OORLOG
Maart 1776
De hemel was strakblauw. Hudson had gezegd dat het rustig was op straat. Abigail liep de hal in waar Weston stond te wachten en pakte zijn hand.
‘Kom, we gaan een ommetje maken,’ zei ze.
Ze beschouwde hem als haar eigen zoon. Het was zo’n koddig klein ventje; ze zou hem met haar leven beschermen.
James zat nu een jaar in New York en wat was de wereld in die tijd veranderd. De gematigde stemmen waren gaandeweg verstomd. Het Continentale Congres had gezworen dat ze alleen op een rechtvaardige behandeling van de Britse regering uit waren. Mannen als John Jay wisten de Sons of Liberty niet meer in te tomen.
De rebellie was een eigen leven gaan leiden. Na de opstanden op Lexington en Concord, toen generaal Howe en zijn roodrokken Boston probeerden te ontvluchten, hadden de patriotten vreselijke slachtingen aangericht op Bunker Hill. In de noordelijke regio van de Hudson River verrasten Ethan Allen en zijn Green Mountain Boys de roodrokken en namen het fort van Ticonderoga in, met alle zware artillerie erbij. Aangemoedigd door deze overwinningen waagde het Congres een uitval naar Canada.
De Britse gouverneur in Virginia ronselde slaven voor het Engelse leger door hun vrijheid in het vooruitzicht te stellen, tot woede van de plantagehouders. Koning George had in Engeland de Amerikaanse koloniën officieel in staat van opstand verklaard en liet de havens sluiten.
‘De koning heeft ons de oorlog verklaard,’ zeiden de Sons of Liberty.
Wat de Amerikaanse kolonisten echter het meest in beroering bracht was geen militaire actie, maar een pamflet dat in 1776 was opgedoken. Het bleek geschreven te zijn door Thomas Paine, die onlangs in Philadelphia was gearriveerd. De titel van het pamflet luidde ‘Gezond verstand’. John Master vond het pure ophitserij.
Maar het was briljant geschreven, want Paine pleitte voor een onafhankelijk Amerika, Gods land en toevluchtsoord voor vrije geesten die het diabolische Europa de rug hadden toegekeerd, en hij gebruikte daarbij zinnen die in vele hoofden bleven nagalmen. Koning George noemde hij ‘de koninklijke schurk van Engeland’. En over de Britse heerschappij: ‘Het is absurd om een continent te laten overheersen door een eiland.’ Zijn statement over de onafhankelijkheid was eenvoudig en trefzeker: ‘Het is tijd dat onze wegen scheiden.’ Het pamflet werd binnen enkele weken in alle koloniën gelezen.
Oorlog leek onvermijdelijk. New York had strategisch gezien de machtigste haven en de controle over de noordelijke rivierroute naar Canada. Washington uit Virginia, die door het Congres was aangewezen als opperbevelhebber, had de stad geïnspecteerd. Aan het begin van 1776 had hij generaal Charles Lee ernaartoe gestuurd ter versterking.
Generaal Lee was een excentrieke Engelsman. Hij had meegevochten in de oorlog tegen de Fransen en de indianen, en hij was met een indiaanse getrouwd. Na een kortstondig verblijf in Europa keerde hij terug naar Amerika en raakte bezield door de onafhankelijkheidsstrijd van de kolonisten. Binnen een maand wist hij een solide verdedigingsfundament aan te leggen.
Zijn aanwezigheid had ook gevolgen voor de familie Master. Toen James zijn diensten aan het leger aanbood, had hij zo’n diepe indruk op generaal Lee gemaakt dat die hem terstond naar Boston stuurde om zich bij Washingtons troepen te voegen.
Terwijl Abigail door Beaver Street liep, dwaalden haar gedachten af naar haar dierbare broer en ze vroeg zich af hoelang het zou duren voor ze hem zou weerzien.
John Master keek naar de brief die voor hem lag. Het was momenteel niet eenvoudig om post vanuit Engeland te verzenden, en als bekende Tory moest hij op zijn tellen passen. In de afgelopen maanden hadden al vele Tory-vrienden in Londen de stad verlaten. Tryon, de koninklijke gouverneur, bevond zich veilig op een schip in de haven. Loyalisten die het aandurfden te blijven, hielden zich wijselijk gedeisd. Eenieder die correspondeerde met een Engelsman kon als spion worden beschouwd. Maar Albion was zo slim geweest om de brief via Boston te versturen, zodat een koerier die persoonlijk bij huize Master had kunnen bezorgen.
De brief was ter zake, precies en weinig bemoedigend.
Er werd een enorm leger op de been gebracht. Er waren niet voldoende roodrokken, zodat de regering een beroep had gedaan op Duitse huurlingen. Ze hadden zelfs gepoogd te rekruteren in Rusland, maar keizerin Catherina had het verzoek afgewezen. Er was nu geen weg meer terug.
Veel Engelsen hadden sympathie voor de opstandelingen in de koloniën, schreef Albion, met name de Londenaren. Zelfs premier North was hun welgezind – totdat de gevechten begonnen. In het House of Commons pleitten begaafde sprekers als Burke en Charles James Fox voor de koloniale zaak. En in het House of Lords ijverden Chatham, die Engeland naar een overwinning op de Fransen had geleid, en Franklins vriend Lord Dartmouth, nog steeds voor een compromis. Verscheidene legerofficieren weigerden om tegen de kolonisten te vechten.
Maar toen de eerste slachtoffers onder de Engelse troepen vielen, sloeg de stemming gaandeweg om. Dat was te verwachten; de rechtschapen koning George geloofde nog immer dat het zijn plicht was om niet te wijken. Een meerderheid in het parlement onderschreef dat standpunt. En al zou dat niet het geval zijn: er waren zo veel parlementsleden die ambtenaren een vorstelijk salaris betaalden waarvoor ze nauwelijks hoefden te werken, die in militaire commissies zaten waar promoties door de regering werden bepaald, die vrienden hadden met overheidscontracten of simpelweg om te kopen waren, dat North verzekerd was van de steun van de meerderheid.
Was er dan nog hoop? Ja, schreef Albion, om twee redenen. Ten eerste de kosten voor de enorme legermacht, die de pan uit rezen. De tweede reden was dat de Fransen, die toekeken hoe Engeland al zijn aandacht op Amerika richtte, naar alle waarschijnlijkheid bepaalde delen van het Britse rijk zouden aanvallen om het gebied dat ze tijdens de laatste oorlog hadden verloren terug te veroveren. En wellicht dat de patriotten bakzeil zouden halen als ze inzagen welke overmacht ze zich op de hals hadden gehaald, en zich bereid verklaarden een akkoord te sluiten.
Albion besloot zijn brief met luchthartiger nieuws.
Had James hem ooit iets verteld over de vermeende affaire van Norths moeder en de vader van de koning? Dat zou de premier en de koning tot halfbroers maken en ze leken zo veel op elkaar dat men geneigd was de geruchten te geloven. Mocht de premier het ooit moe worden de kolonisten te kastijden, dan zou zijn koninklijke broer – die God aan zijn zijde meende te hebben – ervoor zorgen dat hij volhield.
Abigail had de brief ook gelezen en John had geamuseerd haar gezicht zien betrekken bij de laatste passage.
‘Dat had ik nooit verwacht, papa, dat premier North de bastaardbroer van de koning was. Komt dit in Engeland vaak voor?’
‘Jawel, en ook in Amerika,’ had hij glimlachend geantwoord.
Maar het belangrijkste van de brief vond John dat er nog steeds hoop gloorde. Er zou waarschijnlijk strijd moeten worden geleverd, maar zodra de patriotten beseften wat ze hadden aangericht – ondanks de Sons of Liberty, ondanks generaal Lee en zijn versterkingen, ondanks de tragische vergissing van zijn zoon James – zou er op de een of andere manier een akkoord komen. Er was nog hoop voor hemzelf, Abigail en Weston.
Hij zat een poosje de situatie te overdenken, tot zijn gedachtestroom werd onderbroken door rumoer beneden. Hij haastte zich de trap af naar de hal en zag dat Hudson probeerde twee grote mannen buiten te houden. Maar tot zijn afgrijzen werd even later de deur opengeschopt.
Het was rustig in Bowling Green, waar Abigail en Weston een balspelletje deden. Het jongetje liet dolgraag zien dat hij hoog kon springen en lenig naar de bal kon duiken. Abigail vond hem erg ontwikkeld voor zijn leeftijd en maakte zich weleens zorgen dat hij naar zijn moeder verlangde. Dus al verveelde het balspel haar soms, ze wilde dat gemis graag compenseren en bovendien was het een waar plezier Weston zo verrukt te zien. Was James er ook maar bij.
Wat was ze opgewonden geweest om haar broer na zo’n lange tijd terug te zien. Hij was zo knap en zo lang en het was geweldig om hem aan de familietafel te zien. Ook was het een opluchting, want nu James hier was zou alles beter worden, daarvan was ze overtuigd.
Op de derde dag na zijn terugkeer had hij met zijn vader een serieus gesprek onder vier ogen gehad. Ze had haar vaders verdrietige geschreeuw gehoord, hun luide stemmen, gevolgd door een lange conversatie waarna haar vader met een bleek gezicht uit zijn werkkamer was gekomen.
‘Je broer heeft besloten zich bij de patriotten te voegen,’ had hij gezegd. ‘Ik respecteer zijn keuze, maar ik ben het er niet mee eens. Het is nu aan jou en mij, Abby, om het gezin bij elkaar te houden. Praat er maar niet over met James en ga niet met hem in discussie. Hij is je broer en verdient je liefde en je steun. Bovendien moet Weston gevrijwaard blijven van ruzies in huis.’
En zo geschiedde. Niemand kon bevroeden dat James en John Master in politiek opzicht lijnrecht tegenover elkaar stonden. Het nieuws werd op kalme toon besproken. John Master kraakte soms een mild-kritische noot over Washington en zijn troepen. James reageerde weleens hoofdschuddend op ondoordachte of hautaine beslissingen in Londen, maar hun gesprekken verliepen immer beheerst.
Kort na James’ terugkeer waren ze gezamenlijk naar Dutchess County gegaan om Susan te bezoeken. Susan was een echt moedertje geworden. Ze hield zich vrijwel uitsluitend bezig met haar kinderen en het leven op hun boerderij en bekommerde zich nauwelijks om de actualiteiten. Net zomin als haar echtgenoot, een hartelijke, doortastende man die eenvoudig stelde: ‘We houden ons zo veel mogelijk afzijdig van problemen.’ Ze konden gedurende hun verblijf allemaal prima met elkaar opschieten, maar Abigail zag dat ze weinig gemeen hadden. Toch nam Susan haar broer bij de arm toen ze vertrokken. ‘Kom ons gauw weer opzoeken, James, en wacht niet te lang. Ik ben veel te blij dat ik mijn broer na al die jaren weer terug heb.’
Abigails relatie met haar broer kon niet beter. James zocht haar gezelschap dikwijls op en hij wist haar altijd te vermaken met wilde verhalen uit zijn studententijd. Ondanks het importverbod en de gesloten haven vond hij overal mooie snuisterijen om haar cadeau te kunnen geven. En hij was een modelvader. Ze was trots op James als hij zijn zoontje leerde lezen, met hem speelde of uit wandelen ging.
Abigail prees zich gelukkig dat ze zowel haar vader als haar broer kon liefhebben en respecteren. Het huishouden bestierde zij – naar ieders tevredenheid, concludeerde ze – en Hudson en zijn vrouw klopten bij haar aan voor advies over dagelijkse zaken. Ze deed haar best een steun te zijn voor haar vader, een goede gezel voor haar broer en zich als een moeder naar Weston op te stellen.
Maar toch, waarom was James alleen gekomen? Waar was zijn echtgenote? Kort na zijn terugkeer had Abigail de kwestie bij hem aangekaart, maar hij had ontwijkend geantwoord en haar vriendelijk verzocht het onderwerp te laten rusten. Haar vader wist er ook het fijne niet van. Pas na drie weken kon James het opbrengen te vertellen dat het tussen hem en Vanessa niet langer boterde.
‘Ik hoop echt dat het weer goed komt,’ zei hij, ‘maar ik reken er niet op.’ Iedereen was het erover eens dat de kleine Weston er maar beter niets van kon weten. Ze vertelden hem dat zijn moeder vast zou komen zodra ze kon, en al miste hij haar ongetwijfeld, hij accepteerde haar afwezigheid als een onverklaard fait accompli in de wereld der volwassen.
Na enkele maanden werd er een brief van Vanessa bezorgd, geschreven op dik papier in haar stevige, ronde handschrift. Er stonden lieve dingen in voor Weston, ze uitte haar zorg over de opstand in de koloniën en vroeg wanneer James naar huis kwam. Kennelijk was ze niet van plan zelf te komen.
Ondertussen vormde James’ aanwezigheid enige mate van bescherming, want de opstand werd alleen maar erger. Vele Tory-loyalisten hadden de stad verlaten. Ze gingen naar Engeland of trokken zich terug in hun buitenhuizen waar ze hoopten veilig te zijn. Loyalisten die zich in Kings of Queens County op Long Island hadden verschanst, werden dikwijls door patriotten lastiggevallen. Maar zolang James in huize Master verbleef, werd hun adres beschouwd als patriottisch.
Abigail had afwezig een tijdje met Weston gespeeld, toen ze per ongeluk de bal te ver weg gooide. De jongen dook eropaf maar bezeerde daarbij zijn knie aan een rots. Zijn gezichtje betrok en ze verwachtte dat hij een keel zou opzetten, maar Weston betoonde zich geen kleinzerig ventje. Toen schrok ze van een luid kabaal in een straat achter haar. Ze bleef staan om te luisteren wat er aan de hand was, maar het geluid ebde weer weg. Even bleef ze besluiteloos staan.
‘Gooi die bal nou, Abby!’ riep Weston.
Op dat moment verscheen Solomon in de verte, die naar hen toe rende.
‘U moet hier blijven, juffrouw Abigail,’ riep de jongen buiten adem toen hij hen had bereikt.
‘Wat is er aan de hand?’
‘De baas, ze hebben hem opgepakt,’ antwoordde hij op fluistertoon, zodat Weston het niet kon horen. ‘Ze beweerden dat hij een spion is vanwege zijn briefwisseling met Engeland. U kunt niet naar huis,’ drong hij aan. Maar ze luisterde niet meer.
‘Pas jij op Weston,’ beval ze. Ze duwde de bal in Solomons handen en zette het op een lopen.
Er had zich een hele menigte voor hun huis verzameld, die gespannen afwachtte. Abigail probeerde zich een weg door de massa te banen, maar voordat ze bij de poort was, ging hun voordeur open en begonnen de mensen te schreeuwen.
Haar vader was tot aan zijn middel ontkleed en hij was barrevoets. Hij was nog altijd een flinke man die een handgemeen had aangekund, maar hij zag zich geconfronteerd met een overmacht van minstens twaalf man en had zich gewonnen moeten geven. John Master hield zijn kin waardig omhoog, maar hij zag asgrauw. Ze had haar vader nooit eerder zo in het nauw gedreven gezien. De mannen duwden hem alle kanten op.
De menigte begon steeds luider te krijsen. Zo te horen waren ze uit op zowel vermaak als revanche. John werd op de stoep vastgehouden door een aantal mannen, terwijl anderen een vat met teer vasthielden.
Abigail begreep wat haar vader te wachten stond. Het had geen zin tussenbeide te komen, ze was volledig machteloos. Haar gedachten gingen razendsnel. Ze draaide zich om en rende weg. Waar kon ze heen – naar Wall Street? Naar het raadhuis waar mensen met gezag zaten? Ze had maar zo weinig tijd… Hoelang duurde het om de wrede traditie van pek en veren uit te voeren?
Het was een rituele vorm van vernedering. Ruk iemand de kleren van het lijf, overgiet hem met teer, gooi er veren overheen die aan de teer bleven kleven. Het was de schande van de naaktheid, de schroeiende pijn van gloeiende teer, de suggestie dat iemand een zwarte huid had als een inboorling of een slaaf en dan bestrooid werd met veren, als een kip die rijp was voor de stoofschotel. Daarna werd het slachtoffer door de straten geduwd zodat de hele stad hem kon bespotten. Na afloop moest de pek van hun huid worden geschraapt, en velen overleefden dat niet.
Abigail rende zo hard ze kon en keek wild om zich heen, in de hoop dat ze iemand tegenkwam die het gezag had deze gruwel een halt toe te roepen. Bij de entreepoort naar het fort schreeuwde ze naar de wacht dat ze zijn meerdere wenste te spreken.
‘Er is niemand,’ luidde het antwoord.
‘Maar ze gaan mijn vader met pek en veren overgieten!’
‘Probeer het raadhuis,’ zei de man schouderophalend.
‘Vervloekt ben je,’ riep Abigail, en ze rende wanhopig terug naar Broadway.
Een eindje verderop zag ze een koets langs de kant van de weg staan. Ze aarzelde geen seconde. ‘Help!’ riep ze naar de koetsier. ‘Breng me snel naar de City Hall! Ze willen mijn vader met pek en veren overgieten!’
De koetsier aarzelde gelukkig geen seconde en ze werd door een sterke arm in het rijtuig getild. Hij kwam haar vaag bekend voor, maar ze wist niet meer waarvan. De koetsier liet zijn zweep knallen en de koets schoot vooruit. Maar in plaats van noordwaarts te gaan, liet hij het rijtuig draaien.
‘In hemelsnaam, ga naar de City Hall!’ smeekte ze.
Maar hij luisterde niet. In plaats daarvan zei hij: ‘Als u hem wilt redden, houd u dan stevig vast, juffrouw Abigail.’
Voordat ze begreep wat er gebeurde, reden ze Beaver Street in. De koetsier remde niet af toen hij de menigte ontwaarde, maar reed recht op hen af zodat de mensen uiteen werden gedreven. Haar vader stond nog altijd op het bordes. De mannen hadden zijn borst en rug al met pek ingesmeerd en wilden net aan zijn voeten beginnen toen ze verbaasd opkeken bij de onderbreking.
‘Schei daar onmiddellijk mee uit!’ brulde de koetsier met een van woede overslaande stem. Hij was er kennelijk zeker van dat er naar hem werd geluisterd.
De man met de teerkwast aarzelde, maar zijn kompaan die het gloeiende vat vasthield, schreeuwde: ‘Het is een verdomde Tory-spion.’
De koetsier haalde zo bliksemsnel uit met zijn zweep dat Abigail de beweging niet met haar ogen kon volgen. De man liet het vat schreeuwend uit zijn handen vallen; de gloeiende teer stroomde over de treden van het bordes.
‘Spreek je me soms tegen?’ vroeg de koetsier.
‘Nee, Charlie,’ zei de man met de teerkwast.
‘Goed zo. Want dit is het huis van James Master, officier bij de patriotten, en het staat onder zijn bescherming. Iedereen die de bewoners een haartje durft te krenken…’ Hij hoefde zijn zin niet af te maken.
‘Goed, Charlie,’ zei de man met de teerkwast. ‘Zoals je wenst. Kom, mensen, we gaan.’ En hij nam zijn mannen mee de straat op.
Charlie keek dreigend op de menigte neer en liet zijn zweep nogmaals knallen. De mensen stoven alle kanten op.
‘Gaat u maar snel voor uw vader zorgen, juffrouw Abigail,’ zei Charlie en hij hielp haar met uitstappen. Tegen de tijd dat ze bij de deur was, was hij al weggereden. Hij keek niet om.
Daarna werden ze niet meer lastiggevallen. Haar vader was hogelijk verbaasd door de tussenkomst van Charlie White. Abigail kwam de koetsier twee dagen later tegen op straat en zei hem dat haar vader hem graag wilde bedanken. Hij schudde zijn hoofd.
‘Het ging niet om hem,’ gromde hij en hij reed weg.
Een maand later kwam James terug uit Boston. Hij was verheugd. Generaal Howe en zijn roodrokken hadden zich uit Boston terug moeten trekken en waren naar Nova Scotia gevlucht. Washington had James bevorderd tot kapitein. De vernedering waaraan haar vader was blootgesteld, kon Abigail niet meer uit haar hoofd zetten, en ze was vastbesloten haar familie te beschermen. Toen James haar op een dag vroeg of ze Tory of patriot was, gaf ze een ontwijkend antwoord.
‘Volgens mij heeft Weston een koutje gevat,’ zei ze. ‘Hij moest vandaag maar binnenblijven.’
Soms was het moeilijk te zeggen wie in New York de baas was. De koninklijke gouverneur en het oude bestuur waren lamgelegd. Meestentijds was het patriottisch Provinciale Congres actief, geleid door mannen van de oude elite, zoals Livingston. Het New Yorkse Congres, dat gematigd was gebleven, hoopte nog steeds op een compromis. Maar op de straten van New York maakten de Sons of Liberty de dienst uit.
Ondertussen waren de voorbereidingen voor de oorlog in volle gang. De Britten zaten in Nova Scotia, maar iedereen wist dat ze terug zouden komen. Er kwamen steeds nieuwe patriottentroepen en de Sons of Liberty brachten hen met leedvermaak onder in de huizen van loyalisten die de stad waren ontvlucht. De Tory-vesting van King’s College was vrijwel geheel legerkazerne geworden. In de wijk van Charlie White stond het vol tenten. Toen Charlie elke beschikbare man opriep om tijdelijke kampementen aan de rivieroever te bouwen, zond John Master – na enig tegenstribbelen – Solomon om hen te helpen.
Volgens James zou generaal Lee de stad niet lang vast kunnen houden. ‘De Britse troepen varen de haven in en schieten ons aan gort. Maar Lee vindt dat we eerst flink strijd moeten leveren.’
‘En wat zegt Washington?’ vroeg zijn vader.
‘Zijn instructies luiden dat we zo lang mogelijk stand moeten houden.’
Licht geamuseerd zei John tegen Abigail dat het Provinciale Congres de benen zou nemen zodra de Engelsen arriveerden.
‘Waar willen ze naartoe?’ vroeg zijn dochter.
‘Waarschijnlijk naar White Plains, vijfentwintig mijl ten noorden van hier.’ Hij grinnikte. ‘Daar kunnen ze alle kanten op.’
Medio juni kreeg John een brief van Albion die door een koopman van de West-Indische Compagnie mee was gesmokkeld. Albion gaf een opsomming van de kolossale legermacht die onderweg was en met welke bevelhebbers. Generaal Howe had het opperbevel en zijn broer, admiraal Howe, voerde de vloot aan. Generaal Clinton, die als jongen in New York had gewoond, was een competente legerleider. Cornwallis was ook geschikt, hetzij wat heetgebakerd. Albion had nog een interessante toevoeging over de gebroeders Howe: ze zouden een flinke som geld krijgen als ze een vredesakkoord wisten te bereiken. ‘Dus ze zetten op zowel oorlog als vrede in.’
Heb ik ooit verteld dat de gebroeders Howe neven van de koning zijn? Diens overgrootvader had een bastaard halfzus – met wie hij zo hecht was dat er werd gefluisterd dat ze zijn maîtresse was. Hoe dan ook, deze vrouw trouwde en haar dochter, de latere Lady Howe, baarde de generaal en de admiraal. De koning is erg op hen gesteld en noemt hen ‘neef’. Dat maakt deze Amerikaanse expeditie nogal een familieaffaire, nietwaar?
Deze brief sterkte John in zijn overtuiging dat ze een immense troepenmacht konden verwachten die op een snelle zege uit was. En men ging er in Engeland kennelijk van uit dat de kolonisten niet de ruggengraat hadden om strijd te leveren. Albions laatste passage was minstens even verrassend.
Mijn zoon Grey zit bij de legermacht die onderweg is naar de Amerikaanse koloniën. Het was tegen mijn advies in, maar hij heeft me overgehaald voor hem een aanstelling in het leger te financieren. Ik bid dat hij er zonder kleerscheuren van afkomt en in de gelegenheid zal verkeren bij jullie langs te gaan. Wie weet strijden hij en James nog zij aan zij.
Abigail las de brief ook en keek haar vader verbaasd aan.
‘Zo te zien weet mijnheer Albion niet dat James zich bij de patriotten heeft aangesloten. Heb je hem dat niet geschreven?’
‘Het moet me zijn ontschoten.’ Johns glimlach was wrang. ‘Of ik hoopte dat James van gedachten zou veranderen.’
‘Vadertje toch,’ zei Abigail en ze kuste hem op zijn wang.
Sinds mei kwam het Continentale Congres in Philadelphia vaak bijeen om te discussiëren over een algemene verklaring van hun bezigheden en toekomstige plannen. Toen alle dertien koloniën werd gevraagd een delegatie te sturen, had het gematigde New Yorkse Congres schoorvoetend toegegeven. Toch was het geen bijeenkomst van wilde radicalen, maar van kooplui, boeren en advocaten die vaak persoonlijke banden met Engeland hadden. Velen waren afgestudeerd aan de beste universiteiten van Amerika, zoals Harvard, William and Mary, Yale en Princeton. Drie afgezanten kwamen van de Schotse universiteiten in Edinburgh en St Andrews, twee hadden op Cambridge gezeten en een op Oxford. Ook Benjamin Franklin was erbij, de voormalig imperialist die bijna twintig jaar onafgebroken in Engeland had gewoond.
De verlichte aanvoerders ondersteunden de onafhankelijkheid. John Hancock, de rijkste man van Boston, had de Britse regering lang geleden de rug toegekeerd, al was dat meer vanwege zijn smokkelactiviteiten dan uit principe. Jefferson, de glorieuze erfgenaam van de Europese verlichting en John Adams, de geleerde jurist, waren beiden na veel overpeinzingen tot de conclusie gekomen dat onafhankelijkheid noodzaak was. De overige afgezanten konden niet besluiten en eind juni werd bekend dat het Congres nog steeds niet tot een consensus was gekomen.
John besprak de zaak met zijn zoon tijdens het diner. Hij sneed voorzichtig het onderwerp aan.
‘Vergeef me, James, maar het Britse leger is onderweg en ik moet je dit vragen: als ze met een overmacht komen en Washington wordt verpletterend verslagen, betekent dat dan niet meteen het einde? Neem je geen onnodige risico’s?’
‘Nee, vader,’ antwoordde James. ‘Zelfs als wij de strijd verliezen, dan hebben de Britse generaals de regering gewaarschuwd dat een leger niet eeuwig een naar vrijheid smachtend volk in bedwang kan houden.’
‘Een kwart van de bevolking is misschien nog loyalist en er is altijd een deel dat met alle winden meewaait. Het kan zijn dat de gebroeders Howe een voorstel doen dat het leeuwendeel van de patriotten zal aanspreken.’
‘Mogelijk. Maar het ziet ernaar uit dat de Britten ons niet het soort onafhankelijkheid gunnen dat we willen.’
‘Wat willen jullie? Een republiek?’
‘Inderdaad. Een vrije republiek.’
‘Je hebt gestudeerd aan Oxford en je kent de geschiedenis beter dan ik. Is het machtige Romeinse rijk ook niet ten onder gegaan aan decadentie? En nadat koning Charles was onthoofd ontpopte Cromwell zich tot zo’n tirannieke heerser dat ze de monarchie in ere hebben hersteld.’
‘Wij zullen het beter doen.’
‘Dat is een mooi voornemen, jongen, maar geen enkel rijk van deze grootte is daar ooit in geslaagd.’
‘U moet vertrouwen hebben, vader.’
‘Dat heb ik dus niet. Maar ik had nog een andere vraag. De bedoeling van de huidige congresbijeenkomst in Philadelphia is toch dat er een onafhankelijkheidsverklaring door de koloniën wordt opgesteld?’
‘Dat klopt.’
‘Waarom is die zo belangrijk?’
‘Wilt u een eerlijk antwoord?’
‘Natuurlijk.’
‘Omdat anders de Fransen ons niet serieus zullen nemen.’
‘De Fransen? Wat hebben zij ermee te maken?’
‘De Britten hebben een vloot die de zeeën regeert. Wij, kolonisten, hebben slechts boekaniers die geen schijn van kans maken tegen de koninklijke armada. De Fransen hebben echter een aanzienlijke zeemacht en ook veel wapens. In het zuiden zijn ze de patriotten in het geheim al aan het bewapenen. We kunnen de Engelsen niet verslaan zonder de Fransen en hun vloot. Maar hoe graag ze de Engelsen ook een dreun willen geven, ze zullen er diep voor in de buidel moeten tasten en geen risico willen nemen als ze er niet van overtuigd zijn dat het ons menens is. Daarom hebben we die onafhankelijkheidsverklaring nodig.’
‘Als jullie zo’n alliantie met de Britse aartsvijand aangaan, zijn jullie echte vijanden van Engeland,’ verzuchtte John hoofdschuddend. ‘Bovendien is Frankrijk een papistentirannie, ze staan voor alles wat jij verfoeit.’
‘Nood breekt wetten, vader.’
‘Ik weet niet zeker of dit goed zal uitpakken. Ik geloof niet dat de koloniën zullen samenwerken. Het verschil tussen Noord en Zuid is te groot. In Philadelphia hebben ze nog altijd geen overeenstemming bereikt en Georgia heeft niet eens deugdelijke afgezanten gestuurd.’
‘Dat kan ik niet ontkennen.’
John knikte bedrukt en schonk zijn zoon nogmaals bij. Ze bleven een poosje napraten over andere onderwerpen zonder dat er een onvertogen woord viel.
Op 29 juni van dat jaar arriveerde de Britse vloot. John en Abigail zagen vanaf het fort een honderdtal schepen aan de horizon verschijnen, met negenduizend roodrokken die bij Staten Island voor anker gingen. Het bood een indrukwekkend spektakel. De Britten gingen van boord, maar ondernamen nog geen actie. Kennelijk wachtten ze op versterking. De stad beefde. Twee dagen later bekende James grimmig: ‘De milities op Staten Island zijn overgelopen naar de Britten en er zijn al loyalisten vanuit Long Island onderweg om hetzelfde te doen.’
Zijn vader zweeg. Maar Abigail hoorde hem diezelfde avond tegen James zeggen: ‘Het is voor jou nog niet te laat om ook naar Staten Island te gaan, mijn zoon. Ik zal je steunen.’
‘Dat kan ik niet, vader,’ antwoordde James.
James kwam op 8 juli opgewonden thuis. ‘Het Philadelphia Congres heeft de onafhankelijkheidsverklaring rond!’ riep hij.
‘Hebben alle koloniën ondertekend?’ vroeg John.
‘Bijna allemaal, het was spannend tot de laatste minuut. New York heeft zich afzijdig gehouden, maar ze zullen over de brug komen.’
De volgende dag liep een zwerm mensen over Broadway naar Bowling Green, ze trokken het bronzen standbeeld van koning George omlaag, hakten zijn hoofd eraf en sleepten de torso weg.
‘We gaan het omsmelten tot kogels om de roodrokken mee voor hun raap te schieten!’ riepen ze.
Dezelfde avond bracht James zijn vader een kopie van de onafhankelijkheidsverklaring. ‘Jefferson heeft hem opgesteld, maar Benjamin Franklin heeft de correcties gedaan. U zult moeten toegeven dat hij er prima uitziet, nietwaar?’
John nam de tekst sceptisch door.
‘“Leven, Vrijheid en Streven naar geluk”. Toe maar. Dat klinkt als een van Thomas Paines pennenvruchten.’
‘Het is eigenlijk afgeleid van John Locke, de filosoof. Alleen had hij het over “eigendom” in plaats van “geluk”.’
‘Eigendom klinkt als een zinniger investering,’ antwoordde John droogjes.
Verklaring of niet, de zaken stonden er voor de patriotten weinig rooskleurig voor. In het zuiden hielden ze stand tegen de roodrokken, maar in Canada speelden ze niets klaar. Op Staten Island kwamen de Britten op 12 juli eindelijk in beweging. Abigail, John en James keken toe hoe twee schepen naar de haven voeren. De patriotten stonden met hun geschut paraat bij het oude fort op Governor’s Island vlak voor de haven, en bij Whitehall Dock om de Hudson te kunnen bewaken. Toen de Britse schepen naar de Hudson voeren, vuurden ze de eerste kanonskogels af.
‘Waar zijn die dwazen mee bezig?’ foeterde James. ‘De schepen zijn nog veel te ver weg.’ De schepen kwamen steeds dichterbij, maar de kogels misten hun doel doordat de kanonnen verkeerd waren gericht. De Britse schepen namen niet eens de moeite terug te schieten. Bij een van de verdedigingslinies was een luide explosie te horen.
‘Zo te zien hebben ze zichzelf opgeblazen,’ zei John. James gaf geen antwoord, maar keek zwijgend toe hoe de Britse schepen de Hudson op voeren en koers zetten naar het noorden.
Tegen de avond, toen Abigail en James teruggingen naar de haven waar de zon haar laatste gloed van de dag overheen wierp, zagen ze aan de kim een hele reeks zeilmasten afgetekend. Het ene na het andere schip kwam dichterbij. Ze keken toe hoe de rode zon in de zee zonk en de hele machtige vloot naar de ankerzone gleed.
‘Mijn god,’ fluisterde James. ‘Dat zijn er minstens honderdvijftig.’ Abigail zag in de schemering het gezicht van haar broer verstrakken.
Maar de Britten wachtten. Nog een hele maand. Admiraal Howe, die het bevel over de vloot voerde, leek evenals zijn broer geen haast te hebben. In de tussentijd overzag Washington, die tijdelijk was ondergebracht in het landhuis van de familie Morris vanwaar hij uitzicht op de Harlem River had, de verdedigingswerken van de stad, New Jersey en Long Island zonder een spier te vertrekken. Zijn kalmte was bewonderenswaardig.
Tegen de tijd dat defensie gereed was, moest elk schip dat de Hudson wilde bevaren langs een tweetal forten met geschut – Fort Washington en Fort Lee – en nog een rij kleinere forten die aan de overkant van de East River op Brooklyn waren gebouwd, teneinde de stad voor aanvallen vanuit Long Island te behoeden.
Begin augustus arriveerden Clinton en Cornwallis uit het zuiden, met acht regimenten. Een paar dagen later arriveerden tweeentwintig schepen met nog meer regimenten uit Engeland. Op 12 augustus zagen de New Yorkers tot hun verbijstering een derde grote vloot naderen van honderd schepen met aan boord de Hessische huurlingen.
De superioriteit van deze zeemacht was overweldigend. Tweeëndertigduizend van Europa’s beste troepen tegen Washingtons slecht getrainde vrijwilligers. Twaalfhonderd kanonnen versus het povere geschut aan de kustlijn waarmee ze nog geen schip wisten te raken. Admiraal Howe kon New York van de aardbodem vagen als hij wilde. Maar dat wilde hij niet. Hij probeerde Washington tot een gesprek te bewegen, maar al zijn pogingen liepen op niets uit. Washington stuurde Howes eerste brief terug met de mededeling: ‘U hebt me niet als generaal aangesproken.’ Zijn tweede antwoord luidde: ‘Praat met het Congres, niet met mij.’
‘Begaat Washington een vergissing, papa?’ vroeg Abigail. Vele gezinnen in de stad waren die mening toegedaan. Ze laadden hun bezittingen in rijtuigen en vluchtten de stad uit.
‘Hij speelt blufpoker,’ antwoordde John Master. ‘Howe hoopt dat we de schrik in de benen krijgen en ons overgeven. Ik weet niet wat er in Washingtons hoofd omgaat. Als hij denkt dat hij een kans maakt tegen de Britten, dan is hij niet goed wijs. Maar ik weet niet zeker of dat zijn strategie is. Howe wil het verzet van de patriotten breken door een vredesakkoord aan te bieden. Washington moet hem de voet dwars zetten, Howe dwingen tot een aanval en Amerikaans bloed laten vergieten.’
‘Dat is wreed.’
‘Het is een gok. Als de patriotten in paniek raken of als Washington wordt uitgeschakeld, valt het doek. Als Washington het overleeft, sterkt dat het moreel van de patriotten. Ondertussen legt de Engelse overheid dagelijks kapitalen neer om hun legermacht hier te houden.’ Hij glimlachte. ‘Als de Britten New York plat hadden willen bombarderen, hadden ze dat al gedaan.’
Tot slot resteerde nog de vraag welke tactiek de Engelsen wilden toepassen. Zouden ze zich met hun kanonnenovermacht via de haven Manhattan binnen schieten, of langs Long Island en Brooklyn de East River oversteken? De patriotten kwamen er niet uit, dus hun troepen waren verdeeld tussen de stad en Brooklyn Heights.
Abigail zag hen naar Brooklyn trekken. Ze maakten geen bijster gedisciplineerde indruk. Ze marcheerden uit de pas en hadden geen uniformen.
In de derde week van augustus kregen alle burgers van Washington het bevel om de stad te verlaten. In de veronderstelling dat ze naar Dutchess County zouden gaan, wilde Abigail voorbereidingen treffen voor de reis. Tot haar verbazing zei haar vader dat ze zouden blijven.
‘Maar Weston dan?’ vroeg ze.
‘Weston is hier net zo veilig als waar dan ook,’ zei hij.
Dezelfde middag schrok ze op van een aantal soldaten die hun kersenboom in de voortuin wilden omzagen. De meeste boomgaarden in de stad waren al omgehakt om kampvuren te stoken, maar dit was absurd. Net toen haar vader naar buiten liep om in te grijpen, kwam James er aan. Hun verbazing werd nog groter toen ze zagen dat hij in gezelschap was van generaal Washington.
Hij was een indrukwekkende verschijning. James was lang, maar Washington stak nog boven hem uit. Zijn rug was kaarsrecht en hij oogde zo sterk als een beer. James stelde de generaal en zijn vader aan elkaar voor.
Washington liet zijn grijsblauwe ogen op John Master rusten en maakte een diepe buiging. Hij had een flegmatieke waardigheid over zich, en mede door zijn lengte was het niet moeilijk om te begrijpen waarom hij zo veel gezag over zijn manschappen had. Abigail verwachtte dat haar vader hem net zo beleefd zou begroeten, maar John Master leek voor het eerst zijn goede manieren achterwege te laten. Hij wees naar de soldaat met de hakbijl en gromde: ‘Wat heeft het in vredesnaam voor zin om die boom om te hakken?’
Washington staarde hem aan en negeerde zijn vraag. ‘Ik had gezegd dat alle burgers de stad moesten verlaten,’ zei hij koeltjes.
‘Ik blijf zitten waar ik zit.’
‘In afwachting van de Britten.’
‘Misschien.’
Abigails mond zakte open. Hoe liep dit af? Zou Washington haar vader laten opsluiten? James keek met afgrijzen toe.
Maar de grote man bleef onbewogen naar John Master staren, zonder met zijn ogen te knipperen. Toen draaide hij zich zwijgend om en liep weg. Een stukje verderop hoorde ze hem ‘typisch een yankee’ tegen haar broer zeggen. Maar ze wist niet of haar vader het ook had gehoord. Ondertussen werd de kersenboom omgehakt.
Vijf dagen later begon de strijd. De Engelse schepen verlieten de ankerplaats voor Staten Island, maar de meeste actie vond plaats op het zuidelijke gedeelte van Long Island, nog onder Brooklyn. Met behulp van haar vaders bronzen verrekijker zag Abigail een tiental boten vol roodrokken, die waarschijnlijk van plan waren de East River op te varen. Daar hadden de patriotten echter een verdedigingslinie opgesteld.
De volgende ochtend waren de Engelsen nog steeds hun troepen aan het overbrengen naar Long Island. Washington nam James mee naar Brooklyn. ’s Avonds kon James hun gedetailleerde informatie verschaffen.
‘Dat Britse leger is enorm. We denken dat ze morgen de Hessische huurlingen verschepen, met hun Amerikaanse aanhangers.’
‘Bedoel je de loyalisten?’
‘Ja. Toen gouverneur Tryon de stad uit vluchtte, richtte hij zich op het ronselen van militairen. Er zijn twee regimenten vrijwilligers in New York en Long Island. Washington zal tegen beiden de wapens moeten opnemen. O, en er zijn ook nog achthonderd overgelopen slaven aan Britse zijde.’
‘Wat is Washington van plan?’
‘We houden ons verscholen in de greppels. De Britten moeten tussen ons door of ze moeten een heel steile helling beklimmen, dezelfde die Howe duur kwam te staan bij Bunker Hill. De verwachting is dat we hen kunnen tegenhouden.’
De volgende ochtend kuste James Abigail en Weston gedag en schudde zijn vader warm de hand. Abigail wist wat dat betekende.
Ondanks alles namen de Britten er de tijd voor. Er verstreken nog eens drie dagen. Abigail bracht veel tijd door met Weston en haar vader zei steeds dat hij afspraken had in de stad. Maar ze wist heel goed dat hij op de kade stond, dag in dag uit, met zijn verrekijker in de hand om de gebeurtenissen op de voet te volgen. De nacht van 26 augustus was ongewoon koud en aan de hemel stond een vlekkerige maan.
Vroeg in de ochtend hoorden de Masters geweerschoten.
De rest van de ochtend galmden de knallende musketten en het kanonnenvuur over het water. Uit de heuvels in Brooklyn steeg rook op. Maar ze konden niet zien wat er precies gebeurde, dat hoorden ze ’s avonds pas. De Britten hadden Washington en zijn troepen zwaar getroffen, maar de patriotten in Brooklyn Heights hielden nog altijd stand.
Abigail ging de volgende dag vroeg naar de kade om haar vader een kan hete chocola te brengen. Hij stond in de regen, gekleed in een oliejas en met een grote zuidwester op. De verrekijker zat in zijn jaszak. Ze had liever dat hij naar huis kwam voor hij kouvatte.
‘Ik kon net onze jongens door een mistbank heen zien,’ verzuchtte hij. ‘De Britten zijn de heuvels overgestoken. Washington zit bij de rivieroever in het nauw. Hij maakt geen schijn van kans meer. Hij zal zich moeten overgeven. Maar misschien is dat maar beter ook.’
‘Denkt u dat James…’
‘Laten we er maar het beste van hopen.’
Het bleef de hele dag regenen. Toen haar vader eindelijk thuiskwam, liet ze Hudson een heet bad voor hem vullen. Die avond vroeg Weston haar: ‘Is mijn vader gesneuveld?’
‘Natuurlijk niet,’ zei Abigail. ‘Ze zijn gewoon naar een veiliger plek gegaan.’
De volgende dag was de situatie onveranderd. Toen het ophield met regenen, ging John Master terug naar de kade. Abigail volgde hem een uur later.
‘Waar wachten ze in vredesnaam op?’ brieste haar vader. ‘De Britten zullen toeslaan zodra hun kruit is opgedroogd. Waarom geeft Washington zich niet over?’
Maar er gebeurde niets. John was danig uit zijn humeur en direct na het avondeten rende hij weer naar de kade. ‘Die verdomde mist, ik zie geen steek,’ gromde hij.
Om middernacht werd er op de deur gebonsd. John greep zijn revolver en met het wapen in de aanslag keek hij toe terwijl Hudson de deur openmaakte. Charlie White stond op de drempel. Hij zag Johns pistool.
‘Goedenavond, John. Ik heb je sleutels nodig.’
‘Welke sleutels?’
‘Van die verdraaide schepen van je. We konden met gemak inbreken in je pakhuis, maar er waren zo veel sloten dat het geen beginnen aan was.’
‘Waarvoor heb je mijn schepen nodig, Charlie?’
‘We willen onze jongens uit Brooklyn terughalen. Er is haast bij.’
‘O mijn god,’ riep John uit. ‘Wacht, ik ga mee.’
Een uur later was hij terug. Abigail wachtte hem op.
‘Zoiets heb ik nog nooit gezien,’ zei hij opgewonden. ‘Ze hebben praktisch een hele vloot! Sloepen, kano’s, alles wat maar blijf drijven. Er is een provisorische veerdienst ingesteld om het leger vannacht terug te halen.’
‘Zullen ze slagen?’
‘Zolang de Britten niet beseffen wat er gebeurt, maken ze een kans. Gelukkig zijn er mistbanken.’
‘En James?’
‘Niet gezien. Je moet Hudson en Ruth wekken en hete bouillon gaan maken, stoofpot, wat dan ook. De mannen die ik van de boten zag komen, waren er vreselijk aan toe.’
‘Moeten we patriotten te eten geven?’ riep ze vol afgrijzen uit.
‘Ze hebben geen droge draad meer aan hun lijf, de stakkers. Ik ga weer terug.’
Abigail deed wat haar vader haar had opgedragen en was met Hudson en zijn vrouw in de keuken bezig toen haar vader weer terugkwam. Hij grinnikte als een schooljongen.
‘James is er! Hij komt zo thuis. Ik heb gezegd dat hij zijn manschappen kan meenemen. Hoe ver zijn jullie met het eten?’
‘Nog heel even. Hoeveel mannen neemt James mee?’
‘Tweehonderd, ongeveer. Is dat een probleem?
Abigail en Ruth keken elkaar aan. ‘Natuurlijk niet,’ zei Abigail.
Terwijl hun huis zich gaandeweg vulde met mannen, nam James zijn vader en Abigail terzijde om hen op de hoogte te brengen van de laatste ontwikkelingen.
‘Onze linkerflank was zwak. Dat hadden de loyalisten op Long Island gezien en aan de Britten doorgegeven. Vannacht kwamen Britse troepen door de Jamaica Pas en ze vielen tegen de ochtend onze achterhoede aan. Onze linies werden uiteengeduwd. We moeten minstens twaalfhonderd man hebben verloren, de gewonden niet meegerekend. Als Howe had doorgezet en ons ook op Brooklyn Heights had aangevallen, was de strijd al beslist geweest. Zoals het er nu voor staat…’ Hij maakte een moedeloos gebaar. ‘We houden nog één dag stand, en misschien dat nog niet eens.’
Aan de ontmoedigde en uitgeputte gezichten van de mannen te zien, zou Washingtons leger niet meer kunnen vechten.
Het huis werd een kazerne. In de tuin, op de afrastering, op de grond en aan de waslijnen hingen doorweekte tenten en uniformen te drogen. Toen de zon ging schijnen, vulde het huis zich met stoomdampen. Hudson zette een grote tobbe bij het hek met bouillon die door Abigail steeds werd bijgevuld, zodat ze de passerende soldaten een kom soep konden geven.
Net toen John zelf soep stond uit te delen rond het middaguur, kwam Washington voorbij op zijn paard. Hij keek verbaasd naar de loyalistische koopman en zijn soeplepel.
Zonder iets te zeggen salueerde hij voor John en galoppeerde de straat uit.
De situatie werd er niet beter op.
‘Driekwart van de troepen in Connecticut, wat neerkomt op zesduizend manschappen, heeft de benen genomen,’ meldde James. ‘Niemand gelooft nog dat New York standhoudt, behalve Washington. Wie weet?’
Al waren de Britten tactisch gezien sterker, hun strategie bleef ongewijzigd. Ze wilden verzoening. Op 11 september gingen John Adams, Rutledge en Benjamin Franklin naar Staten Island voor een overleg met Howe.
‘De Britten hebben iedereen amnestie beloofd als we de onafhankelijkheidsverklaring afzweren,’ zei James. ‘De afgezanten moeten erheen om dat voorstel af te wijzen.’
John Master zweeg. Later zei hij tegen Abigail dat het een kwestie van gezond verstand was om ‘ja’ te zeggen.
Daags daarna voerden de patriotten overleg.
‘Washington is geheel weggestemd,’ zei James later. ‘We kunnen New York met geen mogelijkheid verdedigen. Maar er is nog een andere manier om de stad uit Britse handen te houden.’
‘Welke dan?’ vroeg zijn vader.
‘We branden de boel plat.’
‘Jullie willen New York in de as leggen? Wat is dat voor dwaasheid?’
‘John Jay vond het ook een goed plan.’ James glimlachte. ‘Maar maak je geen zorgen, vader, want het Congres heeft het verboden.’
Twee dagen later verplaatste Washington zijn troepen naar de rotsachtige natuurforten van Harlem Heights, vlak bij zijn hoofdkwartier. Maar hij liet vijfduizend man achter in de stad onder bevel van de oude generaal Putnam. Hij zou New York niet verlaten zonder een statement te maken.
‘Ik blijf bij Putnam,’ zei James.
‘Probeer zo veel mogelijk tijd met Weston door te brengen,’ maande Abigail haar broer, want ze dacht dat het weleens de laatste uren konden zijn dat de kleine jongen zijn vader bij zich had.
Maar er was geen tijd. De volgende ochtend kwamen de Britten via de East River naar Kips Bay, op ongeveer drie mijl van de stadswallen. Iedereen stond op de kade toe te kijken naar het overweldigende tafereel.
Vijf oorlogsschepen schoten het ene salvo na het andere op de stad af. Het was een zwaar bombardement en ondertussen voer een hele vloot platbodems met vierduizend roodrokken de rivier over. Zodra ze Manhattan bereikten, kozen de verdedigingslegers het hazenpad.
Abigail was met haar vader en Weston thuisgebleven. Wat konden ze anders doen? Hudson vertelde dat de patriotten zich op Bloomingdale Road bevonden, die naar de westzijde van de stad liep. Zouden ze strijd leveren met de roodrokken of proberen langs hen heen te glippen? Ze wist niet waar James zich ophield en haar vader stond bij de poort te luisteren naar wat er gebeurde.
Tegelijk met de aftocht van de patriottenlegers namen ook de patriottenburgers de benen. Het bood een merkwaardige aanblik. Hele gezinnen met al hun bezittingen op koetsen en karren gestapeld trokken langs hun huis. John zag Charlie White voorbijkomen, die vluchtig naar hem zwaaide.
In de daaropvolgende uren werd de griezelige stilte slechts enkele malen onderbroken door geweervuur. Later kwam James naar huis. Hij was te paard.
‘Het is voorbij. Ik moet maken dat ik wegkom.’
‘Hebben jullie gevochten?’
‘Nauwelijks. De Britten rukten op en onze mannen moesten Murray Hill verdedigen. Washington voerde het bevel. Maar zodra de eerste kogels werden afgevuurd, stoven onze manschappen alle kanten op. Washington gaf ze er met de gesel van langs, hij leek wel door de duivel bezeten zoals hij tekeerging, maar niemand luisterde naar hem. Ze vluchtten als wezels, het was een beschamende vertoning.’
‘Ik dacht dat Washington zo’n beheerste vent was.’
‘Nee, hij heeft een erg kort lontje. Maar meestentijds weet hij zich in toom te houden.’
‘Waar zitten de Britten nu?’
‘Ze zijn onderweg hierheen, maar met een slakkengangetje, alsof Howe ons de tijd wil gunnen om te ontsnappen. Misschien doet hij het met opzet. Ik moet nu weg, vader. Ik kwam alleen afscheid te nemen.’
‘Mijn jongen.’ John legde zijn hand op de schouder van zijn zoon. ‘Het was een voorspelbare afloop voor de patriotten. Ik smeek je, voor het welzijn van je familie en je gezin, om dit gedoe te staken. Trek dat uniform uit. Blijf thuis. Ik kan me amper voorstellen dat de Britten je iets zullen aandoen.’
‘Helaas, ik moet weg.’ Hij omhelsde Abigail, liep naar Weston die hem met grote ogen aankeek, tilde hem op en gaf hem een kus. Daarna draaide hij zich om naar zijn vader.
‘Ik wil u nog één ding zeggen, vader.’
‘Haast je dan.’
‘U bent de enige man op deze wereld aan wie ik mijn zoon toevertrouw.’ En met die woorden omhelsde hij zijn vader nog eenmaal en liep daarna snel naar buiten.
Ze keken hem na tot hij uit het zicht was verdwenen. Toen liep John naar zijn werkkamer en deed zacht de deur achter zich dicht. Even later hoorde Abigail dat hij in snikken uitbarstte.
‘Kom, Weston,’ zei ze tegen de kleine jongen. ‘We gaan naar Bowling Green.’
De invasie van de Britten verliep zoals bij elk veroveringsleger. Uit angst of uit blijdschap werden ze door de mensen op straat toegejuicht. John Master hees de Britse vlag. Omdat de stad grotendeels was leeggelopen, konden de soldaten overal onderdak vinden. ‘Maar ik weet zeker dat een of andere kolonel mijn huis graag zou innemen,’ zei John tegen zijn dochter.
De Britten namen snel bezit van Manhattan. Er was nog een kortstondige opflakkering bij Harlem Heights, waar patriottensoldaten plotseling op een paar honderd roodrokken afstormden die de jacht hadden ingezet op Connecticut Rangers. Er volgde een fel vuurgevecht waarbij de patriotten zich van hun dapperste kant lieten zien en de Britten op de vlucht joegen.
Het was een bescheiden opsteker voor de patriotten. Een die haar vader vreemd genoeg ook enig genoegen verschafte, zoals Abigail verbaasd concludeerde. ‘De Amerikanen hebben tenminste nog iets van hun tanden laten zien,’ merkte hij op.
De volgende ochtend om elf uur kondigde Hudson aan dat er een Engelse officier voor de deur stond. ‘Hij zal ons huis wel willen innemen,’ verzuchtte Abigail en ze liep naar de deur. Ze trof een jonge officier aan, nog jonger dan haar broer, die naar haar keek met de mooiste blauwe ogen die ze ooit had gezien.
‘Bent u juffrouw Abigail?’ vroeg hij. ‘Ik wil me graag voorstellen, mijn naam is Grey Albion.’