Ik weet het niet.’

Vier woorden, ieder op zich of in een ander verband volstrekt ongevaarlijk. Ze hoefden niet zwaar te wegen. Slechts een constatering dat hij het niet zeker wist en er daarom voor koos om niet te antwoorden.

Ik weet het niet.

Vier woorden.

Als antwoord op de vraag die ze zojuist had gesteld vormden ze een bedreiging voor haar hele bestaan. Een plotseling gapende afgrond in de pas geschuurde parketvloer van de woonkamer.

Eigenlijk had ze het niet eens als vraag bedoeld, ze had de woorden alleen maar uitgesproken om hem te doen begrijpen hoeveel zorgen ze zich maakte. Als ze vroeg naar het ondenkbare, dan zou het van daaruit alleen maar beter kunnen worden. Een gezamenlijk keerpunt. Het laatste jaar was een voortdurende strijd geweest en haar vraag was een manier om te zeggen dat ze het niet meer aankon, dat ze de hele last niet meer alleen kon dragen. Dat ze zijn hulp nodig had.

Hij had het foute antwoord gegeven.

Hij had vier woorden gebruikt die zij helemaal niet als een mogelijk antwoord had gezien.

‘Zie je een toekomst voor ons samen nog wel zitten?’

Ik weet het niet.

Er was geen volgende vraag: zijn antwoord wiste in één enkel ogenblik alle woorden uit die ze ooit had geleerd.

Haar hersenen moesten compleet omschakelen en alles wat ze tot dan toe zeker geweten hadden, waar geen twijfel over mogelijk was, opnieuw evalueren.

Dat zij tweeën geen toekomst hadden samen ging er bij haar niet in.

Axel, het huis, samen ooit opa en oma worden.

Wat voor woorden zou ze kunnen zeggen om hen door dit moment heen te helpen?

Hij zat zwijgend op de bank, de blik gericht op een Amerikaanse comedyserie en met zijn vingers spelend over de afstandsbediening. Hij had haar nog niet één keer aangekeken sinds ze de kamer binnengekomen was, zelfs niet toen hij antwoord gaf op haar vraag. De afstand tussen hen was zo groot dat ze het misschien toch niet zou kunnen horen als hij nog wat zei.

Maar dat kon ze wel. Helder en duidelijk hoorde ze:

‘Had je nog melk gekocht onderweg naar huis?’

Hij keek haar weer niet aan. Wilde alleen maar weten of ze nog melk had gekocht onderweg naar huis.

Een druk op de borst. En die tintelingen in haar linkerarm die ze soms kreeg als ze in tijdnood kwam.

‘Kun je de tv niet uitzetten?’

Hij keek naar de afstandsbediening en zette hem op een andere zender. Het verkeersjournaal.

Ze besefte plotseling dat er een vreemde op de bank zat.


Hij kwam haar bekend voor, maar ze kende hem niet. Hij leek veel op de man die de vader was van haar zoon en met wie ze voor- en tegenspoed zou delen totdat de dood hen scheidde, zoals ze meer dan elf jaar geleden voor God had beloofd. De man met wie ze het afgelopen jaar de zitbank had afbetaald.

Het was hun toekomst en die van Axel die hij in twijfel trok en hij wist niet eens genoeg respect voor haar op te brengen om het verkeersjournaal uit te zetten en haar aan te kijken.

Nu was ze misselijk, misselijk van de angst die ze voelde bij de vraag die ze moest stellen om weer te kunnen ademhalen.

Ze slikte. Zou ze het antwoord aankunnen?

‘Heb je een ander?’

Eindelijk keek hij haar aan. Zijn blik een en al verwijt, maar hij keek haar tenminste aan.

‘Nee.’

Ze sloot haar ogen. Er was in ieder geval geen ander. Krampachtig probeerde ze zich drijvende te houden op zijn geruststellende antwoord. Het was allemaal zo onbegrijpelijk. De kamer zag er nog net zo uit als eerst, maar plotseling was alles anders. Ze keek naar de ingelijste foto die zij met kerst had genomen. Henrik

met een kerstmuts op en Axel vol verwachting te midden van een kleurige stapel kerstcadeautjes. De hele familie bijeen in haar ouderlijk huis. Drie maanden geleden.

‘Hoelang denk je al zo?’

Hij keek weer naar de tv.

‘Ik weet het niet.’

‘Ja, maar ongeveer? Twee weken of twee jaar?’

Het duurde een eeuwigheid voordat hij antwoordde.

‘Een jaar misschien.’

Een jaar. Een jaar liep hij al rond met twijfels over hun gemeenschappelijke toekomst. Zonder er een woord over te zeggen.

In de zomervakantie, toen ze met de auto naar Italië gingen. Tijdens alle etentjes met vrienden. Toen hij met haar meeging op zakenreis naar Londen en ze met elkaar geslapen hadden. Al die tijd had hij gepiekerd of hij met haar verder wilde of niet.

Ze keek weer naar de foto. Zijn lachende ogen die in de hare keken door de lens van de camera heen. Ik weet niet of ik je nog wil, of ik nog wel met jou verder wil.

Waarom had hij niets gezegd?

‘Maar waarom? En heb je enig idee hoe we dit moeten oplossen?’

Hij haalde zuchtend zijn schouders op.

‘We hebben het niet leuk meer.’

Ze draaide zich om en liep naar de slaapkamer, kon het niet aan nog meer te horen.

Ze bleef met haar rug tegen de dichte slaapkamerdeur staan. Axels rustige, vertrouwde ademhaling. Altijd tussen hen in, als een verbindende schakel, nacht na nacht. Een verzekering en een verplichting die maakten dat ze voorgoed bij elkaar hoorden.

Vader, moeder, kind.

Een andere mogelijkheid was er niet.

We hebben het niet leuk meer.

Hij zat daar in de kamer op de bank met haar hele bestaan in zijn handen. Welke zender zou hij kiezen? Hij had net de controle over haar leven van haar afgepakt, wat zij wilde deed er niet doe, hij maakte de dienst uit.

Ze kroop met haar kleren aan onder het dekbed, ging dicht bij het kleine lichaampje liggen en voelde de paniek toenemen.

Hoe moest ze dit oplossen?

En dan die verlammende vermoeidheid. Ze had er schoon genoeg van dat zij altijd degene moest zijn die de verantwoording droeg, flink was, de boel op gang hield en ervoor zorgde dat alles wat moest gebeuren, ook echt gebeurde. Al in het begin van hun relatie hadden ze de rollen verdeeld. Toen hadden ze er soms wel om gelachen, grapjes gemaakt over hun onderlinge verschillen. In de loop der jaren waren de wielsporen zo diep geworden dat je er nog maar nauwelijks bovenuit kon kijken en het was onmogelijk geworden een andere richting in te slaan. Ze deed eerst wat moest en als er tijd overbleef, deed ze wat ze zelf graag wilde. Hij deed het precies andersom. En als hij gedaan had wat hij wilde, was wat moest gebeuren alweer klaar. Ze benijdde hem. Zo wilde zij het ook wel. Maar dan zou alles instorten. Ze wist alleen maar dat ze ontzettend graag zou willen dat hij het roer eens overnam, zodat zij even rustig kon gaan zitten. Dat ze even op hém mocht leunen.

Maar in plaats daarvan zat hij op hun pas afbetaalde bank naar het verkeersjournaal te kijken en trok hij hun gemeenschappelijke toekomst in twijfel omdat hij er niets meer aan vond. Alsof zij de hele tijd liep te jubelen van vreugde over hun leven. Maar zij deed tenminste haar best; ze hadden per slot van rekening een kind samen!

Hoe was het zover gekomen? Wanneer was het moment gepasseerd? Waarom had hij haar niet verteld hoe hij erover dacht? Ooit hadden ze het goed gehad samen; ze moest hem tot het inzicht brengen dat het weer zo kon worden, als ze het er maar niet bij lieten zitten.

Maar waar moest ze de energie vandaan halen?


Het geluid van de tv verstomde. Verwachtingsvol luisterde ze naar zijn voetstappen die de slaapkamerdeur naderden. De teleurstelling toen ze zonder te vertragen voorbijgingen, door naar de werkkamer.

Ze wilde maar één ding.

Eén ding.

Dat hij bij haar kwam, zijn armen om haar heen sloeg en zei dat alles weer als vanouds zou worden. Dat ze hier samen wel doorheen kwamen, dat alles wat ze in al die jaren hadden weten op te bouwen het waard was om voor te vechten. Dat ze zich geen zorgen hoefde te maken.

Hij kwam niet.