16
‘Graffiti uit het stenen tijdperk. Dit is pure waanzin. Jezus, die tekeningen moeten oeroud zijn.’ Benjamin was naast Chris gaan staan en bekeek de tekeningen op de wand.
Katie kreunde ontzet bij de gedachte aan wat er nu zou komen. En inderdaad, Benjamin gooide zijn rugzak op de grond en had meteen daarna zijn camera in zijn hand.
‘Wat denken jullie?’ Paul verlichtte de wand. ‘Wat hebben deze tekeningen te betekenen?’
‘Geen idee,’ antwoordde Chris.
‘Misschien was het ooit een offerplaats van grotbewoners,’ speculeerde Paul.
‘Ik weet niet of die smileys kenden.’ Benjamin lachte. ‘Iemand heeft gewoon over de oude tekeningen heen getekend. Hé, Katie, heb jij dat gedaan? Je naam staat erbij!’
Zelfs in het halfdonker zag Katie dat de anderen naar haar staarden. ‘Zie ik eruit alsof ik drie jaar oud ben en op muren teken? Controleren jullie eigenlijk nooit iets? Als jullie beter kijken, dan komen jullie misschien op het idee wie hier voor ons geweest zijn en de oorspronkelijke tekeningen met hun stomme gekrabbel geruïneerd hebben.’
Het werd stil.
Julia begreep het als eerste. Haar stem was toonloos terwijl ze telde. ‘Een, twee, drie… Het zijn er precies acht.’
Benjamin lachte weer. ‘Goed, dan weten we eindelijk wat er met onze verdwenen studenten gebeurd is. Waarschijnlijk hebben ze dezelfde weg genomen als wij. En omdat dit een oeroude indiaanse offerplaats is, hebben ze met dat peaceteken en hun gekrabbel de toorn van de goden over zich afgeroepen, en die hebben ze voor eeuwig vervloekt.’ Hij legde zijn hoofd in zijn nek en stootte een gehuil uit, dat tegen de tegenoverliggende rotswand weerkaatste.
Onwillekeurig liep er een rilling over Katies rug. Ze wilde iets zeggen, maar Julia siste met een zijdelingse blik op Ana, die met een versteende gezichtsuitdrukking toekeek: ‘Hé, stop onmiddellijk met die onzin!’
Benjamin stak zijn armen in de lucht. ‘Sorry, babe,’ zei hij. ‘Ik wist niet dat je zo teergevoelig was.’
Chris liep naar de rotswand, dacht even na en ging toen met zijn rug tegen de rots staan. ‘Julia, kom eens. Ik durf te wedden dat rechts van mij een meisje heeft gestaan. Misschien staan haar initialen in het hart.’
Julia verroerde zich niet. Katie voelde dat haar vriendin om de een of andere reden heel emotioneel was, wat Chris niet leek te merken. Of hij negeerde het gewoon. Hij ging zo staan dat hij precies in de omtrek paste en trok Julia naar zich toe. Zijn hand raakte het silhouet naast hem aan. ‘Ik denk dat ze elkaars hand vasthielden. Toen was alles nog in orde. Hé, Benjamin, je moet dit filmen.’
Natuurlijk liet Benjamin zich dat geen tweede keer zeggen. ‘Gaaf idee. Julia, ga eens wat dichter bij Chris staan.’
‘Ja, schat!’ Chris trok Julia met een overdreven gebaar naar zich toe. ‘Ik wilde je altijd al een keer bij een indiaanse offerplaats kussen. Wie weet wat de goden daarover zeggen?’
Katie wist niet of het gedrag van Chris doelbewust gemeen of eerder gedachteloos was, maar ze zag Julia’s reactie. Haar gezicht vertrok van ontzetting en afschuw. Op hetzelfde moment deed David een stap in haar richting, en toen gebeurde er iets wat Katie volledig verraste. Haar huisgenootje, dat ze als stil en terughoudend kende en dat daarnet iedereen nog had gevraagd om bij elkaar te blijven, rende gewoon weg. Zonder een woord te zeggen rende ze de tunnel in en het volgende moment was ze in de duisternis verdwenen.
‘Julia,’ schreeuwde David geschrokken. ‘Kom terug!’
Er gebeurde niets. Julia bleef weg.
‘Jullie denken misschien dat dit een spelletje is,’ hoorden ze Ana zeggen. Ze maakte zich los uit de schaduw, waar ze de scène zwijgend had bekeken, zoals haar karakter was. ‘Een grapje. Maar dat is het niet. Om de berg boven ons te bedwingen moeten we ons leven op het spel zetten. En ja, jullie hebben gelijk.’
‘Gelijk? Waarin?’ vroeg David. Zijn stem klonk zowel zenuwachtig als bezorgd. ‘Wat bedoel je?’
‘Degenen die deze grottekeningen verstoord hebben met hun stompzinnige spreuken en gekrabbel, hebben daarmee een vloek over zich afgeroepen. Niet omdat bepaalde geesten van indianenopperhoofden zich op ze wilden wreken, maar om een heel eenvoudige reden: ze hebben de expeditie niet serieus genomen.’
Ana maakte de helm die aan een riem aan haar rugzak hing los en zette hem op. ‘Jullie zijn net als zij.’ Ze draaide zich om.
‘Wat hebben ze niet serieus genomen?’
Ana keek over haar schouder. ‘Ze hebben blijkbaar geen moment geloofd dat de omtrekken op de rotswand het enige zou kunnen zijn wat er van ze overbleef.’
Er liep een koude rilling over Katies rug. Het gebulder van de onderaardse rivier was nog altijd verstomd en de stilte drukte ineens net zo op haar als de rots.
Ana stak haar hand op. ‘Oké, terug naar de orde van de dag. We moeten Julia inhalen. Zet jullie helmen op. De tunnel wordt over een paar honderd meter behoorlijk onaangenaam. Hou er rekening mee dat het krap wordt. En wees voorzichtig! Eén verkeerde beweging en jullie veroorzaken steenslag. Bovendien is de tunnel op sommige plekken zo laag dat jullie op jullie waardevolle hoofden moeten letten. In Fields wordt gezegd dat er op Grace alleen genieën zitten. Ik weet niet of het hetzelfde als met voetbal is. Zijn jullie hersenen ook voor miljoenen verzekerd?’
Niemand nam de moeite om antwoord te geven. Ana’s beschrijving had hen allemaal sprakeloos gemaakt.
De berggids gaf Katie het begin van een touw en sloeg het andere eind rond haar middel. ‘Iedereen houdt zich aan het touw vast. Ik loop voorop, Katie loopt achteraan. En nu zet ik mijn hoofdlamp uit, want blijkbaar denkt niemand van jullie eraan dat we energie moeten besparen. Op de top van de Ghost is geen supermarkt waar je batterijen kunt kopen.’
‘Maar hoe zit het met Julia?’ vroeg David. ‘Ze heeft haar helm niet eens opgezet.’
‘Des te belangrijker is het dat we haar zo snel mogelijk inhalen. Als jullie die superieure intelligentie eens een keer voor de echt belangrijke dingen zouden gebruiken, in plaats van hier beneden onnozel te doen, dan was het jullie duidelijk geweest waarmee jullie je inlaten.’
‘Julia!’ Er klonk blinde paniek in Davids stem terwijl hij riep. ‘Hé, Julia, kom terug!’
‘Verdomme, hou je kop!’ onderbrak Ana hem ongeduldig. ‘Elk hard geluid kan steenslag veroorzaken. Heb je ooit van geluidsgolven gehoord?’
‘Maar Julia weet daar niets van.’ David gaf het niet op. ‘Ze heeft er toch geen idee van…’ Hij draaide zich naar Chris. ‘Hoe kon je? Je hebt toch gezegd dat je op haar zou letten? Als er iets met haar gebeurt, dan maak ik je af.’
‘O ja?’ Chris bleef heel rustig. ‘En denk je nu dat ik bang voor je ben? Zo’n watje als jij ben ik nog nooit tegengekomen. Denk je dat ik niet weet dat je verliefd op haar bent? Maar ik zal je iets zeggen! Julia wil geen loser zoals jij.’
Katie deed een stap naar voren. ‘Wat is er met jullie aan de hand?’ siste ze. ‘Dit is niet de juiste plek of het juiste moment voor jullie machogedoe! Laten we hopen dat Julia bij de volgende bocht op ons wacht.’
Zwijgend zetten ze hun helm op en de een na de ander deed zijn hoofdlamp uit.
Voordat Katie haar lamp uitzette, boog ze zich naar Ana toe. ‘Waarom heb je me verdorie niet eerder over deze tunnel verteld?’
‘Je hebt het nooit gevraagd.’
Ana had niet overdreven. De weg door het voorste stuk van de tunnel was een makkie geweest. Wat nu kwam was de hel. In elk geval doorstond Katie alle kwellingen van een hel, tot ze alleen nog de vertwijfelde wens voelde om de rotswanden weg te duwen. Haar paniek was zo groot dat ze één moment echt geloofde dat ze het kon. Ze stak haar hand naar rechts uit en raakte de rots, maar ze greep in iets zachts, zodat ze hem meteen terugtrok. Haar vingers hadden geen koude steen aangeraakt, maar iets anders. Het was vochtig geweest, alsof de rotswand was begroeid met klimplanten, wat natuurlijk onmogelijk was, omdat er in deze tunnel geen licht kwam. Maar mos en algen konden hier heel goed groeien.
Ze kwamen maar moeizaam vooruit, wat deels door de duisternis kwam en deels omdat het plafond steeds lager werd. Het was niet meer voldoende om hun hoofd in te trekken en al snel konden ze alleen nog gebukt vooruitkomen, wat ontzettend veel kracht kostte. Ze moesten voorzichtig zijn omdat hun rugzak telkens tegen het plafond stootte en er steeds vaker gruis op hun hoofd dwarrelde. Bovendien hadden ze het gevoel dat ze voortdurend klommen.
In het begin had een van de jongens steeds weer luid gevloekt, maar het waarschuwende ‘Sst’ van Ana en een vreemd, krakend geluid hadden daar een eind aan gemaakt.
Het enige wat Katie kon doen was tellen en niet nadenken. Dat was de enige manier om het vol te houden. Gewoon haar gedachten uitschakelen. Maar hoe meer ze dat probeerde, des te moeilijker vond ze het. Telkens weer zag ze Julia voor zich, die in deze zwarte tunnel was weggerend zonder te weten wat haar te wachten stond, zonder waarschuwing wat voor risico ze daarmee nam. En al snel telde Katie haar passen niet meer, maar werd ze nog maar door één gedachte beheerst: waar was Julia?
‘Waar is ze verdorie?’ hoorde ze David, die vlak voor haar liep, op hetzelfde moment fluisteren. ‘We hadden haar toch al lang moeten inhalen.’
‘Ik heb er geen idee van,’ antwoordde ze zachtjes.
‘Chris is zo’n idioot.’ David voegde er nog iets aan toe wat Katie niet verstond.
‘Jullie zijn allebei idioten,’ siste ze terug. ‘Kunnen jullie je loopgravenoorlog niet houden als we op school zitten en ons vervelen?’
Loopgravenoorlog.
Zodra ze het woord had uitgesproken, klonk er een geluid waardoor ze allemaal stil bleven staan. Een gedonder rolde door de tunnel, recht op hen af. Maar het was niet langer het gedonder van water, dat steeds zwakker was geworden naarmate ze zich verder van de ingang hadden verwijderd.
Katie botste tegen David, die was blijven staan. ‘Wat is er aan de hand?’
‘Geen idee.’
Katie deed haar hoofdlamp aan.
Ana stak haar hand op en gebaarde dat ze stil moesten zijn. Daarna maakte ze het touw los dat ze om zich heen had geslagen en ging op haar knieën zitten. Paul, die vlak achter haar liep, wilde hetzelfde doen, maar Ana schudde haar hoofd en kroop door de gang. De duisternis slokte haar figuur sneller op dan Katie voor mogelijk had gehouden.
Op hetzelfde moment voelde ze dat het moeilijker werd om adem te halen en plotseling begreep ze het: het was niet alleen de duisternis! Er hing een grijze nevel in de lucht.
Ze hield haar lamp boven zich en zag de stofwolken die op ze af kwamen.
‘Steenslag!’
Katie had er geen idee van wie het woord had uitgesproken, maar het was haar in een fractie van een seconde duidelijk wat het betekende. Net als ze destijds onmiddellijk had begrepen wat het betekende toen het touw waaraan Sebastien had gehangen plotseling slap werd. Ergens voor hen was gesteente losgekomen en ergens voor hen was…
‘Julia!’
Maar één naam. Maar één woord. Op het verkeerde moment uitgesproken. Op de verkeerde plek. Maar één woord. Het kon niet alleen de relatie tussen twee mensen verstoren, maar een hele wereld laten instorten. Eén enkele naam, die David schreeuwde.
Katie handelde zonder na te denken. Ze strekte haar hand uit en drukte hem stevig op Davids mond, waardoor de vertwijfelde schreeuw overging in verstikt hijgen. Daarna trok ze hem naar de grond voordat de stenen op hen neervielen en ze het gevoel had dat ze er voor altijd onder begraven zou worden.
Katies vroegste herinnering was een hoge muur van grijze steen. Een tuin. Bloemen die zo zoet geurden dat ze er misselijk van werd. En stemmen van vrouwen. Als ze niet beter wist, had ze deze herinnering als zingen in haar geheugen gehad. Want later, wanneer haar ouders haar meesleepten naar de opera, hadden de vrouwelijke sopraanstemmen precies dezelfde misselijkheid opgeroepen.
Voor muren was ze vroeger nooit bang geweest. Muren waren alleen grenzen waarachter het avontuur op haar wachtte, of beter nog, een wereld die iets beloofde. Wat dat iets was, had ze niet kunnen beschrijven, maar als kind had ze al besloten dat dat niet belangrijk was. Belangrijk was alleen dat de muur een grens vormde. Een grens bij de rivier waar ze niet mocht komen. Later de grens waarachter de straten lagen die naar plekken leidden waar ze niet mocht komen. Een grens die je niet mocht oversteken.
Ze had echter altijd gevoeld dat straten en rivieren naar een doel leidden, een weg beschreven die haar heel sterk aantrok.
Op die dag in Korea, ze was drie of vier jaar geweest, had ze eerst een hele tijd voor de muur gestaan en ernaar gekeken. Tot er een kat was verschenen, die geen seconde nadacht maar moeiteloos op de muur sprong en een tijd op de rand balanceerde, tot hij aan de andere kant spoorloos verdween. Katie had de kat nooit teruggezien, maar ze had begrepen dat muren betekenden dat er een andere kant was om te ontdekken.
En ze wist nog precies wat ze op dat moment had gedacht. Nou ja, misschien was het geen echte gedachte geweest maar eerder een gevoel. Ze had gewoon geprobeerd wat de kat haar had voorgedaan. En ze wist nog heel precies dat ze tamelijk ver was gekomen, want het zingen in de tuin achter haar was plotseling opgehouden. Handen hadden haar vastgepakt en naar beneden getild. Ze hadden haar een standje gegeven en dat was het eind van haar avontuur geweest.
Ze had geschreeuwd als een mager speenvarken. Tot vandaag wist ze niet wat er achter die muur had gelegen. Maar één ding was duidelijk, ze had als driejarige al begrepen dat muren je opsloten. En dat was iets wat ze niet kon accepteren.
Ze kwam overeind. Automatisch greep haar hand naar de hoofdlamp om hem aan te zetten, tot ze besefte dat de lamp al aan was. Er was alleen te veel stof in de lucht om iets te kunnen zien.
‘Alles in orde?’ De stem klonk heel vreemd. Katie wist meteen wie zich over haar heen boog. Paul.
‘De tunnel is ingestort!’
Katie keek naast zich en zag een schaduw. Ineens realiseerde ze zich dat het David was. ‘David? Is alles in orde, David?’
Geen antwoord.
‘Ben je gewond?’
‘Met mij gaat het goed. Maar Julia…’
Katie kalmeerde toen Davids stem steeds krachtiger klonk. Hij kwam overeind; zijn geschrokken gezicht leek in de stofnevel eerder een grimas.
Katie keek om zich heen. ‘Chris, Ana?’
‘Hier.’ De een na de ander kwam ongedeerd uit de duisternis tevoorschijn. Hun gezichten waren zwart van het stof en Katie kon niet zien wat er in hen omging. Ze kon het zich echter indenken.
Chris’ stem was verstikt toen hij naar David toe kroop. ‘Verdomde idioot!’ Hij siste meer dan hij sprak. ‘Wie van ons tweeën heeft er nu voor gezorgd dat Julia gevaar loopt?’ Hij haalde hijgend adem. ‘Nu luister je heel goed naar me. Als er iets met haar gebeurd is, dan vermoord ik je.’
Hij maakte aanstalten om zich op David te storten, maar Katie hield hem tegen. Het laatste wat ze hier beneden nodig hadden waren twee jongens die met elkaar vochten.
David kromp in elkaar. ‘We moeten haar zoeken,’ fluisterde hij vertwijfeld. ‘Meteen. We mogen geen tijd verliezen.’
‘Dat kun je vergeten.’ Paul kon niet rechtop staan, zijn hoofd stootte bij elke beweging tegen het plafond. ‘We kunnen niet verder. De steenslag heeft de doorgang versperd. Wij hebben alleen de uitloper gevoeld.’
David schoof langs hem heen. ‘Dan moeten we de tunnel vrijmaken.’
‘Waarmee? Met je handen?’
David gaf geen antwoord maar liep naar de versperring. Chris liep vlak achter hem aan.
‘Ik weet hoe je je voelt als het leven van je grote liefde op het spel staat,’ hoorde Katie Paul fluisteren. ‘En jij weet het ook. Wat denk je, Katie? Kan iemand daar ooit overheen komen?’
Hij wist het. Paul Forster wist wat er met Sebastien was gebeurd en welke rol Katie daarbij had gespeeld. En nee, ze zou daar nooit overheen komen, maar ze kon haar verleden niet veranderen. Het enige wat ze kon doen was David helpen.
Tot vandaag had ze niet vermoed dat David verliefd was op Julia. Maar dat kwam ervan als je probeerde om de heilige te spelen en je aan de regels te houden. Regels waren muren waarachter lafaards zich verschansten. De ironie van het noodlot was alleen dat hij nu zij aan zij met zijn aartsrivaal over de stenen naar de plek kroop waar de rotsblokken de weg tot het plafond hadden versperd. Het licht van zijn lamp flakkerde in het tempo van zijn vertwijfelde pogingen om zich een weg door het puin te banen.
‘Hé, voorzichtig!’ hoorde Katie Benjamin klagen toen ze over zijn been kroop. ‘Als er maar niets met mijn camera is.’
‘Ik heb schijt aan dat stomme ding, idioot!’ siste ze. ‘Geen videotechniek ter wereld is zo goed als de realiteit. Als je met je eigen ogen ziet dat Julia dood is, vertrouw je de beelden die je met dat ding hebt opgenomen nooit meer.’
‘We waren er bijna,’ klonk Ana’s heldere stem in de duisternis. ‘Misschien is Julia al buiten.’
‘Misschien,’ antwoordde Katie. ‘Maar misschien ook niet.’ Ze hoorde een zachte kreet. ‘Wat is er, Ana? Is alles goed met je?’
‘Ja hoor, niets aan de hand,’ kwam het antwoord na een tijdje.
Katie had geen tijd om zich van het tegendeel te overtuigen. Ze begon te graven.
Hopelijk leefde Julia nog. Alsjeblieft, laat er niets met haar gebeurd zijn. Katie rook het stof en de schimmel en haar hart klopte keihard van de inspanning. Het zweet stond op haar voorhoofd. Ze pakte de ene steen na de andere en legde ze opzij.
Hemel, wat was het hier beneden benauwd. En het werk was heel inspannend. Ze voelde haar armen al niet meer, haar vingers deden pijn en ze begon blaren op haar handen te krijgen. Zou het haar lukken?
Ze kon onmogelijk ademhalen door haar neus, en haalde alleen nog adem door haar mond. Had het nut wat ze deden? Ze wisten tenslotte absoluut niet hoe de andere kant eruitzag. Hoeveel stenen zouden er naar beneden gekomen zijn?
Er klonk een dof gedreun, dat in kracht toenam.
‘Hé,’ fluisterde David naast haar. ‘Je moet voorzichtig zijn. Pak alleen stenen van boven en niet te haastig. Wat daarnet gebeurd is, kan opnieuw gebeuren.’
Hij leek gekalmeerd te zijn. Zo klonk zijn stem in elk geval. Was dat niet de reden geweest waarom ze dolgraag had gewild dat hij meeging? Zijn overzicht, zijn vermogen om helder te blijven denken. Hoewel hij zich overduidelijk vreselijk veel zorgen maakte om Julia, straalde hij een kalmte uit die op haar oversloeg. Heel anders dan Chris, die als een wilde in de stenen groef en daarbij meer schade aanrichtte dan dat hij vooruitkwam.
‘We moeten afwisselen,’ hoorde ze David zeggen. ‘Er is niet genoeg ruimte voor ons allemaal.’
‘Sinds wanneer bepaal jij wat er hier gebeurt?’ Chris straalde pure agressie uit.
Katie werd woedend. Hij was tenslotte degene die de noodlottige keten van gebeurtenissen in gang had gezet. Hij had ervoor gezorgd dat Julia was weggerend.
‘David heeft gelijk,’ bemoeide Ana zich ermee. ‘Het heeft geen zin wat je doet. Chris, jij neemt Katies plek over. De anderen vormen een rij en pakken de stenen van jullie aan.’
‘Ik ga hier niet weg…’ stribbelde Katie tegen, maar Ana onderbrak haar. ‘We wisselen elkaar af, zodat we onze krachten sparen. Laat Chris naar voren gaan.’
Katie gaf toe en kroop op handen en knieën terug. Ana en Paul schoven langs haar en begonnen stenen door te geven.
Katie ging naast Benjamin zitten, die tegen de tunnelwand leunde. Zijn zaklamp verlichtte de vier die geconcentreerd aan het werk waren.
‘Ga jij niet helpen?’ vroeg ze.
Benjamin lachte, een huiveringwekkend schelle toon in deze benauwde grafkelder. ‘Iemand moet zich met de belichtingstechniek bezighouden,’ zei hij.
‘Horen jullie dat?’ Ana had een ongeruste klank in haar stem.
‘Wat?’ vroeg Chris.
‘Dat geluid.’
‘Ik hoor niets.’
‘Wees eens stil. Daar is iets.’
Chris en David stopten met werken en ze luisterden allemaal ademloos. Katie deed haar ogen dicht en concentreerde zich.
‘Ik hoor niets,’ hoorde ze Chris zeggen.
‘Wel waar, Ana heeft gelijk,’ fluisterde David.
‘Wat denken jullie dat het is?’
Nu hoorde Katie het ook. Er was iemand aan de andere kant. Ze kwam abrupt overeind en stootte haar hoofd tegen het plafond. Stof dwarrelde naar beneden.
Julia! Dat kon alleen Julia zijn!