30
Mbali Kaleni is zich bewust van de afkeer van de receptioniste, maar begrijpt er niets van. Een mens moet toch eten? Het is etenstijd en er zijn hier stoelen en een tafel.
Dat is het probleem in dit land, denkt ze, al die kleine cultuurverschillen. Een Zoeloe eet wanneer ze moet eten, dat is normaal, dat is natuurlijk, dat is niets bijzonders. Ze zit niemand in de weg, en ze bemoeit zich ook niet met hoe en wat en wanneer de kleurlingen en de blanken eten. Als ze achter gesloten kantoordeuren of ergens in een benauwd keukentje hun smakeloze witte broodjes willen eten, moeten ze dat zelf weten. Zij heeft er geen oordeel over.
Ze schudt haar hoofd, pakt het bakje aardappelpuree met saus, haalt het doorzichtige dekseltje eraf, neemt het witte plastic lepeltje en zorgt dat ze een klein, goedgemanierd hapje neemt. Dat hoort bij haar ritueel. Ze eet altijd eerst alle kip, dan de aardappels en de helft van de frisdrank bewaart ze voor het laatst. En zoals gewoonlijk denkt ze na terwijl ze eet. Niet over de dood van die muziekman; het Amerikaanse meisje spookt door haar hoofd. Ze was er zo zeker van dat ze haar zou vinden. Haar collega’s renden woest rond, als kippen zonder kop, maar zo zijn mannen nu eenmaal. Als de nood aan de man is, willen ze dingen dóén, ze kunnen de impuls niet onderdrukken. Maar de situatie vroeg om kalmte, om logica en causaal denken. Zo is ze bij de afdrukken in het bloemperk terechtgekomen.
En daarna, niets. Dat is wat ze niet snapt.
Het meisje zou niet over de omheining zijn gesprongen om vervolgens over de volgende muur te klimmen en verder te rennen door de straat.
Maar de oude man zei dat hij haar had gehoord, daar bij de muur.
Waarom heeft Rachel Anderson niet bij hem aangeklopt om te vragen of ze mocht schuilen? Te weinig tijd. En als er zo weinig tijd was, zou ze op een andere manier uit het gezichtsveld van de straat hebben willen komen. Waarom heeft de helikopter haar niet gezien? Want als Kaleni alles op een rijtje zet, zijn er nog maar twee opties voor een voortvluchtige vrouw die van de straat wil blijven: in een huis binnen zien te komen, of ergens anders schuilen in een tuin waar niemand je kan zien. Als ze niet bij de oude man is, moet ze over de noordmuur zijn gesprongen, naar het volgende huis. Maar Kaleni heeft een uniform, een lange, broodmagere Xhosa, over de muur laten kijken, want zij is te klein. En hij zei dat daar niets was, alleen een moestuintje en een plastic tafel en stoelen.
Is ze ook over de volgende muur gesprongen, en in de volgende tuin terechtgekomen? Dan had de helikopter haar op een of ander moment moeten zien.
En als ze zo ver gegaan was, waarom had Mbali Kaleni dan het gevoel gehad dat ze dichtbij was?
Ze schraapt de laatste hap aardappel uit het bakje, doet het dekseltje weer dicht en bergt het bakje in de doos.
Als ze hier klaar is, zal ze weer naar de Bo-Oranjestraat rijden. Nog eens kijken. Dat is ze het meisje verschuldigd, de kalmte, de logica en het causale denken van een vrouw.
Iván Nell zit tegenover Fransman Dekker in het kantoor van Adam Barnard en zegt met zijn diepe stem: ‘Ik wilde Adam spreken, want ik denk dat ze me belazeren. Met geld.’
‘Hoe dat zo?’
‘Dat is een lang verhaal.’
Dekker trekt zijn notitieblok en pen naar zich toe. ‘Kunt u me de hoofdlijnen geven?’
Nell leunt naar voren op de stoel, zet zijn ellebogen op zijn knieën en zegt met een ernstig gezicht: ‘Ik denk dat ze met de boeken knoeien. Ik heb gisteren tegen Adam gezegd dat ik mijn accountant erbij wil halen, want er klopt niets van. En toen ik vanochtend op de radio hoorde dat hij dood is...’
‘Waarom dacht u dat er niets van klopte?’
‘Nou, verkoopcijfers te pakken krijgen was net zo lastig als tanden trekken, een enorme heisa om iets uit hen te krijgen. En toen kreeg ik vorig jaar geld voor een paar liedjes op verzamel-cd’s bij onafhankelijke labels... Dat was een gigantische klap, meer dan ik gedacht had. Toen ben ik eens gaan rekenen.’
‘Dus AfriSound is niet uw label?’
‘Nee, vroeger wel, tot februari vorig jaar.’
‘Zij maakten uw cd’s?’
‘Ik had een contract voor drie oorspronkelijke albums en de optie voor een Greatest Hits, die vorig jaar is uitgekomen, allemaal bij Adam.’
‘En toen bent u naar iemand anders gegaan?’
‘Nee, ik ben mijn eigen label begonnen.’
‘Omdat AfriSound u belazerde?’
‘Nee, nee, toen wist ik nog niet dat ze me tilden.’
Dekker leunt achterover in de comfortabele stoel. ‘Meneer Nell, kunt u helemaal bij het begin beginnen alstublieft?’
‘Ik... Zeg maar Iván.’
Dekker knikt, onder de indruk, maar hij laat het niet merken. Hij had arrogantie verwacht, want de zanger is bekend, blank en succesvol. Maar er is geen spoor van een ego, geen minachting voor een gekleurde politieman, alleen de oprechte behoefte om te helpen.
‘Op Varsity College ben ik begonnen in bars te spelen, in 1996, om wat zakgeld te verdienen. Engelse covers, Kristofferson, Cohen, Diamond, Dylan, dat soort nummers, alleen ik met mijn gitaar. Vanaf ’98, toen ik was afgestudeerd, liep ik de deuren plat in Pretoria om gigs te krijgen en ik begon te zingen in Café Amics, McGinty’s, Maloney’s, in sommige tenten eerst zonder betaling, want niemand kende me. Ik deed altijd twee sets Engelse covers en de laatste set was Afrikaans, met een paar van mijn eigen nummers erin, gewoon om het publiek te testen. Toen gebeurde het: als het tijd werd voor de laatste set stroomde het opeens vol. En de mensen zongen mee. Het werden er steeds meer, alsof er een enorme behoefte was aan Afrikaanse liedjes, alsof ze ergens bij wilden horen, de studenten, de jongelui. Hoe dan ook, het werden steeds meer gigs, ik speelde op een gegeven moment zes avonden per week en toen ik meer geld begon te verdienen dan met mijn werk, ging ik het fulltime doen, in 2000. In 2001 heb ik mijn eigen cd gemaakt die ik tijdens optredens verkocht.’
‘Bij welk label?’
‘Nee, ik had geen label.’
‘Maar hoe maak je een cd als je geen label hebt?’
‘Je hoeft alleen maar geld te hebben. Er was een jongen bij de Hartebeespoort, die had in een schuurtje een studio ingericht. Ik ben bij hem gaan opnemen. Hij rekende toen ongeveer zestigduizend. Ik moest het geld lenen.’
‘Waarom heeft iemand dan een label nodig?’
‘Voor ongeveer alles, maar het belangrijkste is kapitaal. Als je een behoorlijk album wilt maken, een fatsoenlijke opname met goede muzikanten en genoeg studiotijd, dan heb je twee ton nodig. Daar kon ik niet aankomen. Die eerste cd van me was primitief, en dat hoor je. Maar als je een avond in een bar zingt en zegt dat er ook een cd van is en de mensen hebben een glaasje op, dan kopen ze hem. Laten we zeggen dat je er tien op een avond verkoopt, daarmee verdien je je geld terug, maar je krijgt het niet op de radio gedraaid. Daar is het niet goed genoeg voor. Bij een label betalen ze voor een band, voor een producer, voor een geluidstechnicus, ze doen de marketing, de distributie, dat is een heel ander verhaal.’
‘Maar hoe ben je bij AfriSound gekomen?’
‘Adam hoorde wat er gaande was, dat er steeds meer publiek was. Hij kwam luisteren en wilde me onder contract. Ik bedoel, Adam Barnard, dat is waar een jongen van droomt, hij is de legende, hij is Mister Afrikaanse Muziek himself. Hij heeft me mijn grote kans gegeven, hij heeft me op de kaart gezet. Daar zal ik hem altijd dankbaar voor blijven... Hoe dan ook, we tekenden voor drie albums met een optie voor een Greatest Hits. En hij zei dat ik om te beginnen mijn eigen album opnieuw moest opnemen, met de beste muzikanten. Adam produceerde zelf, het was een dream team. En ze betaalden rsg-radio om de cd te draaien, het album is uiteindelijk dubbel platina geworden, dat duurde meer dan drie jaar, maar het liep goed. De volgende twee albums ook, en de Greatest Hits, ook al platina.’
‘Waarom wil je dan niet meer bij AfriSound zingen?’
‘Om heel veel redenen. Kijk, de grote labels persen elke cent uit je. Er zijn altijd grote beloftes, maar daar houden ze zich niet altijd aan. Eigenlijk gaat het over marges. Bij een platenmaatschappij krijg je twaalf procent, soms minder. Maar zelfstandig krijg je alles, min de basiskosten, tachtig, vijfentachtig procent, als je eenmaal je studiokosten hebt terugverdiend. Dat is een gigantisch verschil. En ik heb nu het kapitaal om een behoorlijke studio lang genoeg te huren om het beste resultaat te krijgen.’
‘Wat betekent het als je zegt dat “het goed liep”? Over wat voor bedragen hebben we het dan?’
‘Kijk, dat hangt ervan af...’ Ongemakkelijk, alsof hij er eigenlijk niet over wil praten.
‘Zo bij benadering.’
‘Jonkmanskas was mijn eerste album voor Adam, dat deed maar vijftienduizend in het eerste jaar, maar je moet je brand opbouwen, want als mensen je tweede cd goed vinden, gaan ze de eerste ook kopen. Dus Jonkmanskas had een redelijk begin, maar staat nu al op honderdvijftigduizend.’
‘En wat is jouw aandeel daarin?’
‘Dat hangt er ook van af, of ik het zelf bij een concert verkoop of dat je het in de winkel koopt.’
Dekker zucht. ‘Iván, ik probeer iets van de muziekbusiness te begrijpen. Geef me een grove schatting van wat je met een cd verdient. Tegenwoordig.’
Nell gaat langzaam rechtop zitten, nog steeds ongemakkelijk bij het onderwerp. ‘Laten we zeggen zo’n zevenhonderdvijftigduizend in de loop van drie, vier jaar.’
‘Zevenhonderdvijftigduizend?’
‘Ja.’
‘Fok,’ zegt Dekker zacht en maakt een aantekening in zijn notitieblok. ‘Maar hoe hebben ze je nou belazerd?’
‘Het klinkt als heel veel geld, inspecteur, maar daar moet nog belasting af en er zijn veel onkosten...’
‘Hoe hebben ze je belazerd?’
‘Ik weet het niet. Daarom wil ik er een accountant bij halen.’
‘Je moet toch een theorie hebben?’
‘Nou, vorig jaar heb ik drie nummers gedaan voor verzamelalbums: een voor de rugby-cd van Sean Else, en twee voor Jeremy Taylor, een country-album en een kerstalbum. Sean en Jeremy zijn onafhankelijk, en toen ik het geld van de rugby-cd kreeg, was ik verbaasd, want dat was een klein fortuin, in verhouding veel meer dan wat ik bij Adam kreeg. En toen de betaling van dat country-ding kwam: hetzelfde verhaal. Toen ben ik eens goed naar de overzichten gaan kijken, naar de aftrekposten en verkoopcijfers en royalty’s, en hoe meer ik keek, hoe minder ervan klopte. Nu moet je niet vergeten dat je op een verzamelalbum een van de tien of meer artiesten bent, dus je krijgt zeg maar een tiende van de royalty’s die je normaal krijgt. Dus ik had er niet veel van verwacht. Maar het bleek veel op te brengen. En toen besefte ik dat er iets mis was.’
‘En dat heb je met Adam Barnard besproken.’
‘Ik heb hem gebeld, een week geleden ongeveer, en gezegd dat ik hem wilde spreken. Ik heb niet gezegd waarom, ik zei alleen maar dat ik het over mijn contract wilde hebben. En toen zei hij: laten we dan ergens rustig gaan eten.’
‘En dat was gisteravond?’
‘Klopt.’
‘Wat was zijn reactie?’
‘Hij zei dat ze voor zover hij wist niets te verbergen hadden. Toen ik zei dat ik mijn eigen accountant erbij wilde halen, zei hij: geen probleem.’
‘En toen?’
‘Toen bood hij me een nieuw contract aan. Maar ik zei: nee, dank je. En dat was dat. Daarna hebben we het over andere dingen gehad. Adam... Hij was geweldig gezelschap, zoals altijd. Zijn verhalen... Het rare is dat Adam normaal tot twaalf, een uur doorgaat, hij wordt nooit moe. Maar gisteravond rond half tien zei hij dat hij even iemand moest bellen. Hij ging naar buiten om te bellen en toen hij terugkwam, zei hij dat hij weg moest. We hebben de rekening gevraagd en om een uur of tien stonden we weer buiten.’
Dekker kijkt in Barnards agenda op zijn computer. Bij 19.00 uur staat iván nell - bizerca, maar voor later op de avond staat er niets. Hij maakt een aantekening in zijn notitieblok: mobiel gesprek 21.30 uur??, en vraagt zich af wat er met de mobiele telefoon van Adam Barnard is gebeurd, want die was vanochtend niet op de plaats delict.
‘Je hebt geen idee wie hij belde?’
‘Nee. Maar hij was niet het soort man dat opstond om te gaan bellen. Normaal bleef hij gewoon bij je zitten bellen, maakt niet uit wie het was. En toen ik vanochtend hoorde dat hij was doodgeschoten, toen ik over de ergste schok heen was, vroeg ik me af...’
Ze staat met één voet in het warme schuimbad en daar is weer de gelegenheid om zich over te geven aan de luxe, de behoefte om haar haar te wassen en haar lichaam te boenen en dan achterover te gaan liggen om de pijn en vermoeidheid te laten wegsmelten.
Ze kan het niet. Ze moet haar vader bellen, ze zullen daar gek van bezorgdheid zijn.
Maar ze wil eerst snel in bad. Want ze had daarnet in de keuken voor het eerst sinds vannacht een uitweg gezien, een vooruitzicht: als ze haar vader belt, zal hij ervoor zorgen dat iemand haar komt halen, misschien van de ambassade, en dan zullen ze haar ondervragen, zal ze alles vertellen en dan komt er een hele procedure op gang, misschien lange gesprekken over alles wat er is gebeurd. Dat betekent dat het uren kan duren voordat ze het zweet en het stof en het bloed kan wegwassen. Daarom moet ze nu snel van de gelegenheid gebruikmaken.
Dan stapt ze in bad en gaat zitten. Het warme water brandt in de krassen en snijwonden, maar de voldoening is zo overweldigend, dat ze langzaam achterover zakt tot ook haar borsten onder de schuimbellen glippen.
Snel nu.
Ze komt meteen overeind, met grote zelfdiscipline, gaat staan, pakt de zeep en het washandje en begint haar jeugdige lichaam te boenen.