Haar eerste ingeving was geweest om naar binnen te stormen en hem te confronteren met alles wat zij wist. Hem de waarheid door de strot te duwen en hem te vragen op te donderen. Maar het volgende moment besefte ze dat dat nou net was wat hij wilde.
Opdonderen.
Plotseling begreep ze waar hij op uit was. In het plantsoen met voor zich hun bezoedelde thuis had ze als bij toverslag ingezien wat zijn plan was. Zo belachelijk duidelijk was het opeens.
De lafbek probeerde weer eens een keer de verantwoordelijkheid op haar af te wentelen.
Zich weer eens achter haar daadkracht te verschuilen.
In plaats van de consequenties van zijn eigen daden te dragen en voor de verandering eens zelf een beslissing te nemen, was hij van plan haar zover te krijgen dat ze hém verliet. Hij wilde de schuld van zich afschuiven, zodat hij zich er voorgoed achter zou kunnen verstoppen dat het haar besluit was, dat zij degene was die wilde scheiden, dat zij weg wilde.
Zo makkelijk zou ze het hem niet maken. Heus niet.
De verachting die ze voelde was redeloos.
Zelfs voor zijn eigen ontrouw had hij haar nog nodig.
Haar besluitvaardigheid vulde haar met een bevrijdende rust. Zij had weer de regie in handen. Eindelijk wist ze wat ze moest doen.
Ze moest alleen één ding weten om het aan te kunnen. Eén ding.
Geen woord had ze gezegd toen ze wegging. Henrik en Axel waren een computerspelletje aan het spelen en de deur van de werkkamer zat dicht, hij zou er vanzelf wel achter komen dat ze weg was. Ze vond het prima om hem niet te hoeven zien. Ze was er nog niet zeker van dat ze erin zou slagen haar haat te verbergen, maar ze had de hele nacht nog om krachten op te doen. Morgen zou hij zijn loyale echtgenote terugkrijgen, eerst wilde ze er door iemand in bevestigd worden dat ze de moeite waard was.
Ze keek uit over Järntorget. Ze was er even aangegaan onderweg de binnenstad in om een hartversterking te gebruiken. Het was lang geleden dat ze uit geweest was, en alleen uitgaan had ze waarschijnlijk nog helemaal nooit gedaan. Altijd snel weer naar huis met dat slechte geweten. Op het werk een slecht geweten omdat ze niet thuis was, en thuis omdat ze niet genoeg kon werken.
Ze dronk haar glas leeg en draaide zich om. Dit was beslist de verkeerde plek voor haar plannen. Paren die aan het eten waren en groepjes mensen die aan eikaars gezelschap genoeg hadden. Nee, nog een cider en dan weer verder.
Ze liep naar de bar.
Ze hoorde de deur achter zich opengaan. De barman stond met de rug naar haar toe een eindje verderop pinda’s bij te vullen. Ze draaide haar hoofd en wierp een blik op de man die net binnengekomen was. Nu stond hij schuin tegenover haar aan het korte einde van de bar.
Veel te jong.
De barkeeper kwam naar haar toe.
‘Een perencider graag.’
Hij zakte door zijn knieën en dook weer op met een fles in zijn ene hand. De andere strekte hij uit naar een glas in het rek boven hun hoofd.
‘Dat is dan achtenveertig kronen.’
Ze had haar hand al op haar portemonnee in haar tas. En toen plotseling die verrassende vraag.
‘Mag ik het je aanbieden?’
Eerst had ze niet door dat hij het tegen haar had. Ze keek verbaasd naar de man schuin tegenover haar aan de bar. Een jaar of zesentwintig, zevenentwintig, grijs jack, blond achterovergekamd haar, best een lekker ding.
Waarom niet?
‘Best.’
Even dacht ze dat hij misschien een grapje had gemaakt, omdat hij maar wat naar haar stond te glimlachen. Toen haalde hij zijn portefeuille uit zijn binnenzak.
‘Dank je wel. Voor mij ook één.’
Hij legde een briefje van honderd op de toog en de barkeeper pakte nog een glas. Ze moest er inwendig om lachen. Hij was vast meer dan tien jaar jonger dan zij, ze had dus kennelijk nog wel enige aantrekkingskracht over.
Ze vroeg zich af wat ze thuis deden. Of Axel al sliep. Ze drong de gedachte weg en probeerde te glimlachen.
‘Ik ben toch degene die dankjewel moet zeggen?’
Hij hief zijn glas naar haar.
‘Nee, echt niet, dat moet ik zeggen. Gezondheid.’
‘Proost.’
‘Leuk om je te ontmoeten.’
Er was iets met zijn ogen. Zij blik was zo doordringend dat het haar bijna stoorde. Alsof hij door haar heen keek, al haar gedachten kon lezen en die was ze echt niet van plan met iemand te delen. Heel even had ze er spijt van dat ze een drankje van hem had aangenomen. Nu zat ze hier vast, en ze had andere plannen voor de avond. Hoe sneller ze dronk, hoe beter. Ze nam twee grote slokken.
‘Ik heet Jonas.’
Ze dronk nog wat. Al haar gedachten werden in beslag genomen door de haat die ze voelde. Ze kon hier niet staan kletsen alsof alles in orde was.
‘Kijk eens aan.’
Algauw had ze haar glas leeg.
‘Het is niet mijn gewoonte om onbekende vrouwen op cider te trakteren, als je dat soms denkt. Dat doe ik alleen bij jou.’
‘O ja? Waarom nou net bij mij?’
Hij stond haar zwijgend op te nemen.
‘Hoe heet je?’
Hij glimlachte weer zo naar haar. Compleet ontwapenend. En dan die ogen die dwars door haar heen keken, alsof ze haar wilden ontmaskeren. Maar haar haat was van haar, die mocht hij niet
zien, die mocht niemand zien. Als iemand haar beschamende haat zou zien, zou dat haar verzwakken. Ze moest gewoon leren doen, anders zou ze haar plan nooit ten uitvoer kunnen brengen.
Ze nam nog een slok.
Wel alle mensen, hij was zeker meer dan tien jaar jonger dan zij. Volkomen ongevaarlijk. Hij was als gemaakt om op te oefenen. Even had hij haar doen vergeten dat zij de leiding had. Zijn ongeveinsde belangstelling had haar onzeker gemaakt, terwijl dat in feite het eigenlijke doel was van de avond. Hij stond pal voor haar en bood haar al datgene aan waarvoor ze gekomen was. Ze bekeek hem plotseling met hernieuwde belangstelling. Hij wilde haar, hoewel ze minstens tien jaar ouder was. Kon ze een beter bewijs krijgen?
Ze glimlachte weer.
‘Ik heet Linda.’
Ze was zelf verbaasd over haar leugen. En over het gemak waarmee ze hem had verteld. Eigenlijk was het niet eens een leugen. Het was niet de brave Eva die aan de bar stond, het was een andere vrouw. Een vrouw die alles waarin ze geloofde opzij had geschoven en zonder enige gewetenswroeging op haar doel afkoerste en pakte wat ze wilde hebben, ook als het eigenlijk van iemand anders was.
Een Linda.
‘Hallo Linda. Wil je nog een cider?’
Ze zag tot haar verbazing dat haar glas leeg was. Meteen daarna drong het tot haar door dat ze aangeschoten was. Alles plotseling ver weg, behalve het hier en nu. Een rustig moment waar niets er bijzonder veel toe deed. Niets te winnen, niets te verliezen. Ze had de hele nacht nog.
‘Best. Waarom niet?’
Hij keek blij en riep de barkeeper.
‘Kunnen we er nog eentje krijgen?’
Ze kreeg haar glas en ze gingen op een barkruk zitten, hij met zijn knieën haar kant op en zij met haar armen op de toog. De barkeeper zette een nieuw bandje op en maakte een paar danspassen toen de intro van een oud Earth, Wind and Fire-nummer
uit de luidsprekers stroomde. Ze wist niet meer hoe het heette. Alleen dat het altijd op schoolfeesten werd gedraaid.
Ze bleven zwijgend zitten. Ze wist niet zeker of ze van plan was te blijven, maar ze zou hem op zijn minst een kans geven. Hij was niet minder dan een ander. Ze nam een slok van de cider en keek om zich heen. Er waren meer gasten binnengekomen. Een groep Engelsen van middelbare leeftijd kwam de deur in. In de spiegel aan de andere kant van de bar zag ze tussen de flessen door dat de man die Jonas heette haar nog steeds zat op te nemen.
‘Mag ik je complimenteren?’
Ze draaide haar hoofd en keek weer in zijn felle ogen. Die blik maakte dat ze wilde blijven zitten, genieten van zijn ongeveinsde bewondering.
‘Ja hoor, ga je gang.’
‘Het klinkt misschien gek, maar ik zeg het toch.’
Plotseling keek hij gegeneerd en sloeg even zijn ogen neer voordat hij haar weer recht aankeek.
‘Weet je dat jij hier de enige bent die er echt levend uitziet?’
Ze lachte en nam nog een slok.
‘Nee, hè? Die kende ik nog niet.’
Nu werd hij ernstig. Hij keek haar zwijgend aan.
Ze wapperde met haar hand in een poging zijn ernst met een grapje te verjagen.
‘Ik vind ze er allemaal best wel levend uitzien. Ze bewegen in ieder geval.’
Een zweem van irritatie. Een rimpel tussen zijn donkere wenkbrauwen.
‘Lach er maar om, maar ik meen wat ik zeg. Het was bedoeld als een compliment. Je kijkt wat bedroefd uit je ogen, maar er spreekt duidelijk uit dat je een hart hebt dat weet hoe je werkelijk lief moet hebben.’
Zijn woorden maakten een eind aan de rustgevende kalmte.
Een hart dat weet hoe je werkelijk lief moet hebben. Het mocht wat!
Haar hart was zwart als een kelder zonder ramen. Daarbinnen kon geen liefde meer overleven. Maar op dit moment stond ze in
een bar in Gamla Stan te praten met deze Jonas, die sprak als een derderangs dichter, tien jaar jonger was dan zijzelf, maar naar haar keek met een begeerte waarvan ze zich niet kon herinneren dat ze die ooit eerder had meegemaakt. Plotseling verlangde ze ernaar dat hij haar zou aanraken, zijn zelfbeheersing zou verliezen en alle passie los zou laten die ze in zijn ogen zag. Zou bewijzen dat hij haar niet kon weerstaan. Dat ze het waard was om van te houden.
Haar beneveling gaf haar de moed die ze nodig had.
Ze keerde zich naar hem toe en keek hem in de ogen, waarna ze haar hand over de zijne heen op de bar legde.
‘Is het ver naar jouw huis?’