de trappen. Hij hield. Daarna dreef ze twee klemblokken in een spleet en vormde zo een standplaats. Hier kon ze Paul zekeren.
Toen ze Ana in de sportwinkel in Fields had leren kennen, was er plotseling een vrouw naar binnen gestormd die hun gesprek had onderbroken. Ana had de vrouw, die er ouder uitzag dan Katies oma in Korea, mama genoemd.
‘Mam, wat doe je hier? Is er iets gebeurd?’
‘Je opa…’
Het volgende moment waren ze verdwenen. Vier weken later was Ana op Grace opgedoken en had ze Katie willen spreken.
‘Wil je nog steeds de berg op?’ had ze gevraagd.
‘Absoluut.’
‘Vierhonderd dollar vooraf.’
‘Vierhonderd dollar? Waarvoor?’
‘Wil je of wil je niet?’
‘Natuurlijk wil ik.’
‘En we gaan niet alleen omhoog. Het is krankzinnig om met z’n tweeën een gletsjer over te steken.’
Vierhonderd dollar? Waarvoor? had Katie gedacht.
Katie aarzelde even, zocht daarna houvast aan de rots en begon langzaam omhoog te klimmen. Hoeveel meter zou het nog zijn naar de top? Vijf, meer niet. Twee klemblokken waren voldoende. Katie concentreerde zich volledig. De stemmen van de anderen hoorde ze niet meer. Ze had de hoop niet opgegeven, zelfs niet in de tunnel, en het was een overweldigend gevoel om zo vlak voor haar doel te zijn. De inspanning, de twijfel en de angst verdwenen allemaal. Nu telde nog maar één ding: op de top aankomen. Boven op de Ghost staan. De wereld aan haar voeten hebben liggen. Katie deed haar ogen dicht, haalde diep adem en stootte een kreet uit die over de vallei galmde.
De anderen klommen een voor een achter haar aan. Benjamin vond het waanzinnig. Ongelooflijk waanzinnig. Het waanzinnigste ooit.
Ze vielen elkaar in de armen en brulden: ‘We are the champions!’
Ze herhaalden het telkens weer. ‘We are the champions!’
Nu kon iedereen weer om Benjamin lachen, die door de sneeuw liep met de filmcamera voor zijn gezicht en zijn gebruikelijke commentaar gaf. ‘Niet zo stom grijnzen! Lachen. Lach alsof je net gelukshormonen in je aderen hebt geïnjecteerd. Begrijpen jullie? Jullie staan dicht bij de goden en dat moet aan jullie te zien zijn.’
Katie gunde hem zijn pleziertje, hoewel ze wist dat er maar één kampioen was, en dat was zij. Zonder haar hadden de anderen de Ghost niet beklommen. Behalve Ana.
‘Ana?’ riep Katie.
De anderen keken haar verbaasd aan.
‘Waar is Ana?’
David keek om zich heen. ‘Is ze niet hier?’
‘Waar hebben jullie haar voor het laatst gezien?’
‘Ze wilde als laatste naar boven,’ vertelde Benjamin. ‘Zodat ze er zeker van was dat we het allemaal redden.’
Het zwijgen verkondigde onheil. Zelfs Benjamin sprong niet meer als een idioot in de lucht. Katie was ineens doodsbang. Ze boog zich over de rand en staarde naar beneden. Vijf meter onder haar lag Ana roerloos op de grond.