EPILOOG
Zomer 2009
Ze zaten in een café. Het was een prachtige dag. Gorham keek naar de Metropolitan Opera aan de overkant en glimlachte naar zijn dochter.
Ze keek ernstig.
‘Pap.’
‘Wat is er, schatje?’
‘Volgens mij heb ik add.’
‘Echt? Wat fijn.’
‘Nee, papa, ik meen het. Ik kan me slecht concentreren.’
‘Wat naar, zeg. Wanneer heb je dat ontdekt?’
‘Ergens begin dit jaar.’
‘Komt het niet doordat je zo vaak uitgaat?’
‘Kom op, wees serieus.’
‘Ik bén serieus. Luister eens, Emma, het is onmogelijk dat jij add hebt.’
‘Hoe weet je dat?’
‘Toen ik je vanmorgen meenam en je die twee Chagalls bij de entree van de Met liet zien, kon je toen je aandacht erbij houden?’
‘Moeilijk.’
‘Ik bedoel niet dat je steen en been klaagde omdat ik je door het hele park liet lopen om naar dat verdomde operagebouw te kijken – wat, tussen twee haakjes, een prachtig gebouw is, stukken mooier dan het oude, maar dat terzijde. Wat ik bedoel is of het je lukte naar de Chagalls te kijken en ze in je op te nemen.’
‘Het kostte me echt moeite.’
‘Nietwaar. Ik heb je in de gaten gehouden.’
‘Dat is niet eerlijk! Je bent nog erger dan mama.’
‘Wauw, die kwam hard aan.’ Hij keek haar ernstig aan. ‘Emma, luister goed. Soms hebben mensen last van concentratieproblemen. En dat is een vervelende afwijking. Maar heden ten dage beweert de helft van je klasgenoten dat ze eraan lijden. Hoe komt dat?’
‘Het levert extra tijd op om je examens te doen.’
‘Kijk. Doorgestoken kaart. Ouders zeggen het tegen hun huisarts en die gaan erin mee en al snel heeft iedereen er last van, omdat het extra examentijd oplevert en ze met betere cijfers slagen.’
‘Dat is toch een goede reden om er last van te hebben?’
‘Nee, dat is het niet. En de Ritalin-truc ken ik ook.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Ritalin wordt voorgeschreven als je add hebt. Het helpt de concentratie te verbeteren. Het heeft ook de goede eigenschap je wakker te houden en je zowel ’s avonds als overdag alert te houden. Handig als je een hele nacht moet blokken op een essay. Dus leerlingen die Ritalin slikken, verkopen het door aan hun medestudenten. Denk je dat ik dat niet weet?’
‘Wat is je punt eigenlijk?’
‘Het feit dat ergens een markt voor is, betekent nog niet dat het in de haak is.’
‘Mama ontkent niet dat ik add heb.’
‘Wat vindt zij ervan?’
‘Ze zegt dat ze het niet weet.’
‘Je moeder is advocaat.’
‘Wat ben je toch slim.’
‘Ik betaal je schoolgeld. En je bijlessen. Vorig jaar kreeg je bijles in een paar exacte vakken en ook om je voor te bereiden op je examens. Nog even en je krijgt iemand om je studieaanvraag te helpen invullen. Je moeder staat erop. Je wordt aan zo veel kanten bijgespijkerd dat ik me afvraag waarom ik in godsnaam schoolgeld betaal. Maar ik geef geen cent uit aan add. Punt uit. En nog wat: in Amerika wemelt het van de snotapen die nooit bijles krijgen en die gewoon hun examens doen en hun eigen formulieren invullen, op eigen houtje.’
‘Maar die worden niet op de beste scholen aangenomen.’
‘Mis. En het doet me goed dat ze daar ondanks alles in slagen.’
Gorham schudde zijn hoofd. Je kon stellen dat hij dit over zichzelf had afgeroepen. Hij had zijn kinderen verwend omdat hij het beste voor hen wilde en nu zat hij met de brokken. Toch lag het niet allemaal aan deze kinderen, van wie het merendeel het best rooide. En de jeugd in New York was nog maar het topje van de ijsberg. Er was veel meer aan de hand.
Een lichte verkoudheid en de kinderen werden direct volgepompt met antibiotica. Dat was niet alleen bon ton in New York, maar in heel Amerika. Van vrienden in Europa wist hij dat het daar precies hetzelfde ging. Medicijnkastjes werden bij het minste of geringste opengetrokken en er mocht nooit iets verkeerd gaan. Hoe kon de nieuwe generatie ooit resistentie opbouwen tegen wat dan ook? Iedereen was er als de kippen bij om ervoor te zorgen dat hun nooit iets overkwam. De enige plek waar je de oude Amerikaanse vechtmentaliteit nog tegenkwam was op het sportveld. Maar was dat afdoende?
‘Ik kan nauwelijks geloven dat je mijn add niet wilt onderkennen,’ sputterde Emma tegen.
Maar diep vanbinnen is ze vast blij, dacht Gorham bij zichzelf. Kinderen vinden het prettig als je hun iets weigert. Hij herinnerde zich zijn zoontje die ooit, toen hij nog klein was, over een vriendje zei: ‘Zijn ouders geven niets om hem, pap, hij mag doen wat hij wil.’ Dat was wijsheid.
‘Laten we door het park wandelen,’ stelde hij voor.
‘Wil je lopen? O, oké.’
Maar eerst een omweg, dacht hij. Naar 72nd Street, een mooie straat om doorheen te wandelen. Aan de westzijde van het park wees hij Emma op het Dakota Building.
‘Je weet wie daar woonde, toch?’
‘Geen idee.’
‘John Lennon. Van The Beatles.’
‘O ja. Die is daar doodgeschoten. Zijn vrouw Yoko Ono heeft aan de overkant een heel mooi plantsoen ingericht.’
‘Ben je daar ooit geweest?’
‘Ik heb het vermoeden dat we er nu naartoe gaan.’
‘Reken maar.’
Ze liepen door tot aan het plantsoen.
‘Het heet Strawberry Fields, naar de gelijknamige Beatle-song,’ zei hij.
‘Aha.’
‘Zie je die plaquette op de grond? Lees eens wat er staat.’
‘“Imagine”.’
‘Juist. Ook al naar een song vernoemd.’ Hij neuriede het wijsje.
‘Je kunt voor geen meter zingen, pa.’
‘Het betekent dat de hele wereld in vrede met elkaar moet kunnen leven. En nog meer dingen die Lennon belangrijk vond. De essentie is dat je de dingen kunt veranderen als je bereid bent over een betere wereld te dromen. Dat bedoelde hij met “Imagine”.’
Ze maakten een rondje door het plantsoen.
‘De bedoeling was dat hier ook herten zouden rondlopen.’
‘Net als in Westchester.’
‘Klopt. Manhattan was ooit een groot indiaans jachtveld toen de Hollanders er voor het eerst voet aan land zetten. Dat zijn je voorouders.’
‘Ja, pa.’ Ze rolde met haar ogen, maar ze glimlachte. ‘Ik weet het. Ik stam af van Hollanders en Engelsen en van weet ik veel wie nog meer.’
‘Broadway was vroeger een indiaans bospad. Een ander pad liep naar Central Park.’
‘Fijn. Moet ik dit echt allemaal weten?’
‘Ik vind van wel.’
‘Nog iets anders?’
Gorham dacht zwijgend na.
‘Toch grappig dat het Strawberry Fields wordt genoemd. Wie weet groeiden hier ooit wilde aardbeien. Heb je ooit wilde aardbeien gegeten?’
‘Volgens mij niet.’
‘Dat moeten we toch eens doen. Kamperen en wilde aardbeien eten.’
Tot zijn verrassing leek dat plan aan te slaan.
‘Wat een leuk idee, samen kamperen.’ Ze stak haar arm door de zijne. ‘Beloof je dat?’
‘Beloofd.’
Ze liepen arm in arm door het park. De zon was warm. Hij vond het welletjes voor vandaag met de preken; ze leek het naar haar zin te hebben door gewoon samen met hem te wandelen.
Hij mocht tevreden zijn over zijn kinderen, dacht hij. Ze hadden gewoon een uitdaging nodig. Neem hun vriend, Lee, die naar Harvard was gegaan. Of de mensen die het tot burgemeester hadden geschopt, zoals Fiorello La Guardia, Ed Koch, David Dinkins, Rudy
Giuliani – Joods, zwart, Italiaans, ze hadden zich allen opgewerkt. Steden herbergden prachtige verhalen. Hij had genoeg rijke vrienden met kinderen die twee generaties daarvoor nog in een gribus woonden. Hun Amerikaanse droom was geen droom maar werkelijkheid geworden. Mensen kwamen naar dit land voor de vrijheid, en hoe moeilijk het ook was om iets te bereiken, ze hadden het gelapt. Dankzij een gezonde arbeidersethos.
Hij dacht aan dokter Caruso die één dag per week pro-Deowerk deed in een kliniek in de Bronx. Weinig mensen wisten dat. Maar de dokter had tevens geïnvesteerd in de aandelenmarkt en daar heel goed mee verdiend, zodat hij een schitterend herenhuis kon kopen aan Park Avenue. Gorham had het niet kunnen laten om dit Vorpal onder zijn neus te wrijven.
Na de aanslagen van 11 september kostte het Gorham twee jaar om afscheid te nemen van de bank, maar toen de kogel eenmaal door de kerk was, leek het de normaalste zaak van de wereld. Aanleiding hiertoe was een bescheiden reünie van zijn studiegenoten aan Columbia University.
Gorham en Maggie hadden Juan en Janet uitgenodigd en Peter Codford, die even in de stad was.
Het was een vertrouwd gezellige avond. Peter had veel belangstelling voor Juans werk. ‘Ik ben met name geïnteresseerd in jouw mening over El Barrio,’ zei Peter bij het nagerecht. ‘Judy en ik willen een stichting in het leven roepen die zich toespitst op het leven in de binnensteden. We proberen de problematiek door het hele land in kaart te brengen, en El Barrio is bij uitstek het soort buurt dat van vitaal belang kan zijn.’
‘Ha, nu weet ik dat je echt goed in de slappe was zit,’ lachte Juan.
‘Geld verdienen is één ding, weten waar je het aan gaat besteden is een andere zaak. Mijn fondsen zijn alleen toereikend om de stichting op te richten, voor de rest zullen we afhankelijk zijn van donaties. Volgens mij moeten we een bankier als directeur aanstellen.’
‘Niets voor jou, Gorham?’ vroeg Maggie.
‘Zou je interesse hebben?’ viel Peter bij. ‘Ik kan je natuurlijk niet het salaris betalen dat je gewend bent, maar mocht je nog een uitdaging zoeken…’ Hij wierp een zijdelingse blik op Judy, maar die knikte instemmend en glimlachte.
‘Ik zou je er graag meer over willen vertellen, als je wilt,’ zei ze.
Zes maanden later was Gorham de eerste directeur van de Codford Foundation. Samen met de inkomsten van zijn aandelen bij de bank kon hij prima van het salaris rondkomen. Hij verdiende een stuk minder dan Maggie, maar dat vond hij niet belangrijk.
Bovendien deed hij het geweldig. Zijn jarenlange ervaring bij de bank gaf hem de nodige voorsprong, maar het was vooral zijn passie voor de stichting die hem tot een succesvol pleitbezorger van de zaak maakte. De fondsenwerving ging van een leien dakje en hij was nog nooit zo gelukkig geweest.
‘Maar we zijn er nog niet,’ vertrouwde hij Maggie toe. ‘Pas als ik een fikse donatie van Vorpal en Bandersnatch binnensleep, ben ik echt kampioen.’
Voor hun woning gaf hij Emma een kus.
‘Fijn dat je meekwam naar Chagall,’ zei hij.
‘Het was leuk. Ga je niet mee naar boven?’
‘Ik moet nog iets regelen. Ik ben over een halfuur terug.’
‘Oké, tot zo.’
Hij liep Park Avenue in. Hij had eigenlijk niets te regelen, hij wilde gewoon nog een ommetje maken. De straat lag er prachtig bij. Je zou niet zeggen dat het crisistijd was; in elk geval niet voor advocaten. Zijn eigen familiekapitaal was in het afgelopen halfjaar flink geslonken. Maar veel mensen hadden het moeilijk.
Niettemin, tussen de financiële centra van Londen en New York was het al eeuwen een golvende lijn van ups en downs, groei en recessie, de ene keer heviger dan de andere keer, zoals de krach van ’29. Toch bestond deze beeldschone avenue nog altijd. Er kwamen nog steeds berooide immigranten binnen die de vrijheid vonden waarnaar ze op zoek waren, en ze bouwden een bestaan op. Als je stilstond bij de bendeoorlogen van de vorige generaties, de ruwheid en de vooroordelen, dan was New York ondanks al zijn tekortkomingen leefbaarder dan ooit tevoren.
The Big Apple. De term stamde uit de jaren zestig, dacht men, maar in feite was die in de jaren twintig en dertig al in zwang. Wat het betekende? Misschien dat je er een flinke hap uit kon nemen, of het was een verwijzing naar de appel van Adam. Dat kon net zo goed kloppen – New York was altijd een materialistische stad geweest. Maar het was ook de stad van de uitblinkers, van kunst, muziek, van grenzeloze mogelijkheden.
Hij passeerde een hippe winkel en zag tot zijn verbazing een print van Theodore Keller in de etalage. Prachtig.
Hij moest meteen aan Katie Keller denken, met wie het heel erg goed ging. Ze had inmiddels naast haar cateringbedrijf een restaurant geopend in Westchester. Gorham ging er in het weekend graag met Maggie naartoe.
Hij kon zich de paniek op 11 september nog goed herinneren. Toen de torens instortten bevond Katie zich godzijdank in een gebouw aan de overkant, maar het had uren geduurd voordat hij haar eindelijk aan de telefoon kreeg.
Slechts één directe bekende van hem had de fatale dag niet overleefd. Sarah Adler. Als zij er niet was geweest, had hij zelf in het WTC gezeten, in het kantoor van een headhunter – en wie weet wat er dan was gebeurd.
Sarah Adler was van de aardbodem verdwenen. Net als bij meer dan duizend anderen was er niets meer van haar over om haar te kunnen identificeren. Een absoluut en onherroepelijk einde.
Of misschien toch niet helemaal absoluut. Ze leefde voort in hun herinnering. Telkens als hij naar het hemelruim keek waar ooit de torens hadden gestaan, dacht hij aan haar terug met affectie en dankbaarheid. Duizenden anderen werden op eenzelfde manier herdacht.
Hij was blij dat er een nieuwe toren zou verrijzen op die plek, de zogeheten Freedom Tower, omdat die precies zou verbeelden wat New York symboliseerde. Vrijheid. Hoe moeilijk de omstandigheden ook waren, New Yorkers gooiden het bijltje er nooit bij neer.
Hij liep langs het Waldorf-Astoria en de enclave van kantoorgebouwen rondom de mooie, Byzantijnse kerk van St Bartholomew. Het was bijna lunchtijd en bij de ingang van een bankgebouw begon een jazzbandje te spelen. Mensen bleven staan om te luisteren.
Wat was het heerlijk in de zon. Zelfs in New York stond de tijd soms een oogwenk stil.
Opeens begreep hij het. Die Strawberry Fields van daarstraks, de Freedom Tower waaraan hij liep te denken: de twee begrippen die zij vertegenwoordigden, vatten die New York niet samen? De twee woorden waar alles om draaide? Hij dacht van wel. Twee woorden. Het ene een uitnodiging, het andere een ideaal, een avontuur, een noodzaak. ‘Imagine’, zei het park. ‘Vrijheid’, zei de toren. Dat was de essentie, de boodschap van de stad waar hij zo van hield. Meer had je niet nodig. Droom en doe. Maar eerst moet je de droom hebben. Imagine.
Altijd.