11
Julia luisterde, maar behalve de zompige geluiden van de moerasachtige grond onder haar voeten hoorde ze nauwelijks iets. Ze liepen allemaal zwijgend in gedachten verzonken achter elkaar aan. Alleen Katies ademhaling – of misschien was het die van haarzelf – doorbrak de stilte.
Op dit pad, als je het zo kon noemen, had al heel lang niemand meer gelopen. Op de smalle strook tussen bos en moeras groeiden het riet en de struiken meters hoog. Het onweer van de afgelopen zomer had zijn sporen achtergelaten. Blijkbaar hadden de zware regenbuien en stormen die de vallei sommige nachten hadden geteisterd, een merkwaardig zigzaggend pad tussen het struikgewas achtergelaten, dat ze nu volgden. Als ze echt niet verder konden, dan sloegen ze met takken die ze onderweg verzamelden de struiken opzij. Het kostte enorm veel kracht, kracht die ze eigenlijk nodig hadden voor de beklimming die voor morgen gepland stond. Alleen Paul leek het fantastisch te vinden om de weerbarstige takken weg te maaien met een mes dat hij uit zijn rugzak had gehaald. Hij gedroeg zich alsof hij zich een weg door de jungle baande. Het deed inderdaad aan een jungle denken, dacht Julia.
Weliswaar werd de stank minder naarmate ze verder bij het meer uit de buurt kwamen, maar Ana, die met David vooropliep, leidde hen steeds verder van de bosrand vandaan, waardoor er helemaal geen schaduw meer was en het steeds warmer en benauwder werd. Het struikgewas wisselde af met metershoog riet waarin modderpoelen en kleine waterplassen verborgen lagen. Het ergste was niet de muffe lucht die in de ochtendzon boven het moeras hing, maar de kleur van het water dat tussen de riethalmen klotste. Slijmerig, donkergroen, rioolbruin, ettergeel.
Julia dacht nog steeds aan de vogel en hoe snel het moeras hem had opgeslokt. Alsof er in de diepte van het moeras wezens bestonden die hun lange vingers, gecamoufleerd als rietstengels, uitstaken naar alles wat leefde. Ondanks de hitte liep er een rilling over haar rug. Ze kreeg een visioen in haar hoofd van gezichten die elk moment uit het slijmerige groen op konden duiken. Met menselijke gezichtstrekken, die in de drassige grond verstard waren tot maskers. De stemmen van de anderen drongen vanuit de verte tot haar door. Ze hoorde dat iemand haar naam riep.
Benjamin voelde zich enorm aangetrokken tot het moeras. Hij verdween telkens tussen de hoge rietstengels, waardoor hij niet zichtbaar was. Alleen zijn voetstappen, die door het moeras liepen, waren te horen. De spetterende geluiden als hij in een plas water stapte, werkten Julia op haar zenuwen. Op een bepaald moment dook hij weer op en vermaakte zich door met een lange stok in de modder te prikken.
Chris, die zwijgend voor haar liep, had zich al een hele tijd niet meer naar haar omgedraaid. Hij had haar de vorige avond onder druk gezet om te vertellen waarom ze de Ghost wilde beklimmen. Ze had het niet willen zeggen, maar zelfs als ze dat wel had gewild, had ze niet geweten hoe ze het had moeten uitleggen. Nu leek hij haar met minachting te straffen. Hij liep de hele tijd naast Paul, die vanuit het niets was opgedoken.
Ze probeerde een blik op de steile wand van de berg te werpen, die ze vanaf de oever goed hadden kunnen zien, maar het hoge riet belemmerde het uitzicht.
Wat ze deden was verkeerd, besefte Julia. Het voelde niet goed, zelfs als iets wat ze tegen elke prijs moesten vermijden. Iets onvermijdelijks, wat ze niet precies kon benoemen, wachtte op hen. Met elke stap voelde ze zich somberder worden. Wat een ironie dat de hemel in tegenstelling daarmee zo vreemd blauw was, en de zon zo ongelooflijk straalde.
Julia bleef staan en veegde het zweet van haar voorhoofd. Het terrein werd steeds moeilijker begaanbaar. Zuchtend kwam ze weer in beweging en sloot zich bij de anderen aan. Ze hoorde dat Ana met de jongens over de onderaardse rivier praatte alsof deze inderdaad zou bestaan, een rivier die dood en verderf met zich meebracht. Julia wilde dat Robert hier was om paal en perk aan deze fantasie te stellen.
Katie haalde Julia in. Haar huisgenootje, dat het grootste deel van de weg naast haar had gelopen, had inmiddels een ritme aangenomen dat Julia verschrikkelijk inspannend vond. Het ene moment liep ze langzaam, alsof ze aarzelde, om even later zo snel te lopen dat Julia moeite had om haar bij te houden. Zodra ze de jongens bijna had ingehaald, ging ze weer langzamer lopen, alsof ze aarzelde.
‘Heb jij Paul weleens op school gezien?’ hoorde ze Katie vragen.
‘Hij is me nooit opgevallen, en ik wist ook niet dat Forster een zoon had. En dan nog wel een met proefverlof.’
‘Debbie,’ antwoordde Katie minachtend. ‘Wie gelooft wat Debbie vertelt?’
‘Hij heeft het niet tegengesproken, dus ik denk dat het waar is,’ zei Julia nadenkend terwijl ze aandachtig naar Pauls rug keek, alsof ze daaraan kon zien wat voor type hij was. Ze vond dat hij iets autoritairs over zich had, maar was dat anders bij Chris? Ja, dat was het, want Chris maakte haar telkens weer onzeker met zijn stemmingswisselingen. Paul daarentegen leek precies te weten wat hij wilde. ‘Jij vertrouwt hem ook niet,’ ging ze verder.
Katie gaf geen antwoord, zodat Julia dacht dat ze haar niet gehoord had, maar plotseling zei ze: ‘Hij heeft de kaart.’
‘Maar Ana weet de weg toch?’ antwoordde Julia. Ze kreunde. ‘Ik ben dolblij als we eindelijk uit dit verdomde moeras zijn. Ik ben bij elke stap bang dat ik wegzak. Ik wil niet weten wat er daar beneden allemaal rot. Ik hoop echt dat we het moeras bijna achter ons hebben.’ Ze zweeg even en ging daarna verder. ‘Stel je voor dat Debbie hier was. Haar gejammer zou ik op dit moment echt niet kunnen verdragen.’
Katie lachte even. ‘Hoe is ze ooit op het idee gekomen? Soms denk ik dat haar hersenen door een of ander virus besmet zijn. Ik heb nog nooit iemand gekend die zo weinig zelfkennis heeft als Debbie. Kijkt ze nooit in de spiegel?’
Benjamin dook plotseling achter hen op. ‘Hé, stoppen! Blijf eens staan!’
Julia draaide zich om. Op Benjamins gezicht lag een uitdrukking van triomf en spanning en in zijn uitgestrekte hand hield hij een tak vast waaraan verrotte rietstengels hingen, en nog iets. Het was bruin en rechthoekig.
‘Hé, mannen! Meiden! Dit moeten jullie zien! Het moeras geeft zijn schatten vrij.’
De vier voor Julia bleven staan. David zei iets tegen Chris en ze kwamen samen teruglopen, terwijl Ana en Paul besluiteloos bleven staan.
Benjamin haalde het bruine ding van de tak, liet het vallen en kwam met het voorwerp in zijn hand naar hen toe.
‘Speel je soms Indiana Jones?’ riep Chris.
Benjamin veegde het voorwerp schoon, draaide het een paar keer om, klapte het open en riep: ‘Waanzinnig! Het is een portemonnee!’
Hij floot zachtjes tussen zijn tanden en haalde er iets uit. Een paar seconden lang heerste er een gespannen zwijgen, tot Benjamin de inhoud als een trofee omhooghield.
Julia zag bijna meteen wat het was. Ze richtte haar blik op het moeras, dat zich als een breed, groen pad tot aan de voet van de Ghost uitstrekte. Maar als je je concentreerde en op de details lette, zag je de zachte bodem en de bijna zwarte waterpoelen. Daar moesten ze voor oppassen, ze waren gevaarlijk en konden op elk moment mensen in de diepte trekken.
Wat Benjamin had gevonden, leek op het eerste gezicht onschuldig. Het was een foto.