8
‘Paul Forster?’
Terwijl Katie verbazing en nieuwsgierigheid in de ogen van de anderen las, sloegen haar gedachten op hol. Hoe wist hij van hun plan? Wie van de anderen had het hem verteld? Wie had er verdomme gekletst? Benjamin, die zich achter zijn camera verstopte? Chris, die zijn arm om Julia heen had geslagen en tegen het fitnessapparaat leunde? David? Nee, ze zagen er allemaal verward, gespannen en zenuwachtig uit, maar niet schuldbewust.
Katie draaide zich naar de jongen om. ‘Ik heb geen idee waar je het over hebt.’
‘Nee? En wat is dit dan?’ Hij schoof langs Katie, waarbij zijn arm haar schouder raakte, en liep naar de lage kast in de achterste hoek van de bergruimte. In tegenstelling tot de splinternieuwe hypermoderne fitnessapparatuur was hij oud en gekrast en zag hij eruit alsof niemand er de afgelopen jaren naar had omgekeken. Bijna een beetje alsof hij niet uit deze tijd stamde.
Plotseling klopte Katies hart in haar keel. Paul wist van de kast! Had hij haar bespioneerd toen ze twee dagen geleden hier was en het slot had gekraakt? Dat moest wel! Volkomen kalm pakte hij het hangslot dat Katie bij wijze van voorzorgsmaatregel aan de kastdeuren had vastgemaakt, zodat de beschadiging niet opviel, en trok hem open. De uitrusting die Katie had ontdekt, werd zichtbaar: touwen, integraalgordels, heupgordels, haken, stijgijzers, karabijnhaken en ijsbijlen.
Paul Forster pakte er een, nam hem van de ene hand in de andere en dacht even na. ‘Jullie hebben me nodig,’ zei hij daarna met een ondefinieerbaar lachje.
‘O ja? Waarvoor dan?’ vroeg Katie spottend terwijl ze tegelijkertijd bedacht hoe ze van hem af kon komen zonder dat er iets van hun plan bekend werd.
Hij bracht zijn hand naar achteren en haalde lachend iets uit de zak van zijn spijkerbroek. ‘Ik ben de enige die een kaart heeft.’
Katie kromp in elkaar. Ze zag dat de anderen gefascineerd naar de jongen staarden. Paul vond het duidelijk prachtig om de kaart maar heel langzaam uit te vouwen. Het papier was oud, versleten en broos bij de vouwlijnen. Voorzichtig spreidde hij hem uit op de stoffige grond van de bergruimte. Katie kon de kop niet over het hoofd zien: solomon national forest.
Ze voelde dat er een warme golf door haar heen stroomde. Die gozer had de kaart! De kaart waarnaar ze zo lang tevergeefs had gezocht. Ze keek hem verbijsterd aan en hij keek geamuseerd terug met ogen in een kleur die haar verschrikkelijk irriteerde. Ze waren zo lichtbruin dat het bijna geel leek, en het lukte haar niet om weg te kijken. Hoewel ze er geen flauw idee van had wat Paul wilde, had ze tegelijkertijd het gevoel dat ze een bondgenoot had gevonden.
‘Hoe kom je daaraan?’ hoorde ze zichzelf vragen.
‘Het is duidelijk dat jullie de beklimming zonder deze kaart kunnen vergeten. Hoe ik eraan kom, is niet belangrijk.’
Toch wel, dacht Katie, dat is heel belangrijk. Maar ze negeerde alle alarmbellen die binnen in haar rinkelden en gaf toe aan haar nieuwsgierigheid. Het volgende moment knielde ze al naast hem op de grond en boog zich over de kaart.
Ze herkende het Ghostmassief naast Lake Mirror meteen. Daarachter lag de gletsjer, waarvan ze de naam voor het eerst las: Never Summer Fields. En het bergmassief heette niet gewoon Ghost, maar ook die toppen hadden namen: White Soul, Blue Mind en Black Spirit.
‘Hoe weet je trouwens wat we van plan zijn?’ Chris had tot nu toe alleen gekeken, maar kwam nu dichterbij.
‘Je hoort weleens wat,’ antwoordde Paul. ‘En ik hou mijn ogen altijd open.’
Onwillekeurig staarde Katie naar zijn schoenen. Hij droeg een oeroud model versleten Adidas-loopschoenen.
Plotseling bedacht ze iets. Vanochtend bij de rots, vlak voor de steenslag, had ze een schaduw boven zich zien. En daarna had ze heel even het overweldigende gevoel gehad dat ze niet alleen was. Had Paul daar misschien gestaan? Maar zelfs als dat zo was, hoe moest hij dan van hun plan weten?
Ze schudde haar hoofd en boog zich weer over de kaart. Haar vingers gleden over de weg die ze had uitgezocht. Yes, ze wist het. Ze had helemaal gelijk gehad.
Ze keek op. ‘De kaart vertelt me niets wat ik niet al wist,’ zei ze zo koel mogelijk. Het volgende moment knielde Paul vlak naast haar. Zijn arm raakte de hare toen hij hem uitstrekte en met zijn wijsvinger over het broze papier gleed, over de rode stippellijn die langs de berg omhoogliep.
‘Eerst lopen we langs de oever tot hier ongeveer. Daarna buigen we rechts af naar de voet van de steile wand. Dan moeten we volgens mij in oostelijke richting om de berg heen om aan de achterkant bij de gletsjer te komen. We steken de gletsjer in de bergpas over en beklimmen de zuidkam naar de top.’
Zijn handen, die smal en gevoelig waren, pasten niet bij de rest van zijn uiterlijk.
Ze kwam abrupt overeind en deed een stap naar achteren.
Chris nam haar plaats in, knielde naast Paul en bestudeerde de kaart. ‘Als ik het goed zie, Katie, dan hebben we al een dag nodig om bij de gletsjer te komen.’
‘Daarom overnachten we ook in de hut.’
Chris schudde zijn hoofd en keek naar haar op. ‘Ik zie geen hut op de kaart.’
‘Ana zegt dat er een is. Vandaar kunnen we de gletsjer oversteken.’
‘En waar is Ana? Ik wil graag weten met wie ik te maken heb.’
‘Jullie leren haar vroeg genoeg kennen. Haar familie heeft een blokhut in het bos. We ontmoeten haar hier ongeveer.’ Katie wees een plek op de kaart aan. ‘Ze wacht bij de oever van het meer op ons, op het punt waar een pad vanaf het meer in de richting van de Ghost loopt.’
‘En waar ligt de berghut?’
Katie wees naar de lagere top naast de Ghost. ‘Daar boven. Van daaruit lopen we via het puinveld naar beneden en…’
Paul onderbrak haar en ze hoorde in zijn stem dezelfde opwinding die zij voelde. ‘… dan begint het gletsjergebied en ons eigenlijke avontuur.’
Het werd stil. Julia, Benjamin en David leken niet te weten wat ze ervan moesten denken. De spanning was voelbaar en Katie wist dat haar volgende woorden beslissend zouden zijn. Ze haalde adem, kwam overeind en pakte haar rugzak.
‘Ik heb een alfabetische lijst gekopieerd van de uitrusting die we nodig hebben. Als iemand iets niet heeft, dan regelen we dat. Het belangrijkste zijn schoenen, maar jullie hebben ook warme kleding, regenjassen, een goede rugzak en een slaapzak voor de overnachting nodig. Stijgijzers, touwen en zekeringen liggen in deze kast. Neem voldoende proviand mee. Water kunnen jullie het beste in plastic flessen meenemen. Die wegen niets als ze leeg zijn. Hoe minder bepakking, des te beter. Alleen wat jullie echt…’ De deur van de bergruimte ging piepend open. Katie kromp in elkaar en draaide zich om. Het volgende moment kreunde ze hardop.
Uitgerekend Debbie. Wat wilde die hier? Ze kon toch niet serieus van plan zijn samen met hen de Ghost te beklimmen? Debbie was de laatste die op haar lijst stond. Hoewel Paul daar ook niet op stond, schoot het door haar hoofd.
‘Wat is er?’ vroeg ze geïrriteerd.
Rose verscheen achter Debbie in de deuropening en maakte een verontschuldigend gebaar. ‘Ik kan het niet uit haar hoofd praten,’ zuchtte ze. ‘Ze wil mee. Zeg jij tegen haar dat ze dat niet redt?’
‘Ik kan het,’ zei Debbie terwijl ze uitdagend in het rond keek. ‘Ik kan het.’
‘Je bent al buiten adem als je met de lift omhooggaat.’ Benjamin haalde overdreven hijgend adem. ‘Je hijgt bij elke traptrede alsof je longkanker in het eindstadium hebt.’ Hij draaide zich met een grijns naar Katie om. ‘Of heb je een zuurstofmasker in die kast liggen?’
‘Jij doet toch ook nooit aan sport,’ siste Debbie.
‘Ik hoef niet aan sport te doen. De goden hebben me onzichtbare krachten gegeven. Maar jouw benen zijn drilpudding. En je moet niet alleen je bepakking omhoogsjouwen, maar ook vijftien kilo overgewicht.’
‘Als jullie me niet meenemen, dan verraad ik jullie.’ Debbie sloeg haar armen over elkaar en er lag een boosaardige uitdrukking op haar gezicht. ‘Ik meld het aan de decaan. We gaan allemaal of er gaat niemand.’
Chris was de eerste die reageerde: ‘Dat zou ik maar laten. In je eigen belang.’
‘Ik moet wel naar de decaan,’ vertelde Debbie terwijl ze haar armen verontschuldigend in de lucht stak. ‘Ik heb geen keus. Stel dat er iets met jullie gebeurt. Ik moet het melden.’
‘O ja?’ Julia keek naar David, die zijn schouders ophaalde, waarna ze een stap naar voren deed. ‘Ik zal je eens wat zeggen, Debbie. Wat mij betreft kun je een wit voetje halen bij de decaan als je daar behoefte aan hebt.’
‘En als je daar klaar mee bent,’ ging Chris verder, ‘hoef je je hier op school niet meer te vertonen. We zorgen ervoor dat geen mens nog een woord tegen je zal zeggen. Zo gaat het namelijk als een student een ander verklikt. Snap je?’
Debbie begon te huilen, zoals ze altijd deed als ze haar zin niet kon doordrijven.
Katie onderdrukte met moeite een kreun. Dit liep helemaal verkeerd. Ze had overal rekening mee gehouden, alleen niet dat Debbie haar plan verknalde doordat ze zich serieus verbeeldde dat het haar zou lukken de Ghost te beklimmen.
Uitgerekend Paul redde de situatie. Hij ging naast Debbie staan en sloeg zijn arm om haar schouders. ‘Hé, rustig maar,’ zei hij. ‘Jij bent toch Deborah?’
Debbie knikte in tranen. ‘En jij?’
‘Paul Forster.’
Debbie wilde iets zeggen, maar hij liet haar niet aan het woord komen, wat op zich al een prestatie was.
‘Deborah, ze bedoelen het niet zo,’ ging hij verder. ‘Hebben ze je niet verteld waarom ze willen dat je hier blijft?’
Debbie droogde onmiddellijk haar tranen en staarde hem wantrouwend aan terwijl hij zich naar de anderen draaide en ondertussen verder praatte. ‘Jullie hadden het haar moeten vertellen.’
‘Wat? Wat moeten ze me vertellen?’
Niets, had Katie graag antwoord, maar ze hield haar mond. Ze was benieuwd hoe Paul zich hieruit zou kletsen. ‘Natuurlijk hoor je bij het team,’ zei hij de volgende seconde met een doodernstige gezichtsuitdrukking. ‘We zijn zelfs helemaal afhankelijk van je. We hebben hier beneden iemand nodig die ons dekt als onze verdwijning opvalt. Bovendien is het schoolgebouw ons basiskamp en we moeten iemand hebben die in contact met ons blijft, voor het geval we op de berg uit elkaar moeten gaan. Iemand moet de groepen dan met behulp van onze mobieltjes coördineren.’
Debbie aarzelde. Katie hield haar adem in. De actie van Paul was behoorlijk doorzichtig en Debbie was niet zo dom als ze zich voordeed. Aan de andere kant was de hele scène – er was geen sprake van dat ze mee wilde – vermoedelijk puur voor de show. Benjamin had namelijk volkomen gelijk wat betreft Debbies relatie met sport. Ze zou nooit vrijwillig in actie komen, laat staan zo’n zware tocht in overweging nemen. Nee, het ging er haar alleen om dat ze niet werd overgeslagen. In dat opzicht bood Pauls voorstel haar de perfecte gelegenheid om zich zonder gezichtsverlies terug te trekken.
En inderdaad snikte Debbie nog een keer en veegde daarna over haar gezicht. Ze kneep haar ogen tot spleetjes en nam Paul nauwkeurig op. ‘Paul Forster?’ vroeg ze. ‘Is meneer Forster je vader? Die heeft toch een zoon die met proefverlof is…’
‘Dat klopt…’ antwoordde Paul terwijl hij Katie doordringend aankeek. ‘Daar gaat het hier toch juist om? We willen de vrijheid voelen.’