25

Bennie Griessel draaft weer over de Buitengracht, waar de verkeersopstopping verdwenen is alsof hij nooit heeft bestaan. Zijn hoofd is bij de voortvluchtige Rachel Anderson. Waar wil ze naartoe? De enige mogelijkheid is het Cat & Moose Youth Hostel, daar staat haar bagage, en daar is haar vriend, Oliver Sands. Waar kan ze anders heen?

Hij belt het Calendonplein en vraagt de radiocentrale om een eenheid naar de Langstraat te sturen. ‘Maar ze moeten niet voor de Cat & Moose parkeren. Laat ze binnen wachten. Als ze komt, mag ze hen niet zien.’

Dat is het enige wat hij kan doen. De ooggetuige bij Carlucci’s heeft volgens Vusi de clandestien genomen foto’s van Demidovs soldaten bekeken en duidelijk gezegd dat het niet een van hen was.

Wat eigenlijk geen fok betekent, want Georganiseerde Misdaad heeft misschien niet alle foto’s gestuurd. Of de foto’s zijn oud. Of ze hebben geen foto’s van alle mensen van Demidov.

Hij of Vusi zal weer naar de Van Hunks moeten. Maar laten ze eerst maar eens kijken of die plek in Table View iets oplevert. En hij moet de hele zoektocht een beetje aansturen, hij zal bureau Caledonplein als basis moeten gebruiken, dat ligt centraal en daar is de radioverbinding met de patrouilles.

Hij draaft de laatste tweehonderd meter naar zijn auto, zich bewust van de hitte die nu als een deken over de stad hangt.

 

‘Ik weet niet waar dat voor was,’ zegt Willie Mouton tegen Dekker en geeft de rekening van Jack Fischer terug over het bureau. ‘En ik denk niet dat ze iets zullen zeggen.’

‘O?’

‘Dat ligt gevoelig. Geheimhoudingsplicht.’

‘Wat?’

‘Nee, Willie,’ zegt Groenewald, de advocaat.

‘Natuurlijk wel. Ze garanderen discretie. Daarom werken we met ze.’

‘Dat geldt alleen voor dokters, psychiaters en juristen, Willie. Als de politie een bevelschrift heeft, kunnen ze die inlichtingen krijgen.’

‘Maar wat heeft zo’n garantie dan voor zin?’ De adamsappel gaat op en neer.

‘Is er een speciaal iemand met wie jullie samenwerken bij Jack Fischer?’ vraagt Dekker.

‘We werken met Jack zelf. Maar u zoekt helemaal op de verkeerde plek, zeg ik.’

 

Rachel Anderson hoort de helikopter niet meer.

De stilte is eerst onheilspellend, maar wordt dan langzamerhand geruststellend. Ondanks haar voetafdrukken in het perk, ondanks het feit dat een zwarte politievrouw maar twee stappen van haar schuilplaats stond, is ze ontsnapt.

Ze heeft besloten dat ze hier blijft schuilen tot het donker wordt.

Ze kijkt op haar horloge. Het is elf voor twaalf. Nog acht uur voordat de zon ondergaat. Dat is lang. Laat ze op andere plekken gaan zoeken, laat ze deze tuin vergeten.

Ze voelt een doffe pijn in haar lichaam van de schaafwonden en kneuzingen. Ze zal het zich gemakkelijk moeten maken als ze hier zo lang blijft liggen.

Traag komt ze overeind en duwt de dichte doorntakken voorzichtig en langzaam opzij. Ze wil geen geluid maken, geen beweging veroorzaken, ze weet niet of er nog ogen op de planten zijn gericht.

De rugzak zal af moeten. Die kan ze als kussen gebruiken.

Ze maakt de gespen los, trekt de banden over haar schouders en laat de rugzak zakken. Hij blijft haken aan doorns en takken, het gaat onhandig zo achter haar rug. Ze ontwart hem zorgvuldig, tot hij op de grond ligt, draait zich langzaam op haar rug en legt haar hoofd erop.

De grond is niet al te ongemakkelijk onder haar. De dichte koelte zal haar beschermen tegen uitdroging. Ze weet dat haar bloedsuikerspiegel laag is, maar ze redt het wel tot het donker. Dan gaat ze op zoek naar een telefoon, ergens zal iemand haar laten bellen, dat moet, ze zal erom smeken. Dan zal ze haar vader vertellen waar ze is.

Ze haalt diep adem en kijkt op, door de dichte bladermassa, naar waar ze vlekjes zon kan zien. Ze doet haar ogen dicht.

En dan hoort ze de voordeur van het huis opengaan.

 

Barry komt vanuit de stad met zijn Toyota-pick-up. Het is nu stil in de Bo-Oranjestraat, de politieauto’s en uniformen zijn weg, alleen een wit minibusje met een saps-kenteken staat nog op de hoek.

Hij vraagt zich af of het de moeite waard is om het victoriaanse huis in de gaten te houden.

Hij zoekt de inrit die hij eerder heeft gezien en rijdt die op, tot helemaal tegen de deur van de garage. Hij pakt de verrekijker die naast hem op de versleten bekleding ligt en stapt uit. Hij merkt dat hij het huis niet kan zien; de muur links van hem is te hoog.

Hij klimt op de achterbak van de Toyota, leunt met zijn rug tegen de cabine en houdt de verrekijker voor zijn ogen. Hij is nauwelijks meer dan honderd meter van het victoriaanse huis af. Hij laat de lenzen van de verrekijker erlangs glijden.

Doodstil.

Hij kijkt naar de tuin. Terug naar het huis.

Tijdverspilling.

De voordeur gaat open. Een man verschijnt. Hij stelt scherp en kijkt.

Er staat een oude man bij de voordeur. Doodstil.

 

Jos en Melinda Geyser zitten naast elkaar aan de grote ovale tafel in de vergaderkamer als Dekker de deur opendoet. Ze kijken hem vol verwachting aan, maar hij zegt niets voordat hij is gaan zitten, een stoel van Jos vandaan.

‘Inspecteur Griessel en ik denken niet dat jullie in dit stadium van de zaak verdachten zijn.’

‘In dit stadium?’ vraagt Melinda.

‘Mevrouw, het onderzoek is net begonnen. We...’

‘Ik heb het niet gedaan,’ zegt Jos beslist.

‘Nou, help ons dan om jullie van onze lijst af te halen.’

‘Wie staan er nog meer op de lijst?’ vraagt Melinda.

Dekker wil haar het zwijgen opleggen. ‘Ik probeer het spoor van een pakje te volgen.’ Hij ziet de schrik op haar gezicht.

‘Wat voor pakje?’ vraagt Jos.

‘Dat kan ik niet zeggen, meneer Geyser, maar ik vraag u nogmaals: help ons.’

‘Hoe?’

‘Geef ons toestemming jullie huis te doorzoeken, zodat we er zeker van zijn dat daar niets is wat jullie in verband brengt met de dood van Barnard.’

‘Zoals wat?’

‘Een vuurwapen. Jullie kunnen weigeren, en dan moeten we eerst een huiszoekingsbevel halen. Maar als jullie toestemming geven...’

Jos kijkt naar Melinda. Ze knikt. ‘Ga maar zoeken. Er is niks te vinden.’

Dekker kijkt oplettend naar haar. Hij ziet alleen vastbeslotenheid. ‘Wachten jullie hier. Ik kom zo snel mogelijk terug.’

 

Wanneer Mbali Kaleni door de dubbele toegangsdeuren van AfriSound naar binnen loopt, staan er vier mensen in geanimeerd gesprek met de receptioniste.

‘Pardon,’ zegt Kaleni en houdt haar identiteitskaart op voor de receptioniste. ‘Politie.’

De vier anderen draaien zich om. Een van hen heeft een camera om zijn nek.

‘Bent u hier voor de Barnard-zaak?’ vraagt een jonge vrouw met kort blond haar.

‘Bent u van de krant?’ vraagt Kaleni.

Die Burger,’ zegt de vrouw. ‘Is het waar dat Jos en Melinda Geyser hierbinnen ondervraagd worden?’

‘Ik praat niet met de media,’ en ze wendt zich tot de zwarte receptioniste. ‘Inspecteur Dekker. Ngaphakathi?’

‘Ja, hij is binnen.’

‘Alstublieft,’ roept een andere journalist, ‘zijn de Geysers binnen?’

Kaleni schudt alleen haar hoofd als ze de trap oploopt. ‘Izidingidwane.’

 

Rachel Anderson ligt doodstil, maar ze hoort niets.

Heeft hij alleen de voordeur open- en weer dichtgedaan?

Ze haalt nauwelijks adem.

Dan zijn daar voetstappen, bijna onhoorbaar, een, twee, drie, vier.

En stilte.

‘Die politievrouw vertelde me dat je een Amerikaans meisje bent,’ zegt dezelfde stem die ze eerder heeft gehoord. Ze schrikt ervan en verstijft weer als ze beseft dat hij het tegen háár heeft.

‘Ik zag je over het hek springen. Ik zag hoe bang je was. En toen, de mannen in de Land Rover...’ Er klinkt veel medeleven in de stem, maar de verschrikking dat hij weet dat ze er is, verlamt haar.

‘De politievrouw vertelde me dat die mannen achter je aan zitten, dat ze je kwaad willen doen.’

Ze ademt door haar mond, geluidloos.

‘Je moet erg bang zijn, en erg moe. Ik neem aan dat je niet weet wie je kunt vertrouwen. Ik zal de deur niet op slot doen. Als je binnen wilt komen, ben je zeer welkom. Ik ben alleen. Mijn vrouw is vorig jaar overleden. Er is eten en drinken binnen en ik geef je mijn woord dat niemand ooit zal weten dat je hier was.’

Emoties wellen in haar op. Zelfbeklag, dankbaarheid, de impuls om op te springen.

Nee!

‘Ik kan je helpen.’

Ze hoort zijn voeten schuifelen.

‘Ik ben binnen, en de deur is niet op slot.’

Het blijft even stil voordat zijn voetstappen weer klinken, bij haar vandaan. Het geluid van de deur die open- en dichtgaat.

En dan dondert een kanonschot over de stad en er gaat een schok door haar lichaam.

13 Uur
x9789044965308.html1.xhtml
x9789044965308.html2.xhtml
x9789044965308.html3.xhtml
x9789044965308.html4.xhtml
x9789044965308.html5.xhtml
x9789044965308.html6.xhtml
x9789044965308.html7.xhtml
x9789044965308.html8.xhtml
x9789044965308.html9.xhtml
x9789044965308.html10.xhtml
x9789044965308.html11.xhtml
x9789044965308.html12.xhtml
x9789044965308.html13.xhtml
x9789044965308.html14.xhtml
x9789044965308.html15.xhtml
x9789044965308.html16.xhtml
x9789044965308.html17.xhtml
x9789044965308.html18.xhtml
x9789044965308.html19.xhtml
x9789044965308.html20.xhtml
x9789044965308.html21.xhtml
x9789044965308.html22.xhtml
x9789044965308.html23.xhtml
x9789044965308.html24.xhtml
x9789044965308.html25.xhtml
x9789044965308.html26.xhtml
x9789044965308.html27.xhtml
x9789044965308.html28.xhtml
x9789044965308.html29.xhtml
x9789044965308.html30.xhtml
x9789044965308.html31.xhtml
x9789044965308.html32.xhtml
x9789044965308.html33.xhtml
x9789044965308.html34.xhtml
x9789044965308.html35.xhtml
x9789044965308.html36.xhtml
x9789044965308.html37.xhtml
x9789044965308.html38.xhtml
x9789044965308.html39.xhtml
x9789044965308.html40.xhtml
x9789044965308.html41.xhtml
x9789044965308.html42.xhtml
x9789044965308.html43.xhtml
x9789044965308.html44.xhtml
x9789044965308.html45.xhtml
x9789044965308.html46.xhtml
x9789044965308.html47.xhtml
x9789044965308.html48.xhtml
x9789044965308.html49.xhtml
x9789044965308.html50.xhtml
x9789044965308.html51.xhtml
x9789044965308.html52.xhtml
x9789044965308.html53.xhtml
x9789044965308.html54.xhtml
x9789044965308.html55.xhtml
x9789044965308.html56.xhtml
x9789044965308.html57.xhtml
x9789044965308.html58.xhtml
x9789044965308.html59.xhtml
x9789044965308.html60.xhtml
x9789044965308.html61.xhtml
x9789044965308.html62.xhtml
x9789044965308.html63.xhtml
x9789044965308.html64.xhtml
x9789044965308.html65.xhtml
x9789044965308.html66.xhtml
x9789044965308.html67.xhtml
x9789044965308.html68.xhtml
x9789044965308.html69.xhtml
x9789044965308.html70.xhtml
x9789044965308.html71.xhtml
x9789044965308.html72.xhtml
x9789044965308.html73.xhtml