24
Katie stond op toen het nog donker was. Ze voelde dat er iets veranderd was. De hemel was nog steeds inktzwart, maar het leek alsof de storm was gaan liggen. En dat terwijl ze de vorige avond alle hoop hadden opgegeven. De een na de ander was al vroeg in zijn slaapzak verdwenen. Niemand had het over het weer gehad of over de storm die rond de hut loeide. Niemand had gezegd waarvoor Katie het bangst was. Dat de donkere sneeuwwolken vandaag ook nog over de bergtop zouden schuiven en ze niets anders konden dan naar de vallei teruggaan.
Katie stond zachtjes op en rende op haar dikke wollen sokken de houten trap af. Ze deed de voordeur open en stapte in de koude lucht naar buiten. De wolken waren verdwenen. Een heldere nacht begroette haar en aan de donkerblauwe hemel scheen een bleke maan. Aan de horizon zag ze een dunne lichtstreep, alsof hij met een liniaal getekend was. Sebastien had haar een keer verteld dat de horizon de enige rechte lijn in de natuur was.
Katie keek opzij naar de Ghost. Er stond een zacht windje en de lucht was zo helder dat ze de ronde top zonder problemen kon zien. Ze haalde diep adem. Paul had het gisteren zo luchtig gezegd, waarschijnlijk was het alleen als grap bedoeld, maar zijn woorden waren werkelijkheid geworden. De chinook had hen gered. De temperatuur was voelbaar gestegen en ergens achter haar hoorde ze water langs de rots naar beneden stromen.
Katie had meerdere verhalen gehoord over de chinook, de warme wind in de bergen, die de Canadezen ook wel Snow Eater noemden. Het kon gebeuren dat de temperatuur van min dertig graden naar plus twaalf graden steeg. En als dat het geval was, dan zouden de sneeuwhopen op de gletsjer op zijn laatst vanochtend verdwenen zijn.
Het was ongelooflijk en Katies hart begon sneller te slaan van opwinding. Ze moest de anderen wakker maken. Nee, het was te vroeg, schoot het door haar hoofd. Het was beter als iedereen uitgeslapen en fit was. Ze hadden een heel inspannende dag voor de boeg.
Katie wilde zich net omdraaien toen haar blik op een grijze vlek in een hoek van de houten veranda viel. Lagen die stenen er gisteren ook al? Ze kon het zich niet herinneren. Met twee stappen was ze erbij. De stenen… een, twee, drie… Katie telde… vierentwintig… lagen hier niet toevallig. Iemand had de stenen met ongewone vormen en kleuren in een patroon neergelegd. Katie staarde naar het patroon. Ze zag twee cirkels van acht stenen, een grote en een kleinere in het midden. De resterende acht stenen vormden de armen van een kruis dat de beide cirkels verbond. In het midden lag een veer. Het zag eruit als een boodschap. Katie kreeg het ijskoud.
Wie had die hier neergelegd en wanneer? Het moest een van de anderen zijn geweest. Was het een van de onzinnige dingen die Benjamin altijd bedacht? Of had Chris, jaloers als hij was, de stenen neergelegd om haar bang te maken?
Het volgende moment schopte ze de cirkels uit elkaar, bukte zich, pakte de stenen een voor een op en slingerde ze in de richting van het puinveld. Even later was het spookbeeld verdreven, maar de woorden die Katie bij het zien van de stenen te binnen waren geschoten, kon ze niet uit haar gedachten krijgen: vandaag is het een goede dag om te sterven.
En nog iets joeg een koude rilling over haar rug. Wat had de stem in de lift ook alweer gefluisterd? Daar boven zal iemand sterven. Hoor je me? Katie? Katie? En het zal jouw schuld zijn, Katie. Jouw schuld, schuld…
Nee! Dat zou niet gebeuren.
Een uur later was het een stuk lichter en hoewel de zon nog niet aan de horizon was verschenen, was het al duidelijk dat het een prachtige dag zou worden. Ze stonden na een snel ontbijt op de veranda van de hut en net als Katie waren de anderen ook dolblij omdat het zulk fantastisch weer was.
‘Dat bestaat niet!’ riep David. ‘De chinook heeft het grootste deel van de sneeuw weggesmolten!’
‘Wat niet betekent dat het beklimmen van de top kinderspel is,’ zei Ana terwijl ze de veters van haar bergschoenen vastmaakte. ‘Het dooiweer maakt de gletsjer en de eeuwige sneeuw spekglad en op plekken waar de zon niet komt, ligt boven de spleten en gaten nog sneeuw.’
‘Ja, maar wie had dat kunnen denken? Hadden jullie dat echt voor mogelijk gehouden? Gisteren nog een sneeuwstorm en vandaag… Jezus, dat is net zo onwerkelijk als een computeranimatie.’ Benjamin rende voortdurend heen en weer en spreidde zijn armen uit. ‘Geloof me, het is allemaal fake. Een droom!’
Plotseling werd hij geraakt door een sneeuwbal. ‘Voelt dat als fake?’ riep Chris.
‘Daar krijg je spijt van.’ Meteen daarna begon er een sneeuwballengevecht, waaraan alleen Katie, Ana en Paul, die als laatste uit de hut was gekomen, niet meededen.
Net als gisteren zorgde Katie ervoor om zo ver mogelijk bij hem vandaan te blijven, maar toch viel het haar op dat hij net als zij bewegingloos bleef staan en naar de bergkam keek die naar de top leidde.
Vanaf deze afstand zag Katie pas goed hoe groot de uitdaging was die het beklimmen van deze berg vormde. Na de pas moesten ze het gletsjerveld oversteken, dat er erg intimiderend uitzag. En als dat gelukt was, begonnen ze aan de eigenlijke beklimming van de Ghost. Aan het begin zag de bergkam er nog relatief onschuldig uit, tot hij zich verder naar boven angstaanjagend versmalde en zo steil werd dat ze moesten klimmen. Het zou van hen allemaal uiterste concentratie vergen. Maar als ze dat deel achter zich hadden, was het nog maar een paar meter naar de top.
Paul liep naar haar toe. ‘Het onderste deel heeft een stijging van minstens veertig graden,’ zei hij alsof hij haar gedachten had geraden. ‘Ik weet niet hoe de anderen dat moeten klaarspelen.’
Katie dacht heel even na en besloot net te doen of er de vorige dag niets was gebeurd. ‘Eerst moeten we de gletsjer oversteken,’ zei ze.
‘Na de nieuwe sneeuw van gisteren kan het zijn dat er op sommige plekken nog een dunne sneeuwlaag ligt, zodat we spleten makkelijk over het hoofd zien,’ zei Paul waarschuwend.
‘Wat is er met jou aan de hand?’ vroeg Katie. ‘Word je bang? Wil je het opgeven?’
Paul keek haar van opzij aan. ‘Ik geef alleen op als jij dat ook doet.’
Katie schudde haar hoofd. ‘Nooit.’ Ze draaide zich om naar de anderen.
‘Hoeveel tijd hebben we nodig?’ vroeg Julia terwijl ze haar handschoenen aantrok. Ze had net als de anderen haar dikke gore-tex jack aangetrokken en droeg een muts.
‘Minstens vier uur,’ antwoordde Ana terwijl ze met haar linkerhand over haar rechterarm streek. Haar gezicht vertrok een fractie van een seconde. ‘Het hangt ervan af hoe fit jullie zijn. Maar jullie hebben een hele dag kunnen uitrusten. Jullie kunnen het beste je rugzak zo inpakken dat je niet voortdurend naar de stijgijzers of klimgordels hoeft te zoeken. En ik hoop dat jullie voldoende hebben ontbeten. Als we eenmaal op de gletsjer zijn, hebben we kracht nodig en vooral concentratie. We pauzeren pas als we op de top zijn.’ Haar goede humeur van gisteren leek verdwenen. Zodra ze de veranda op was gelopen, had ze een chagrijnige uitdrukking op haar gezicht gekregen en haar driltoon was weer helemaal terug.
Julia zette haar zonnebril op, hoewel de zon nog niet op was. ‘Denk jij dat de acht studenten de top bereikt hebben?’ vroeg ze zachtjes. Katie besefte dat ze zichzelf die vraag nooit had gesteld. Op de een of andere manier was ze er gewoon van uitgegaan.
‘Misschien ligt er boven een gastenboek en hebben ze daar iets in geschreven. Dat zou pas luguber zijn.’ Benjamin trok een gek gezicht.
‘O mijn god,’ mompelde David. ‘Ik had die blauwe pil toch niet moeten nemen.’
Iedereen lachte. Alleen Ana keek hem geïrriteerd aan.
‘De Matrix?’ vroeg Benjamin.
‘Ik heb geen idee waarover je het hebt.’
‘Heb je die film nooit gezien?’
Ana schudde ongeduldig haar hoofd. ‘Ik heb geen tv.’
‘Jezus!’ riep Benjamin met gespeelde ontzetting. ‘Vertrouwen we ons leven toe aan iemand die geen tv heeft?’
‘Zo is het genoeg, Benjamin.’ Ana’s stem klonk alsof ze haar woede maar met moeite kon onderdrukken. ‘Regel nummer één bij het oversteken van een gletsjer: altijd touwen gebruiken. Benjamin, Julia en ik lopen in een driemans-touwgroep. De anderen lopen met zijn tweeën. En maak remknopen in de touwen.’
Chris leek het niet te accepteren. ‘Hallo, ik wil met Julia lopen,’ protesteerde hij.
‘Ik bepaal wie met wie loopt.’
‘Maar ik…’
Ana negeerde hem. ‘Hou minstens tien meter afstand. Is de afstand kleiner, dan is het gevaar te groot dat de een de ander meetrekt in de spleet voordat hij heeft kunnen waarschuwen. En denk er altijd aan dat het touw niet over de gletsjer mag slepen. David, Paul, jullie lopen voorop. Pas jullie tempo aan de achterste man aan. Geen uitstapjes, Benjamin, en wat je camera betreft…’
‘Mijn camera? Daar heb je niets over te zeggen.’
‘Wel degelijk! Die moet achterblijven.’
‘Ben je waanzinnig geworden?’ Benjamin staarde naar Ana. ‘Ik ben alleen meegegaan omdat ik daar boven waarschijnlijk het verhaal van mijn leven vind. Misschien verdien ik een vermogen als ik het materiaal later kan verkopen.’
‘Je hebt al je concentratie nodig om niet in een van de spleten te vallen.’
‘Zonder mijn camera ga ik niet.’
Ana haalde gelaten haar schouders op. ‘Dan blijf je toch hier?’
Er viel een stilte.
‘We moeten allemaal hier blijven,’ klonk de stem van Paul.
Iedereen staarde hem aan.
‘Hé, jij wilde er toch absoluut bij zijn,’ zei Chris.
‘Maar niet tegen elke prijs. En vooral niet als de omstandigheden niet optimaal zijn.’
Chris wees naar zijn horloge. ‘Niet optimaal? Wanneer moeten we dan gaan als we het nu niet doen? Het is bijna halfzeven. Om elf uur zijn we boven, daarna zes uur voor de afdaling, voor mijn part een uur langer, en dan hebben we het achter de rug.’
‘Doe wat jullie willen, maar beslis nu. We hebben geen tijd voor discussies.’ Ana keek iedereen stuk voor stuk aan. ‘Ik loop voorop. Alle anderen proberen in mijn voetsporen te blijven. Eenmaal op de gletsjer zijn jullie daarop aangewezen. Dat je de spleten niet kunt zien, wil niet zeggen dat ze er niet zijn.’ Ana deed haar rugzak om en liep de verandatrap af.
Katie volgde haar en schopte een van de stenen van de vreemde cirkels weg. Acht stenen hadden een cirkel gevormd. Net als de acht gezichten op de foto die Katie had geprobeerd uit haar gedachten te bannen. Een gezicht was inderdaad Koreaans geweest, zoals Benjamin had gezegd. Het was het gezicht van Katies moeder.
De zon won aan kracht en de laatste restjes sneeuw smolten weg. Overal in de rotsgeulen hoopte zich water op of stroomde het in kleine beekjes naar beneden. Terwijl ze het puinveld naar de pas overstaken, waar gisteren nog ruim een halve meter sneeuw had gelegen, probeerde Katie zich te herinneren of haar moeder iets had gezegd over haar beslissing om naar Grace te gaan. Nee, niets, maar dat was tenslotte niet ongewoon. Haar moeder was de zwijgzaamste persoon die ze kende. Oké, als het eropaan kwam kon ze fantastische gesprekken voeren. Het leek alsof ze het begrip smalltalk had uitgevonden. Ze kletste bij voorkeur over het weer of de beste restaurants in Washington. ‘Ach, u kent Nora niet? Dat restaurant aan de Florida Avenue is fantastisch. Daar moet u absoluut een keer naartoe, ik kan het aanbevelen. Wacht, ik heb toevallig een visitekaartje bij me.’ Helemaal geen toeval! Katies moeder had van alles en iedereen altijd visitekaartjes in haar handtas.
Plotseling herinnerde Katie zich weer heel helder wat de reden was dat ze het aanbod van Grace had aangenomen. Het waren de gesloten deuren geweest. Katie was opgegroeid met gesloten deuren en de stemmen daarachter. De stemmen van haar ouders, die zelfs het opgewonden slaan van haar hart overstemden. Ze wist altijd wanneer het om haar ging. Na een van de gesprekken achter de gesloten deur van de bibliotheek had ze de uitnodiging van Grace College ontdekt. Katie had zich namelijk aangewend om altijd de plek van de geheime gesprekken op te zoeken, op zoek naar eventuele sporen in de vorm van woorden die haar ouders per ongeluk hadden achtergelaten.
Ze had de uitnodiging van Grace gevonden, met de aantekening dat ze vanwege haar bovengemiddelde schoolprestaties geen toelatingsexamen hoefde te doen. De brief was aan haar geadresseerd geweest, maar zoals altijd had haar vader de brief opengemaakt.
Katie week uit voor een waterplas die de dooiende sneeuw had gevormd. Paul liep voor haar. Hij had zich aangepast aan het gelijkmatige tempo van Ana. Net als Katie liep hij soepel over het puinveld naar beneden.
Op ongeveer de helft van de afstand veranderde Ana van richting. Ze liep nu naar de oostkant van de gletsjertong. Katie keek naar het panorama voor haar en zag dat ze vanaf dit punt Grace Valley kon zien, dat honderden meters onder hen lag. Het schoolgebouw lag volledig in de schaduw, waardoor het een uitstraling van duisternis en onheil kreeg, terwijl de Ghost straalde in het bijna onwerkelijke licht van de opgaande zon: de hemel boven, de hel beneden.
Opnieuw gingen Katies gedachten terug naar haar moeder. Als zij het echt was op de foto, en er geen vergissing mogelijk was, wat betekende dat dan voor Katie? Waarom stond haar moeders naam niet op de gedenksteen van de vermisten? En waarom had ze niet verhinderd dat haar dochter uitgerekend naar Grace ging? Waarom zou ze? dacht ze spottend. Ze sprak hém tenslotte nooit tegen. En bovendien, welke argumenten had ze kunnen gebruiken? Katie kon zich niet voorstellen dat haar vader wist wat Mi Su in de jaren zeventig op het college had uitgehaald. Anders had hij er nooit en te nimmer in toegestemd dat zijn dochter naar Grace ging. Het was onvoorstelbaar, maar haar vlotte, verzorgde, buitengewoon perfecte moeder had een geheim.
Een paar hartslagen lang voelde Katie een vacuüm in haar hoofd en voelde ze zich bedrogen, maar er kwam al snel een ander gevoel in haar op. Katie kon het in het begin niet goed benoemen, alleen het woord tevredenheid kwam bij haar op.
Ana, die een stuk voor haar liep, riep iets, en Katie zag dat ze de afdaling over het puinveld bijna achter de rug hadden. De pas die de zijtop met de hoofdtop van de Ghost verbond, lag vlak voor hen.
‘Heb je het al gezien? Daar beneden?’ Julia zwaaide naar Katie. Ze had het begin van de pas al bereikt en stond voor de uitloper van de gletsjer. ‘Waanzinnig, vind je niet?’
Katie legde de laatste meters af. Julia had gelijk. Links van haar strekte het puinveld zich naar boven uit tot de hut. Rechts lag de witte gletsjer en daarboven de smalle besneeuwde bergkam die ze vandaag zouden beklimmen. De vallei lag aan Katies voeten. En hij lag niet langer in de schaduw. Het blauwe water van Lake Mirror glinsterde achter het dunne web van mistflarden die uit het meer opstegen. Het schoolgebouw lag erachter. Het leken hier boven speelgoedgebouwen, maar de lucht was zo helder dat zelfs de details zichtbaar waren.
De aanblik maakte Katie niet langer bang. Integendeel, ze voelde iets heel anders.
Ze had het gat in het pantser van haar moeder ontdekt. Ze had er jarenlang naar gezocht en Katie wist precies wat dat voor haar toekomst betekende: macht. Voor het eerst in haar leven had ze macht over haar moeder. En die macht had ze door de vallei gekregen. Katie voelde duidelijk dat de vallei aan haar kant stond. Het zou haar naar de top brengen.
‘Oké!’ Ana’s energieke stem haalde Katie uit haar gedachten. ‘Trek jullie klimgordel en stijgijzers aan en maak de touwen vast.’ Ze wierp David en Paul allebei een touw toe. ‘Hier. Vanaf nu zijn jullie verantwoordelijk voor jullie partners.’
‘Waarom hebben we eigenlijk ijshouwelen nodig?’ vroeg Julia.
‘Daarmee kunnen we elkaar tot biefstuk hakken als we niets eetbaars meer hebben,’ antwoordde Benjamin.