46

Met de verbogen tang van de Leatherman die zijn leven heeft gered knipt Bennie Griessel de handen van Rachel Anderson los. Dan gaat hij vier slaapzakken halen, vraagt Vusi om back-up en medische bijstand op te roepen, rolt het lichaam van het bevende meisje in twee slaapzakken, spreidt de andere twee op de vloer uit en legt haar daarop neer.

‘Laat me niet alleen,’ zegt ze.

‘Maak je geen zorgen,’ maar hij hoort Oerson kreunen en gaat eerst het pistool van de Metro-officier zoeken voordat hij bij haar gaat zitten, zijn mobiel tevoorschijn haalt en John Afrika belt.

‘Bennie, waar ben je in jezusnaam? Ik bel al...’

‘Commissaris, we hebben Rachel Anderson gevonden, ik zit nu bij haar, we zitten in Observatory, ik wil maar één ding vragen: stuur ons de helikopter, ze heeft medische hulp nodig, niets ernstigs, maar ik ga haar zeker niet naar het Groote Schuur Hospitaal brengen.’

Een tel stilte voordat Afrika zegt: ‘Halleluja! De helikopter is onderweg, geef me het adres.’

 

‘Het spijt me, meneer Burton, ik geloof u gewoon niet,’ zegt Bill Anderson over zijn mobiele telefoon. ‘Er staat een waarschuwing hier op de website van het Amerikaanse consulaat dat er de afgelopen twaalf maanden veertien Amerikanen onder bedreiging van een vuurwapen zijn beroofd, nadat ze op OR Tambo International waren geland. Ik heb net gelezen dat een minister van de Zuid-Afrikaanse regering heeft gezegd dat ze die misdadige schoften moeten afmaken, en zich geen zorgen hoeven te maken over regels. Ik bedoel, het is daar het Wilde Westen. Hier is er nog een: “Er zijn in de jaren na het einde van de apartheid meer politieagenten vermoord dan in de hele voorgaande geschiedenis van dat land.” “Gewapende overvallen op particuliere huizen zijn met dertig procent toegenomen.” En dan gaat u me vertellen dat we geen beveiliging nodig hebben?’

‘Het klinkt erger dan het is, kan ik u verzekeren,’ probeert de Amerikaanse consul dapper.

‘Meneer Burton, onze vlucht is vanmiddag. Het enige wat ik wil is dat u iemand aanbeveelt om ons te beschermen.’

Dan Burtons zucht is hoorbaar. ‘Nou, over het algemeen bevelen we Body Armour aan, een particuliere beveiligingsfirma. U kunt een zekere Jeanette Louw bellen...’

‘Kunt u dat voor me spellen?’

Dan gaat de vaste telefoon naast Anderson op zijn bureau en hij zegt: ‘Wacht even,’ en neemt de hoorn op: ‘Bill Anderson.’

‘Daddy,’ hoort hij de stem van zijn dochter.

‘Rachel! O, god, waar ben je?’

‘Ik ben bij hoofdinspecteur Bennie Griessel, daddy...’ en dan breekt de stem van zijn dochter.

 

Griessel zit met zijn rug tegen de muur, allebei zijn armen om haar heen. Ze leunt zwaar tegen hem aan, haar hoofd op zijn schouder, terwijl ze met haar vader praat. Als ze klaar is en hem zijn telefoon teruggeeft, kijkt ze naar hem op en zegt: ‘Thank you.’

Hij weet niet wat hij moet antwoorden. Hij hoort de sirenes naderen en vraagt zich af hoelang het gaat duren voordat de helikopter er is.

‘Hebt u de video gevonden?’ vraagt ze.

‘Wat voor video?’

‘De video van de moord. In Kariba.’

‘Nee,’ zegt hij.

‘Daarom hebben ze Erin vermoord.’

‘Je hoeft het niet nu te vertellen,’ zegt hij.

‘Jawel, dat moet wel.’

 

Erin en zij deelden de hele reis een tent.

Erin had zich makkelijk aan de andere tijdzone aangepast, ze sliep al snel door, om zich bij zonsopgang behaaglijk uit de rekken, te gapen en te zeggen: ‘Weer een volmaakte dag in Afrika.’

Rachel had in het begin ’s avonds moeite om in slaap te komen. Na de eerste week ging het beter, maar elke nacht, ergens tussen een en drie, werd ze door haar biologische klok gewekt. Een paar ogenblikken van bewustzijn die ze zich achteraf vaag herinnerde en waarin ze zich oriënteerde en zich verwonderde over het verbazingwekkende avontuur, dit zonderlinge voorrecht om naar de geluiden van een goddelijk continent te liggen luisteren. Vervolgens zakte ze dan weer zorgeloos weg in de geborgenheid van de slaap.

Bij het Karibameer verraste het maanlicht haar. Iets na twee uur ’s nachts, nauwelijks wakker, werd ze zich bewust van de gloed en deed ze haar ogen open. Ze dacht dat iemand een schijnwerper had aangezet. Tot het besef neerdaalde: volle maan. Betoverd door de intensiteit, de omvang, dreef ze al bijna weer terug naar haar dromen. Voor haar geestesoog zag ze de maan boven het water van het Karibameer, de schoonheid ervan, en bedacht dat ze dit moest vastleggen in haar videodagboek. Misschien werd dit het openingsshot van de dvd die ze thuis met Premiere Pro ging maken. Of de achtergrond voor haar titelsequentie-animatie in After Effects, als ze genoeg tijd had om de geheimen van dat programma te ontrafelen.

Dus kroop ze uiteindelijk uit haar slaapzak, voorzichtig om Erin niet te storen, pakte de Sony-videocamera en ging de zwoele zomernacht in.

Het kamp was stil. Ze liep tussen de tenten door, tot aan de rand van het meer. Het uitzicht was wat zij vermoed had: weer een adembenemend tafereel in Afrika: de maan een juweel van mat zilver dat over het tapijt van miljarden sterren gleed, alles verdubbeld door de spiegel van het meer. Ze zette de camera aan, vouwde het lcd-schermpje open en drukte op de keuzetoets ‘Sunset & Moon’. Maar de maan stond te hoog, zodat ze of de reflectie of het echte ding in beeld kon krijgen, maar niet alle twee. Ze keek om zich heen en zag de rotsen aan de rand van het meer, zo’n honderd meter verderop. Er groeide een acacia uit. Dat zou haar hoogte geven, een referentiepunt en perspectief.

Boven op de rotsen probeerde ze het nog eens. Ze experimenteerde met de takken van de boom tot ze geluiden hoorde, beneden, nog geen vijftien meter verderop.

Ze draaide zich om en keek. Twee figuren in het donker. Een gedempte ruzie. Ze ging langzaam zitten, instinctief, en merkte dat het Jason de Klerk en Steven Chitsinga bij een van de trailers waren.

Ze lachte stilletjes, richtte de camera op hen en begon op te nemen. Haar bedoeling was ze te plagen, want het waren de twee grootste pestkoppen, de gidsen die de leiding hadden en voortdurend de Europese en Amerikaanse toeristen bespotten om hun hang naar luxe, hun gekibbel en geklaag, hun onvermogen om Afrika de baas te zijn. En nu had ze bewijs dat zij ook niet volmaakt waren. Ze glimlachte bij de gedachte hoe ze het bij het ontbijt zou onthullen. Laat hen ook eens met de mond vol tanden staan.

Tot Steven een van de grote bagageladen onder aan de trailer opentrok en zich bukte om er iets uit te halen. Hij rukte er hardhandig aan en ineens was er de vorm van een mens tussen hen in, een kleinere figuur naast de atletische lengte van de twee gidsen.

Een mannenstem riep een woord. Steven pakte de kleinere figuur van achteren beet en drukte een hand over zijn mond. Nu keek Rachel Anderson op van het schermpje, verbijsterd, ze wilde er zeker van zijn dat het beeld op de camera haar niet bedroog. Ze zag hoe er iets blonk in Jasons hand, helder en dodelijk in het maanlicht, hoe hij dit in de borst van de kleine figuur dreef, hoe de man ineens verslapte in Stevens greep.

Jason greep hem bij zijn voeten, Steven bij zijn armen en ze sleepten de figuur weg, het donker in.

Ze was daar lang blijven zitten. Aanvankelijk ontkennend, het kon niet waar zijn, een droom, helemaal onwerkelijk. Ze had het geluid van de camera afgezet en de video afgespeeld. Het beeldmateriaal was niet best, de camera deed het niet echt goed in het donker, maar er was genoeg te zien, waardoor het besef als een bom insloeg: ze had een moord gezien. Gepleegd door twee mensen aan wie ze haar leven had toevertrouwd.

 

De volgende dagen gingen in een waas voorbij. Ze besefte dat ze getraumatiseerd was en wist niet wat ze moest doen. Ze trok zich terug. Erin vroeg voortdurend: ‘Wat is er?’ en later ‘Heb ik iets verkeerd gedaan?’ En zij zei alleen maar: ‘Ik voel me niet zo lekker.’

Erin dacht dat het de eerste tekenen van malaria waren, hoorde haar uit over symptomen en zij antwoordde vaag en ontwijkend totdat haar vriendin de moed opgaf.

Ze wilde de moord aangeven, maar bij wie? Er gingen zoveel geruchten over de politie in Zimbabwe, zoveel verhalen over corruptie en politiek, dat ze aarzelde. Na een bezoek aan de Victoria-watervallen waren ze het land uit, in Botswana, en ineens waren er geen mogelijkheden meer. Alleen de ontzetting die ze voelde en het besef dat een moord in Zimbabwe, door staatsburgers van Zimbabwe, niet de zaak van de politie in een ander land was. Niet op dit continent.

In Kaapstad was ze met een paar anderen naar de Van Hunks-nachtclub gegaan, zonder te weten dat Jason later ook zou komen.

Ze hadden alle twee gedronken, Erin bijna fanatiek. Ze was uitgevaren tegen Rachel, in een escalerende stortvloed van verwijten, aan tafel en op de dansvloer. Eerst alleen met woorden als messen, later met tranen van dronkenmansverdriet. Over vriendschap en vertrouwen en verraad.

De alcohol had Rachels zelfbeheersing gebroken. Ze was emotioneel geworden, de drang om de grote last van het geheim te verlichten was te groot geworden, en ook de behoefte om de verschrikkelijke aantijgingen tegen haar te ontkennen. Eindelijk, met de hoofden bij elkaar aan tafel, had ze alles verteld.

Erin had haar gekalmeerd. Het kon niet waar zijn, een misverstand, niet Jason en Steven. Onmogelijk. Rachel had gezegd dat ze in de ochtenduren vaak naar de video had gekeken. Het was geen misverstand.

Laten we het hen vragen, laten we de zaak ophelderen, de redenatie van een behoorlijk bezopen, naïeve aartsoptimist die nooit kwaad in iemand kon zien. Nee, nee, nee, had Rachel geantwoord, beloof me dat je niets zult doen, nooit, kom we gaan naar huis, mijn vader zal wel weten wat we moeten doen.

Erin had het beloofd. Ze hadden gedanst. Erin was ineens verdwenen, was weer teruggekomen bij de tafel, en had gezegd: Jason en Steven zijn hier, ze had het hun gevraagd, ze zeiden dat ze het gedroomd had. Rachel had opgekeken, over de zee van gezichten en Jasons blik op haar gericht gezien. Hij had een telefoon tegen zijn oor en een uitdrukking van kille vastberadenheid in zijn ogen. Ze had haar rugzak gegrepen en tegen Erin gezegd, kom we moeten hier weg, nú; Erin had nog tegengestribbeld, ze wilde niet weg, wat heb je toch? Rachel had haar bij haar bovenarmen vastgegrepen en gezegd: ‘Nu kom je met me mee. Nu!’

Ze waren een paar honderd meter van de club, in de Langstraat, toen Jason en Steven naar buiten kwamen, naar rechts en naar links keken, hen in het oog kregen en begonnen te rennen. Die andere drie waren er later bijgekomen, Barry, Eben en Gary.

Ze had geweten dat ze voor haar leven rende.

 

Steven Chitsinga en Barry Smith rijden in de Toyota-pick-up vanuit de Scottstraat de Spekestraat in en zien de politieauto’s voor de loods van African Overland Adventures. Een horde blauwe zwaailichten, overal uniformen.

Steven zegt iets in het Shona, Barry zwijgt en trapt hard op de rem waardoor de grote off-roadbanden gieren. Hij gooit de auto in de achteruit, laat de koppeling opkomen, geeft gas, schiet naar achteren en raakt iets. In de spiegel ziet hij net het dak van een auto, pas als hij zich in paniek omdraait om te kijken, beseft hij dat het nog een saps-patrouillewagen is. En daarachter een ambulance, die bijna de hele straat blokkeert.

Hij schakelt weer, schiet naar voren; als hij linksaf de Stanleystraat in kan en dan weer links in de Grantstraat...

Maar de Stanleystraat is afgesloten, de hele straat staat vol met politiebusjes, Opels. Uniformen komen aanrennen, wapens in de hand.

‘Fuck,’ zegt Steven naast hem.

Barry zegt niets. Hij brengt de pick-up tot stilstand en tilt zijn handen langzaam van het stuur tot boven zijn hoofd.

 

‘He’s coming with me,’ zegt Rachel Anderson als ze haar op de brancard naar de helikopter dragen. Ze wijst naar Griessel, die naast haar loopt en haar hand vasthoudt.

‘Er is geen plaats,’ zegt de ambulancebroeder.

‘Dan ga ik niet.’

‘Rachel, ik ben er over een paar minuten,’ sust Griessel haar.

Ze probeert zich van de brancard te worstelen. ‘Ik ga niet.’

‘Wacht,’ zegt de ambulancebroeder, ‘hij kan met je mee.’ Tegen Griessel: ‘Waar staat uw auto?’

Bennie wijst naar de surveillancewagen. ‘De sleutel zit er nog in.’

Ze laden haar in de helikopter. Griessel wurmt zich met moeite naast haar.

‘Wacht even,’ zegt de broeder en hij rent het gebouw weer in. Hij komt naar buiten met de tenen in een zakje en geeft het gruwelijke vrachtje aan Griessel. ‘Ze kunnen ze er weer aanzetten,’ zegt de man. ‘Misschien...’

 

In de helikopter praat ze, maar de wieken maken te veel lawaai.

Pas bij het ziekenhuis, nadat ze op het dak zijn geland, als ze haar naar de operatiekamer willen brengen, dezelfde waar ze Mbali Kaleni en Eben Etlinger hebben geopereerd, zegt ze dat ze moeten wachten, en tegen Griessel zegt ze dat er nog iets was, afgelopen nacht. Nadat ze Erins keel hadden doorgesneden.

‘We kunnen later praten,’ pleit hij, want hij moet terug naar Vusi, er is nog een heleboel werk te doen.

‘Nee, u moet het weten. Ze hebben nog iemand vermoord.’

 

Ze had gezien hoe ze Erins keel doorsneden en was toen blindelings gaan rennen, uit angst en shock, terug naar de straat, de eerste de beste straat weg van hen. Ergens, even verderop, had ze links een gebouw gezien, een doorgang naar een binnentuin. Ze wilde uit hun blikveld komen. Daar was ze naar binnen gerend.

Er stond een aantrekkelijke, lange man, van middelbare leeftijd, met een pak aan bij een visvijver te kijken hoe twee anderen wegliepen. Hij riep hen woedend iets na voordat ze de glazen deur opendeden en naar binnen verdwenen. Tegen de muur was een logo met een vogel, dat wist ze nog.

‘Please, help me,’ riep ze enorm opgelucht, hier was redding. De grote man keek naar haar en de woede op zijn gezicht sloeg opeens om in bezorgdheid. ‘Wat is er aan de hand?’ vroeg hij.

‘Ze willen me vermoorden,’ zei ze en ging bij hem staan.

‘Wie?’

En toen hoorden ze de voetstappen en keken naar de doorgang waar Jason en de anderen verschenen. Nu had Jason een vuurwapen in zijn hand.

‘We willen alleen maar haar,’ zei hij tegen de grote man. De man sloeg zijn arm beschermend om Rachels schouders en zei: ‘Niet voordat we de politie hebben gebeld.’

‘Ze heeft iets van ons gestolen. We willen gewoon onze spullen terug, we willen geen problemen.’

‘Des te meer reden om de politie te bellen,’ en hij voelde in zijn zakken, waarschijnlijk op zoek naar een telefoon.

Jason richtte het vuurwapen op de man. ‘Dan moet ik schieten.’

De man haalde zijn mobiel tevoorschijn.

Op dat moment besefte ze dat ze voor nog een dode verantwoordelijk zou zijn en begon weer te rennen. De grote man probeerde hen tegen te houden.

Ze hoorde twee schoten. Ze keek om. De grote man in het zwarte pak was gevallen.

Toen ging ze ervandoor, de hoek om. In de straat reed net een vrachtwagen van de gemeente weg, een stinkende truck die vuilniszakken vervoerde. Ze sprong erop, keek om en zag dat ze eraan kwamen. De vrachtwagen maakte vaart zodat het groepje van Jason steeds kleiner werd. Ze dacht dat ze de moed zouden opgeven toen ze bijna een halve kilometer voorsprong had, maar toen stond het verkeerslicht helemaal boven aan de straat op rood. Daar was ze eraf gesprongen.

 

‘Er gingen twee mannen het gebouw in vlak voordat hij je zag?’ vraagt hij als ze haar de operatiekamer inrijden.

‘Ja,’ zegt ze.

Griessel loopt erachteraan. ‘Hoe zagen ze eruit?’

‘Ik kan me alleen de ene herinneren. Hij was... excentriek. Heel mager, met een geschoren hoofd... O, en een zilveren oorring,’ en dan zegt de dokter tegen Griessel dat hij weg moet.

‘Hij was helemaal in het zwart,’ roept ze voordat de deur dichtgaat.

13 Uur
x9789044965308.html1.xhtml
x9789044965308.html2.xhtml
x9789044965308.html3.xhtml
x9789044965308.html4.xhtml
x9789044965308.html5.xhtml
x9789044965308.html6.xhtml
x9789044965308.html7.xhtml
x9789044965308.html8.xhtml
x9789044965308.html9.xhtml
x9789044965308.html10.xhtml
x9789044965308.html11.xhtml
x9789044965308.html12.xhtml
x9789044965308.html13.xhtml
x9789044965308.html14.xhtml
x9789044965308.html15.xhtml
x9789044965308.html16.xhtml
x9789044965308.html17.xhtml
x9789044965308.html18.xhtml
x9789044965308.html19.xhtml
x9789044965308.html20.xhtml
x9789044965308.html21.xhtml
x9789044965308.html22.xhtml
x9789044965308.html23.xhtml
x9789044965308.html24.xhtml
x9789044965308.html25.xhtml
x9789044965308.html26.xhtml
x9789044965308.html27.xhtml
x9789044965308.html28.xhtml
x9789044965308.html29.xhtml
x9789044965308.html30.xhtml
x9789044965308.html31.xhtml
x9789044965308.html32.xhtml
x9789044965308.html33.xhtml
x9789044965308.html34.xhtml
x9789044965308.html35.xhtml
x9789044965308.html36.xhtml
x9789044965308.html37.xhtml
x9789044965308.html38.xhtml
x9789044965308.html39.xhtml
x9789044965308.html40.xhtml
x9789044965308.html41.xhtml
x9789044965308.html42.xhtml
x9789044965308.html43.xhtml
x9789044965308.html44.xhtml
x9789044965308.html45.xhtml
x9789044965308.html46.xhtml
x9789044965308.html47.xhtml
x9789044965308.html48.xhtml
x9789044965308.html49.xhtml
x9789044965308.html50.xhtml
x9789044965308.html51.xhtml
x9789044965308.html52.xhtml
x9789044965308.html53.xhtml
x9789044965308.html54.xhtml
x9789044965308.html55.xhtml
x9789044965308.html56.xhtml
x9789044965308.html57.xhtml
x9789044965308.html58.xhtml
x9789044965308.html59.xhtml
x9789044965308.html60.xhtml
x9789044965308.html61.xhtml
x9789044965308.html62.xhtml
x9789044965308.html63.xhtml
x9789044965308.html64.xhtml
x9789044965308.html65.xhtml
x9789044965308.html66.xhtml
x9789044965308.html67.xhtml
x9789044965308.html68.xhtml
x9789044965308.html69.xhtml
x9789044965308.html70.xhtml
x9789044965308.html71.xhtml
x9789044965308.html72.xhtml
x9789044965308.html73.xhtml