Ze werd wakker toen de slaapkamerdeur opengegooid werd. Met een knal maakte de deurkruk een diepe voor in de zachte gipswand en ze schoot van schrik overeind. Hij stond op de drempel en de uitdrukking op zijn gezicht maakte haar bang.
‘Verdorie, wat ben je toch een vuile trut!’
Ze wierp een blik op de wekkerradio. Kwart over vijf. Ze had meer dan zes uur geslapen.
‘Wat is er?’
Voorzichtig.
Hij snoof.
‘Wat er is? Ja, wat zou er zijn? Is het nooit bij je opgekomen dat ik het misschien als eerste zou moeten horen als we gaan scheiden en als jij van plan bent mij het huis uit te zetten?’
Haar adem stokte.
‘Hoe denk je verdorie dat ik me voelde toen ik dat van je ouders te horen kreeg? Ik snapte er niets van en stond totaal voor paal.’
Haar hart bonsde. Ze had het allemaal steeds minder in de hand.
‘Hoezo, heb je hen gesproken?’
Ze hoorde zelf dat dat een stompzinnige vraag was. Dan hoorde hij dat al helemaal en hij schudde zijn hoofd in oprechte afkeer.
‘Ja, ze vroegen zich af wanneer we Axel kwamen halen.’
Verdorie. Alles liep mis.
‘Het zou mooi zijn als je die navelstreng eens een keer doorknipte. Als je met jou getrouwd bent, krijg je je ouders verdorie op de koop toe. Ze zijn net.... van dat slimy spul dat overal aan blijft plakken en ze bemoeien zich overal mee. O, o, o wat hebben zij overal een begrip voor.’
Hij verdraaide zijn stem en ging verder:
‘“Ach Henrik, lieverd, hoe gaaaat het nu met jou?”’
Met zijn hele lichaam bracht hij tot uitdrukking hoe hij ervan gruwde.
‘Hoe kun je nu iets aan hen vertellen voordat je het eerst met mij hebt besproken? Maar dat is waar ook, zo heb je het altijd al gedaan; waarom zou het bij een scheidinkje opeens anders moeten? Het is hun schuld dat het zo gelopen is.’
Haar woede laaide bliksemsnel op.
‘Mijn ouders staan altijd voor ons klaar. Dat is meer dan je van jouw ouders kunt zeggen!’
‘Die laten ons tenminste met rust.’
‘Ja, dat kun je wel zeggen.’
‘Liever dat dan dat ze zo zouden doen als die van jou. Je ouders komen altijd op de eerste plaats. Alsof dat nog steeds jouw gezin is.
‘Dat is toch ook zo.’
‘Zie je wel! Moet je geen kinderen maken samen met hen? En bij hen gaan wonen? Die minnaar van je kun je gewoon blijven naaien, net als nu.’
Hij sloeg met zijn vuist tegen de deurpost en verdween naar de keuken. Ze liep achter hem aan. Hij stond over de bank gebogen en zijn bovenlichaam ging op en neer door zijn ademhaling. Hoe durfde hij!
‘Wat bedoel je daar in godsnaam mee?’
Hij draaide zijn hoofd om en keek haar aan.
‘Je hoeft geen toneel meer te spelen. Hij heeft alles verteld.’ ‘Wie is die “hij”, verdorie?’
Een neerbuigend lachje trok over zijn gezicht.
‘Hoe zielig kun je worden? Je kan veel van jou zeggen, maar dat je zo vreselijk laf was, dat had ik echt niet gedacht.’
‘Moet je horen wie het zegt!’
Hij zweeg. Die zat, dat zag ze wel, en ze had weer de overhand. Maar voor hoelang? Wat mocht ze weten en wat mocht ze niet weten? Ze mocht niet weten van Linda, wat tegelijkertijd haar enige rechtvaardiging was voor wat ze had gedaan. Maar nu was haar geplande schema omvergeworpen en het zat allemaal niet meer op de goede volgorde. Alles kon zich tegen haar keren.
‘Wie is die “hij” die iets heeft verteld en wat heeft hij dan gezegd?’
‘Schei toch uit, Eva. Ik zeg toch al dat ik weet waar je mee bezig bent, je mag ophouden met je toneelspel. Trekt hij hier in als je mij eruit gegooid hebt? Is dat je plan?’
‘Waar heb je het over? Over wie gaat het, verdorie?’
Met een snelle beweging veegde hij de fruitschaal op de grond. Appels en sinaasappels rolden over de geoliede houten vloer, op de vlucht voor de harde keramiekscherven.
Hij liep naar de slaapkamer.
Zij achter hem aan.
‘Kun je geen antwoord geven in plaats van om je heen te slaan? De fruitschaal kan er niets aan doen dat jij geen antwoord hebt.’ Hij trok het bovenste laatje open en begon tussen haar ondergoed te rommelen.
‘Wat doe je?’
‘Waar is het?’
‘Wat?’
‘Dat mooie nieuwe dagboek dat je had gekregen.’
‘Wil je het terug hebben of zo?’
Hij stopte en staarde haar aan.
‘Nou moet het toch echt niet gekker worden! Ik had het open en bloot op bed neergelegd voor jou. Ik heb het gezien en die smerige haarlok ook. Hoe oud is hij eigenlijk? Hebben jullie ook al naamplaatjes uitgewisseld? Het zou leuk zijn voor je om voortaan rond te lopen met een gouden Anders om je hals.’
Hij hield de zwarte kanten bh omhoog en zwaaide daarmee voor haar neus heen en weer.
‘Hij zal wel vreselijk geil worden als je deze aanhebt, ook al is dat moeilijk te begrijpen.’
Ze kon geen woord uitbrengen. Was hij helemaal gek geworden?
Hij knalde de la dicht en liep de deur uit. In de deuropening naar de woonkamer waar hij plotseling was blijven staan haalde ze hem in.
‘Je bent echt niet helemaal goed snik.’
Het klonk alsof hij het meende en ze volgde zijn blik. Op de salontafel stond de vaas met de groene stelen. De rozen zelf waren spoorloos verdwenen. Afgeknipt en weggehaald.
Nu was het haar beurt om te snuiven.
‘Wat een gedoe. Die moeite had je je kunnen besparen, ik hoefde ze toch al niet.’
Hij draaide zijn hoofd om en keek haar aan, nu met een gezichtsuitdrukking alsof ze compleet gestoord was.
De telefoon ging. Geen van beiden maakte aanstalten om op te nemen. Keer op keer ging de telefoon over en ze bleven versteend staan en lieten hem maar rinkelen.
‘Laat maar bellen.’
Hij draaide zich onmiddellijk om en liep naar de telefoon in de keuken. Alsof haar woorden een direct bevel waren geweest om op te nemen.
‘Ja, met Henrik.’
Daarna was het stil. Het bleef zolang stil dat ze erheen liep en door de deuropening keek. Hij stond als aan de grond genageld met open mond voor zich uit te staren. De hoorn tegen zijn oor gedrukt.
‘Hoe is het met haar? Waar ligt ze?’
Hevige ongerustheid. Zijn moeder had een paar maanden geleden een bypassoperatie ondergaan, misschien ging het weer slecht met haar.
Toen draaide hij langzaam zijn hoofd om en keek haar aan.'Hij doorboorde haar met blikken zo vol afschuw en vijandigheid dat ze er bang van werd. Zonder haar uit het oog te laten, zette hij het gesprek voort.
‘Dat kun je haar zelf wel vertellen.’
Hij reikte haar de hoorn aan.
‘Wie is het?’
Hij gaf geen antwoord. Deed niets anders dan haten en de hoorn naar haar uitsteken. Langzaam liep ze naar hem toe; ze kon het gevaar duidelijk voelen. Hij bleef haar aanstaren toen ze de hoorn tegen haar oor legde.
‘Hallo.’
‘Met Kerstin Evertsson van kinderdagverblijf Kortbacken.’ Formeel en onpersoonlijk. Iemand die ze niet kende. Of iemand die haar liever niet wilde kennen.
‘Ja, hallo.’
‘Ik zal maar meteen met de deur in huis vallen. Ik heb net aan je man verteld dat ik weet dat hij en Linda Persson een verhouding hebben gehad die gisteren is beëindigd. Ik heb hem ook verteld dat Åsa Sandström een anonieme brief heeft gekregen met een krantenartikel over Linda en dat jij die bij haar in de bus had gestopt. Åsa heeft gezien dat jij die brief bracht.’
Lieve Heer, laat me verdwijnen. Laat me dit niet hoeven meemaken.
‘Ik moest natuurlijk Linda wel bellen om haar dat te vertellen, ook al wist ik het allemaal al van de rechtszaak en van wat ze verder had doorgemaakt. Maar voor Linda was het meer dan ze aankon. Ze heeft haar polsen doorgesneden en ligt nu in het Söderziekenhuis op de intensive care.’
Heel even ontmoette ze de zwarte blik van Henrik, voordat ze haar ogen afwendde.
‘Ik vind ook dat je moet weten dat de ouders geld ingezameld hebben voor bloemen en dat ze Linda willen vragen om te blijven, als ze er weer bovenop is.’
Ze zou zich nooit meer in het openbaar kunnen vertonen. ‘Dan moet ik eerlijk zeggen dat ik niet goed weet hoe we het verder op moeten lossen. Wat Axel betreft spreekt het natuurlijk vanzelf dat hij zijn plaats hier mag houden, maar ik vind het zelf heel problematisch jullie als cliënten te blijven houden. Maar dat besluit moeten jullie zelf nemen.’
Help me, lieve Heer, help me.
‘Ben je er nog?’
‘Ja.?
‘Verder zou het goed zijn als je contact opneemt met Åsa Sandström, want zij wil graag van jou weten waarom je nou juist haar hierin meegetrokken hebt. Want iedereen begrijpt nu natuurlijk ook wel wie die mailtjes heeft verstuurd, waarvan jij beweerde dat ze van Linda kwamen. Je begrijpt zelf vast ook wel
dat Åsa zich terecht gebruikt voelt en dat ze daar op z’n zachtst gezegd verontwaardigd over is.’
Ze kon niet meer ademen.
Het was niet uit te houden.
‘Zoals je merkt ben ik razend over wat je hebt gedaan, ik zou liegen als ik wat anders zei. Ik begrijp best dat het rot voor je was, ja, rot is denk ik wel het goede woord, toen je besefte dat Henrik en Linda een affaire hadden, maar dat is nog geen excuus voor wat je hebt gedaan. We werken hier dag in, dag uit om de kinderen het verschil tussen goed en kwaad bij te brengen en hun te leren dat je altijd de verantwoording moet nemen voor je daden. Ik dacht dat ik je kende, maar dat had ik kennelijk mis.’
De schaamte was een strop die met iedere lettergreep strakker aangetrokken werd. Ze was verpletterd, van alle eer beroofd. Ze moest weg. Weg uit Nacka. Weg uit Zweden. Weg van het risico dat ze iemand tegen het lijf liep die haar kende en wist wat ze had gedaan.
‘Komt ze er weer bovenop?’
‘Dat weten ze nog niet.’
Ze legde de hoorn neer, vergat het gesprek weg te drukken. Henrik met zijn armen over elkaar. Vol van haat en vijandigheid en met het gelijk voor altijd aan zijn kant.
De trap af.
Schoenen. Ze wist nog dat je schoenen aan moest als je naar buiten ging.
Niet over Varmdövagen, ze moest in de kleine straten blijven.
De villa’s die haar omringden, de brandende lampen achter de ramen, pas thuisgekomen gezinnen verenigd na weer een werkdag. Alles slechts een decor om haar te straffen. Niet te koop. Niet verkrijgbaar. Voortaan mag je alleen nog kijken, nooit meer meedoen. Je bent verstoten uit onze gemeenschap. Voor altijd vogelvrij, maar de mensen onthouden wel wie je bent.
Als door een smerig filter zag ze een auto dichterbij komen en ze bracht haar handen naar achteren om haar capuchon op te zetten. Om niet gezien te worden. De capuchon zat niet waar hij
moest zitten. Ze keek naar beneden en merkte dat ze helemaal geen jas aanhad. De auto reed door. Ze moest verder, ze moest weg.
Eerst had ze de auto niet in de gaten die naast haar voortkroop. Ze zag alleen vaag iets wits aan de rand van haar blikveld. Toen reed hij haar voorbij en stopte. Iemand stapte uit.
‘Hallo.’
Een verbaasde stem die blij klonk.
Niemand kon blij zijn om haar te zien.
Ze bleef staan. Er was iets bekends aan de gestalte, waarvan het gezicht zwak verlicht werd door een straatlantaarn.
‘Dat ik jou hier tegenkom, woon je hier in de buurt of zo?’
Kleurige schilderijen. Deze stem associeerde ze met abstracte motieven.
‘Hoe gaat het eigenlijk met je? Kan ik je een lift geven ergens naartoe?’
Een en al leegheid. Hij leek oprecht bezorgd over haar en verwaardigde zich nog met haar te praten. Toen zag ze de ouders van Daniël verderop in de straat haar kant op komen. Allebei met een aktetas, van de bushalte op weg naar huis. Nog even en dan zouden ze bij haar zijn. Bloemen voor Linda. Ze wisten wat ze had gedaan en ze hadden vandaag meebetaald aan een bloemetje voor Linda. Ze kon niet gauw meer een zijstraat in.
Ze liep naar de passagierskant en stapte in.
Haal me hier gewoon maar weg.
Als ik Daniëls ouders maar niet hoef tegen te komen.
Erger kon ze zich niet voorstellen.