7
‘Gaat het weer?’
Ongeduldig zag Katie dat Rose overeind sprong, naar het meer liep en met een fles water terugkwam. Dat Julia uitgerekend nu misselijk moest worden. Zo snel gaf Katie echter niet op. Tenslotte was koppigheid een van haar meest opvallende eigenschappen.
Ze probeerde zo luchtig mogelijk te klinken toen ze vroeg: ‘Dus, wat vinden jullie ervan, gaan we de Ghost beklimmen?’
De anderen staarden haar aan.
‘Meen je het serieus?’ vroeg Debbie.
‘In tegenstelling tot jou meen ik alles wat ik zeg.’
‘Waarom wil je dat risico nemen?’ vroeg David kalm.
‘Ze verveelt zich,’ mompelde Chris.
Katie keek hem aan. ‘Jij niet dan?’
Chris haalde zijn schouders op.
‘Denk er eens over na, mensen. Komend weekend breekt hier de hel los. We worden geshowd als fokpaarden. Dat alleen is al een reden om te verdwijnen. En kijk eens naar die berg. Stel je voor dat je op de top staat en…’
‘Als je boven komt,’ onderbrak David haar.
Ze schonk geen aandacht aan hem. ‘Het uitzicht moet overweldigend zijn. De hele wereld ligt aan je voeten en het schoolgebouw zal zo klein lijken dat we het nooit meer serieus kunnen nemen.’
‘Ik neem het nu al niet serieus,’ lachte Benjamin. Hij hield zijn camera de hele tijd op Katie gericht.
‘Laat jullie fantasie de vrije loop. Het kan het ultieme avontuur worden. Dit hele landschap lijkt op toneelcoulissen: een meer waarin we niet mogen zwemmen; een bos dat tot verboden gebied is verklaard; bergen die niet beklommen mogen worden. Ik kan dat niet zomaar accepteren. Jullie wel? Iets prikkelt me om precies het tegendeel te doen.’
Ze was aan het eind van haar toespraak en wist niet wat ze nog meer moest zeggen. De anderen zwegen, tot Julia het zwijgen verbrak.
‘Ik ga mee.’
Iedereen staarde haar aan. Julia was nog steeds akelig bleek en Katie schrok heel even, omdat ze ineens bang was dat Julia de klim niet zou redden. Daarna herinnerde ze zich weer hoe getraind haar huisgenote was. Ze jogde bijna elke ochtend een uur en was voor het selectieteam van het college gekozen.
‘Dat doe je niet,’ mompelde Chris.
‘Je hebt niets over mij te vertellen,’ antwoordde Julia vastbesloten. Ze draaide zich naar Katie. ‘Ik wil alleen dat je weet dat ik het niet vanwege het mooie uitzicht doe. Ik wil weten wat er met die studenten is gebeurd. Ze waren net zo oud als wij en alles wat er van hen over is, zijn vage geruchten. Als je ernaar vraagt, zwijgt iedereen als het graf. De jaarboeken van destijds zijn verdwenen, ik heb het gecontroleerd. Blijkbaar heeft iemand de beslissing genomen om ze niet te bewaren nadat het college gesloten is.’ Julia schudde haar hoofd. ‘Het zijn alleen nog namen op een oude steen, en dat hoort niet.’
‘Je bent behoorlijk met die kwestie bezig.’ Rose keek haar hoofdschuddend aan. ‘En daarom begrijp ik ook niet waarom je absoluut naar boven wilt. Dat die studenten verdwenen zijn, betekent dat het daar boven heel gevaarlijk kan zijn.’ Ze schudde haar hoofd nog een keer. Jullie moeten het zelf weten als jullie je benen willen breken, maar zonder mij. Bovendien heb ik me al opgegeven voor het weekend.’
Katie haalde haar schouders op. ‘Doe wat je wilt. Ik heb geen zin om de achtenswaardige gouverneur-generaal te paaien.’
Ze zag dat Robert en Julia elkaar aanstaarden. Uiteindelijk ging Robert staan en pakte zwijgend zijn spullen bij elkaar. Benjamin richtte zijn camera op hem, terwijl Robert voor Katie ging staan. ‘Het is waanzin, wat je van plan bent,’ zei hij. ‘En wat je boven zoekt, zul je niet vinden. Je moet de oplossing niet op de top van de Ghost zoeken, maar in jezelf.’
‘Wauw!’ Benjamin zwaaide met de camera naar Katie terug.
‘Ik wil alleen een berg beklimmen. Dat is geen reden om te doen alsof je Sigmund Freud bent,’ antwoordde Katie, hoewel Roberts woorden haar hard hadden geraakt. ‘En Julia kan zelf heel goed beslissen wat ze wil.’
Robert en Julia wisselden opnieuw een blik. ‘Doe het niet.’ zei Robert zachtjes, maar Julia haalde haar schouders op in plaats van antwoord te geven.
‘Als Julia gaat, dan ga ik ook,’ zei Chris terwijl hij zijn zonnebril afdeed. ‘Bovendien heeft Katie gelijk. We moeten de grenzen die ons gesteld worden niet zomaar accepteren. Grenzen zijn er om overschreden te worden.’
‘Jullie menen het serieus! Jullie menen het echt serieus!’ Debbie had verrassend lang gezwegen, maar nu sloeg haar stem weer eens over.
‘Jullie kunnen niet zomaar vertrekken.’ David staarde naar de top van de Ghost. ‘Het is geen wandelingetje.’ De laagstaande zon doopte het bergmassief op de tegenoverliggende oever in een oranje licht. ‘Jullie hebben een uitrusting en kaarten nodig. En het belangrijkste is dat jullie de beklimming niet in één dag kunnen doen. Jullie moeten ergens overnachten.’
‘Ergens op de achterflank van de Ghost is een hut,’ antwoordde Katie. ‘En de uitrusting is geen probleem. Ik weet hoe ik daaraan kan komen. Touwen, helmen, stijgijzers…’
‘Stijgijzers? Wil je soms over de gletsjer?’ David staarde naar haar met een woedende blik in zijn blauwe ogen.
Katie beet op haar lippen. Verdomme! David had haar plan geraden, en dat terwijl ze hem absoluut mee wilde hebben. Hij was degene van hen met het grootste verantwoordelijkheidsgevoel, en iemand die kalm zou blijven.
‘Wie leidt het team, Katie? Wie neemt de beslissingen? Jij?’ vroeg Chris. ‘Denk je dat we je daarvoor voldoende vertrouwen?’
Het was even stil, maar Katie had rekening gehouden met die vraag. ‘Nee. Ik heb iemand die ons over de gletsjer brengt.’
De anderen keken haar verbaasd aan. Daarmee hadden ze geen rekening gehouden.
‘Ze heet Ana Cree. In de winter is ze skilerares, in de zomer werkt ze meestal in de sportwinkel in Fields en begeleidt ze af en toe bergtochten. Haar grootvader, Nanuk Cree, was jarenlang het hoofd van de Mounties, die een kantoor in Fields hebben. Zij gaat in elk geval mee.’ Katie draaide zich naar David om. ‘Je ziet dat ik goed voorbereid ben. Zonder gids over de gletsjer trekken zou inderdaad onverantwoord zijn.’ De woorden kwamen heel vanzelfsprekend uit haar mond, terwijl ze eigenlijk van Ana afkomstig waren. Zij was ook degene geweest die erop had gestaan dat ze met een groep van minstens zes personen gingen toen Katie had voorgesteld om met z’n tweeën te gaan.
‘Hoe lang ken je haar al?’ vroeg David.
‘Lang genoeg.’
‘Cree?’ Chris steunde op zijn ellebogen. ‘Is ze van indiaanse afkomst?’
Katie knikte.
‘En jij zegt dat ze het gebied kent?’
‘Haar opa was een van de mensen die naar de acht studenten hebben gezocht. Nou, hoe zit het? Wie gaat er mee, behalve Julia en Chris?’
Niemand meldde zich.
Katie stond op. ‘Jullie moeten het zelf weten, ik ga in elk geval.’
Ze draaide zich om naar het schoolgebouw. ‘Luister, voor iedereen die van mening verandert: we ontmoeten elkaar om negen uur vanavond in de bergruimte van de sporthal. Daar ligt de uitrusting die we nodig hebben. Wie wil mag meekomen.’
Katie zat op een ligstoel op het balkon. Ze had haar voeten op de balustrade gelegd en staarde naar het donkere meer onder haar. Het was nog steeds warm, hoewel de zon al lang onder was. Het was druk op de campus en het gazon dat naar het meer liep. Het gelach en geroep drongen naar boven door.
Ze zat hier al een uur en overdacht de kwestie nog een keer. Ana, Chris, Julia en zij.
Zou dat voldoende zijn voor wat ze zich had voorgenomen? Ana had gestaan op zes mensen. Hoe meer, hoe beter, had ze gezegd, en Katie wist dat het alleen maar verstandig was. Stel dat er een noodgeval plaatsvond? Stel dat ze zich moesten splitsen om verschillende wegen naar de top te proberen? Aan de andere kant vermoedde ze dat twee groepen van twee personen ook voldoende zou zijn.
Ze voelde Sebastiens blik. Zijn foto lag op haar schoot. Hij zou net zo gemakkelijk alleen zijn gegaan. Dat had ze vanaf het begin geweten. Sebastien had altijd de absolute grenzen opgezocht. Katie had daarentegen meerdere keren geaarzeld.
Ze keek op haar horloge. Het was kwart voor negen. Ze stond op, trok haar jack met capuchon aan, glipte in haar All Stars en deed haar kamerdeur open. Het appartement was uitgestorven, net als de gangen van de tweede verdieping. Blijkbaar gaven alle studenten er de voorkeur aan om de ongewoon milde avond buiten door te brengen in plaats van in de muffe appartementen.
Katie bleef voor de lift staan en drukte op de knop. Vanaf de tweede kelderverdieping leidde een tunnel naar de gebouwen en sporthallen achter het schoolgebouw. Ze had buitenom kunnen gaan, maar ze had geen zin om Debbie of een van de anderen tegen te komen. Op zo’n manier konden ze haar ook niet irriteren met hun vragen of opmerkingen. De lift stopte met een slepend geluid. Net als de met hout betimmerde gangen met het versleten tapijt had hij al heel wat jaren dienstgedaan, het was een van die liften met een glazen deur en daarachter een ouderwetse vouwdeur die er allesbehalve vertrouwenwekkend uitzag. Katie stapte in en toen de liftdeur langzaam dichtging, overviel haar prompt het gevoel van benauwdheid dat ze altijd in krappe ruimtes had.
De angst was er niet gewoon geweest, die had zich langzaam ontwikkeld. In het begin was het niet erg geweest, niet meer dan een onaangenaam gevoel. En Katie had het ook niet werkelijk kunnen benoemen. Pas na het ongeluk van Sebastien had ze de paniek voor het eerst met volle kracht gevoeld. Ze was met de lift naar de praktijk van de psychiater gegaan, die op de negende verdieping van een flat aan Belmont Road lag, en er hadden net zo goed duizend zwarte spinnen over haar lichaam kunnen lopen. Overal kriebelde het, ze trilde over haar hele lichaam en had behoefte om om zich heen te slaan.
Net als nu. Haar ouders waren veel geld aan de psychiater kwijt geweest, maar hij had haar niet kunnen helpen. Terwijl de lift zich in beweging zette, deed Katie haar ogen dicht. Ze moest er gewoon niet aan denken. Ze moest de angst van zich afzetten dat de muren, het plafond en de vloer van de lift in beweging kwamen om haar te verpletteren. Het lukte haar inderdaad om zich voor te stellen dat ze op de top van de Ghost stond en alles wat hier op aarde gebeurde zag zoals het was: een zielig toneelspel.
Wie zou er naar de ontmoetingsplek komen? Julia natuurlijk, die had zo zeker geklonken. Nou ja, ‘zeker’ was misschien niet het juiste woord, ze was eerder wanhopig vastbesloten geweest. Wat haar reden daarvoor ook was. En als Julia meeging, dan deed Chris dat ook. Maar zelfs als hij beweerde dat het hem alleen om Julia ging, geloofde ze dat niet.
Avontuur? Plezier? De ultieme kick? Nee, zo was hij niet. Hij was een gokker. Hij daagde andere mensen uit. En hij bezat tamelijk veel kennis over de vallei. Verbazingwekkend veel, als je er goed over nadacht.
De lift schokte en Katie werd tegen een wand geslingerd. Daarna klonk gepiep. Opnieuw schokte de lift en Katie strekte onwillekeurig haar armen uit en zette zich af met haar handen, alsof ze de muren zo bij zich vandaan kon houden. De lift stond stil. Hij hing in de schacht die de aarde in voerde, ergens tussen de eerste en de tweede kelderverdieping. Ineens flikkerde het licht. Het ging uit, sprong weer aan en uiteindelijk werd het helemaal donker. Het was de verschrikkelijkste van alle nachtmerries. Katies ergste fantasie was werkelijkheid geworden.
Wacht gewoon een paar minuten, zo meteen komt de lift weer in beweging, probeerde ze zichzelf te kalmeren. Het kan niet lang duren. Onwillekeurig begon ze de seconden te tellen.
Toen ze bij honderdtachtig was, stopte ze en tastte ze naar haar rugzak. Ergens moest de zaklamp zijn die ze vanochtend niet had uitgepakt. Haar vingers trilden toen ze de rits opentrok. Nee, niet hier. Opzij dan. Nu herinnerde ze het zich weer. Ze had de zaklamp in het zijvak gestopt. Haar vingers gleden over het nylon van de rugzak. Daar! Ze voelde de lantaarn en het volgende moment scheen er een zwak licht in de cabine.
Fout! Grote fout. Het was geen cabine, het was een gevangenis. Een armzalig ding waarin niet meer dan twee mensen konden staan, met bruine kunststof muren die dof en vlekkerig waren. Ze hoorde de touwen waaraan de cabine hing knarsen. Misschien waren ze gerafeld, vergaan. Stel dat ze elk moment uit de beveiliging konden losschieten. Stel dat iemand het touw op dit moment doorsneed.
De angst fluisterde haar ontelbare mogelijkheden in. Ze kon hier duizend doden sterven. Zij, die verdorie niet eens bang was om een dertig meter hoge rotswand free solo te beklimmen. Die nu de dik drieduizend meter hoge Ghost via de gletsjer wilde beklimmen. Was zij bang voor vier kunststof muren? Voor stroomuitval, wat hier op school voortdurend voorkwam? Voor een lift die hier al meer dan dertig jaar functioneerde? Het koude zweet brak haar uit.
Blijf kalm, bezwoer ze zichzelf, blijf gewoon kalm, Katie, en denk na.
Plotseling kreunde ze opgelucht. Hoe had ze zo stom kunnen zijn? Ergens moest een intercom zijn. De bewakers zaten de hele dag in hun kantoor naar de beeldschermen te staren. Waarschijnlijk lachten ze zich dood om haar, zoals ze hier in het donker als een angstig dier zat in plaats van gewoon de noodknop in te drukken en tegen hen te zeggen dat ze de lift moesten repareren.
De lichtkegel van de zaklamp verlichtte het bedieningspaneel links van de liftdeuren. Ze drukte op de rode knop en het volgende moment hoorde ze een kalmerend geruis.
‘Hallo? Kunnen jullie me horen? Ik zit vast in de lift!’
Nog steeds alleen geruis.
‘Hallo?’
Stilte, die ineens werd doorbroken door gefluister. Nee, geen gefluister, het was eerder een monotoon sissen, woorden die op een gelijkmatige, zachte toon werden uitgesproken.
‘Vergeet…’
Had ze dat goed gehoord?
‘Wat? Ik hoor jullie niet. Ik zit vast in die rotlift en ik heb hulp nodig.’
‘Vergeet wat je van plan bent!’
Oké, het was een feit dat Katie doodsbang was in liften. Ze had dan het gevoel dat de zuurstof opraakte en zag zich al bewusteloos op de grond liggen, maar ze was nog niet zover gekomen dat ze stemmen hoorde. Dat niet. Waarschijnlijk was dat stomme draadloze communicatienetwerk of hoe je die techniek ook noemde, in elkaar gestort.
‘Horen jullie me? Wie is daar? Zijn jullie van de bewakingsdienst?’
‘Daar boven zal iemand sterven. Hoor je me? Katie? Katie? En het zal jouw schuld zijn, Katie. Jouw schuld, schuld…’
Doornat van het zweet en trillend over haar hele lichaam liet Katie zich op de vloer zakken. Haar hart hamerde, en met elke slag dreunde het laatste woord in haar oren: schuld, schuld, schuld.
Ze kwam pas weer tot bezinning toen het licht in de lift aanging en een diepe, krachtige stem luid en duidelijk zei: ‘U hebt op de noodknop gedrukt. Wacht alstublieft een paar seconden, het defect wordt onmiddellijk verholpen.’
Nog voordat hij de zin helemaal had uitgesproken, ging er weer een schok door de lift. Nauwelijks een seconde later kwam hij op de tweede kelderverdieping tot stilstand en gingen de deuren open. Katie strompelde naar buiten en botste tegen iemand aan die voor de lift stond te wachten.
Het was meneer Forster, die een vreemd lachje rond zijn lippen had. ‘Is er iets aan de hand?’ vroeg hij.
Katie rende door de tunnel die diep onder de aarde liep. Haar passen echoden tegen de betonnen muren, net als haar hijgende ademhaling. Pas toen ze de glazen deur zag waarachter de neonverlichting van de zwemhal fel oplichtte, ging ze langzamer lopen en probeerde te kalmeren.
Als je iemand voor je plan wilt winnen, moet je laten zien wat je bezit. De vaste wil. Je weet hoe je mensen moet overreden, ze moet overtuigen. Je hebt het duizend keer bij je vader gezien. Net als Katie ook de emotieloze gezichtsuitdrukking van haar moeder tot in de perfectie beheerste, waarmee ze tegenover de anderen afstandelijkheid en superioriteit demonstreerde.
Toen Katie de sportafdeling op liep, kon niemand aan haar zien dat ze net een nachtmerrie had meegemaakt. Nadrukkelijk langzaam, de rugzak nonchalant over haar linkerschouder, liep ze de bergruimte in.
Daar werd ze al verwacht en plotseling was ze opgelucht, want de opkomst was groter dan ze had gedacht. Julia en Chris leunden tegen een fitnessapparaat naast de deur, maar ook David en Benjamin waren er en de laatste begroette haar opgewekt: ‘Daar is Katie West, de expeditieleider van onze roekeloze onderneming.’
Er was nog iemand; een jongen die ze nog nooit had gezien. Dat wist Katie heel zeker. Dat gezicht, met het roodblonde achterovergekamde haar, het korte baardje, de rimpel op zijn voorhoofd en het litteken op zijn linkerwang zou ze niet vergeten.
‘Hallo.’ Hij liep naar haar toe. ‘Ik ben Paul. Paul Forster. Ik wil graag met jullie mee.’