·6·

Stones korte slaap werd plotseling verstoord door iets wat als een vechtpartij klonk. Knipperend met zijn ogen werd hij wakker en keek om zich heen. De vrouw naast hem troostte haar huilende baby. Stone keek over enkele rijen stoelen naar de oorzaak van het rumoer.

Zo te zien was het drie tegen een, allemaal in de twintig, als de testosteron vaak zo onstuimig opkomt dat de veiligheidskleppen bezwijken. Twee hielden iemand vast terwijl de derde erop los beukte. Sommige passagiers riepen halfslachtig naar de mannen dat ze moesten ophouden, maar er was niemand van zijn plaats gekomen om iets te doen. Stone keek of de conducteur in de buurt was, maar hij zag niemand in uniform.

De jongeman die werd vastgehouden, was degene die Stone eerder had gezien, de vroegere quarterback die een wrok tegen de wereld koesterde. Zijn knappe gezicht incasseerde weer een rechtse hoek op zijn toch al gezwollen linkerwang. Terwijl het bloed over zijn neus liep, probeerde hij los te komen. Hij schopte, spuwde en haalde uit met zijn armen, maar hij kon niet loskomen en intussen schopte de derde man lachend in zijn buik, zo hard dat de quarterback dubbelklapte.

Oké, nu was het genoeg.

Stone sprong van zijn stoel op, en toen de derde man weer uithaalde om de volgende stomp toe te dienen, greep Stone zijn vuist vast en trok hij daar zo hard aan dat de man bijna zijn evenwicht verloor. De man draaide zich met een ruk om en keek Stone aan. Zijn woede ging over in geamuseerdheid.

‘Wil je ook wat, ouwe?’ zei de jongen spottend terwijl hij zijn vuisten omhoogbracht. ‘Wil je hier wat van?’ Hij maakte schijnbewegingen met armen en voeten. Zijn buik schudde, zijn vlezige armen flapperden en de blingbling daaraan rinkelde. Het kostte Stone moeite om niet in lachen uit te barsten.

‘Laat hem gaan en we houden erover op.’

‘Het is een valsspeler!’ riep een van de andere jongemannen. Hij greep het haar van de quarterback vast en trok zijn hoofd omhoog. ‘Hij speelde vals met pokeren.’

‘En ik denk dat jullie hem een lesje hebben geleerd. Dus laat hem nu maar gaan.’

‘Wie ben jij wel dat je bevelen kunt geven?’ zei de vlezige jongen met de gebalde vuisten.

‘Laten we ophouden, jongens. Jullie hebben genoeg gedaan. Hij is lelijk in elkaar geslagen.’

‘Ja, maar jij niet.’

‘Ik probeer alleen maar vrede te sluiten.’ Stone keek naar de andere passagiers, van wie sommigen op leeftijd waren. ‘Jullie hebben iedereen de stuipen op het lijf gejaagd.’

‘Wat kan ons dat verrotten?’ Hij wees naar Stone. ‘En nu ga jíj, ouwe, zeggen dat het je spijt dat je ons lastigviel, en dan draai je je om en ga je weer zitten. Tenminste, als je weet wat goed voor je is. Anders moet ik jou ook in elkaar slaan. Hé, misschien doe ik dat evengoed, gewoon omdat ik er zin in heb. Wat zeg je daarvan?’

Het was een lange dag geweest en Stone was al kwaad omdat hij nog geen tien minuten slaap had kunnen krijgen, en daarom zei hij: ‘Alleen jij? Of met hulp van je twee vriendjes?’

De vlezige jongen glimlachte. ‘O, alleen ik, opa. Maar weet je wat? Om niet te gauw klaar met jou te zijn gebruik ik maar één hand.’ Hij liet zijn hand even uitschieten en Stone dook weg met zijn hoofd.

‘Hé, kijk nou, die ouwe kan dansen. Hoe goed kun je dansen, opa?’

De jongen schopte plotseling naar Stone, die het been vastpakte en in een ijzeren greep hield.

Vleesklomp hipte op één been en zijn gezicht liep knalrood aan. ‘Laat me los of ik sla je kapot. Laat me los!’

‘Je krijgt nog één kans,’ zei Stone.

De jongen haalde uit met zijn vuist. En miste.

Stones elleboog tegen de zijkant van zijn hoofd miste niet. Evenmin de stoot op zijn neus, waarbij het bot van de jongen brak. Kreunend en stuiptrekkend zakte de jongen op de vloer.

De twee anderen lieten de quarterback vallen en kwamen naar voren. Een van hen viel alsof hij met een bijl gekliefd was toen Stones voet in zijn kruis trapte en vervolgens zijn hoofd raakte. De ander zag de vuist niet die in zijn buik gepompt werd en vervolgens omhoogschoot en zijn kin verbrijzelde. Hij kwam bij zijn vrienden op de vloer van het treinstel te liggen, zijn handen tegen zijn buik en gezicht gedrukt.

‘Wat is hier aan de hand?’

Stone draaide zich om en zag de dikke conducteur door het gangpad rennen, zijn walkietalkie en kaartjeskniptang in de hand, zijn Amtrak-pet stuiterend op zijn hoofd.

Voordat Stone iets kon zeggen, riep een van de jongens die hij tegen de vlakte had geslagen: ‘Hij viel ons aan.’

De andere passagiers praatten door elkaar. Iedereen vertelde zijn versie van wat er gebeurd was, maar het kwam in zijn totaliteit erg verward over.

De gejaagde treinconducteur keek naar de chaos van lichamen op de vloer, wendde zich toen tot Stone en zei: ‘U bent de enige die nog overeind staat. Hebt u deze mannen geslagen?’

‘Nadat ze mij aanvielen. Ze zeiden dat ze hem daar hadden betrapt op valsspelen met kaarten,’ zei Stone, en hij wees naar de quarterback die met zijn hand op zijn bebloede neus op de vloer zat. ‘Ik zei dat ze daarmee moesten ophouden, en toen kwamen ze op mij af.’ Hij wees naar het stel op de vloer. ‘U ziet dat het niet zo is afgelopen als waarschijnlijk hun bedoeling was.’

‘Oké, laat uw papieren maar eens zien,’ zei de conducteur.

‘En hun papieren dan? Ik ben alleen maar de barmhartige samaritaan. Vraagt u het maar aan die mensen.’

‘Dat kan wel zijn, maar ik begin met u en dan komen zij aan de beurt. Zullen we het op die manier doen?’

Stone wilde de man zijn identiteitsbewijs niet laten zien, want hij wist dat het dan ergens in officiële gegevens terecht zou komen waar de mensen die achter hem aan zaten het konden vinden en gebruiken. Trouwens, het was een vals identiteitsbewijs dat in geen enkele database voorkwam.

‘Als u nou eens begint en éíndigt met hen, terwijl ik gewoon weer op mijn plaats ga zitten? Ik had hier eigenlijk niets mee te maken.’

‘U geeft me uw identiteitsbewijs of ik neem radiocontact op met de politie en dan staan ze u op het volgende station op te wachten.’ Hij wees naar de jongemannen. ‘Jullie ook.’

De quarterback kreunde en gaf bloed op.

‘Hij heeft medische verzorging nodig,’ zei Stone vlug. Hij knielde bij de jongeman neer en legde zijn hand op zijn schouder, maar die hand werd meteen weggeduwd.

‘Ik heb geen hulp nodig van types als jij!’

Stone stond op en zei tegen de conducteur: ‘Ik denk dat we een dokter moeten bellen.’

‘Als hij medische verzorging wil, kan hij die krijgen, maar ik wacht nog steeds op uw identiteitsbewijs, meneer,’ zei de Amtrak-man koppig.

Hij wilde het gewoon niet opgeven, hè?

‘Ik stap op het volgende station uit deze klotetrein,’ zei de quarterback. Hij kwam op trillende benen overeind.

‘Mij best. Wat mij betreft, mogen jullie allemaal uitstappen,’ zei de conducteur.

‘Wat is het volgende station?’ vroeg Stone.

De man vertelde het hem. ‘En dan laat u me nu uw identiteitsbewijs zien of ik bel de politie.’

Stone dacht even na. ‘Als ik nu ook eens op het volgende station uitstap?’

‘Mij best,’ zei de conducteur, die hem aandachtig opnam. Het gezicht van de man stond Stone niet aan; het zat vol argwaan.

De conducteur wees naar de jongemannen die op de vloer lagen. ‘En nu gaan jullie allemaal op jullie plaats zitten, en daar blijven jullie zitten, anders gaan jullie achter de tralies en ik meen wat ik zeg.’

De vlezige jongen die het eerst door Stone was geslagen, jammerde: ‘En als ik nou eens aangifte doe tegen die klootzak?’ Hij wees naar Stone.

‘Ja, en dan kan hij daar,’ zei de conducteur, wijzend naar de quarterback, ‘aangifte tegen jou doen. En deze man,’ voegde hij eraan toe, wijzend naar Stone, ‘kan aangifte doen tegen jou en je vriendjes, want ik hoor van alle andere passagiers dat jullie eerst op hem af gingen. Nou, wat wordt het, meneer bloedneus?’

De wangen van Vleesklomp trilden. ‘Ach, laat maar zitten.’

‘Het verstandigste wat er tot nu toe uit jouw mond komt. En als je nog eens wilt knokken, doe het dan niet in mijn trein. Je wilt geen problemen met Amtrak, jochie.’ De conducteur draaide zich om en liep weg.

Stone ging weer zitten, inwendig ziedend van woede. Waarom had hij zich ermee bemoeid? Nu was hij zijn vervoer kwijt.

De vrouw naast hem boog zich naar hem toe en zei: ‘Het was heel dapper van u wat u deed. Waar hebt u zo leren vechten?’

‘Bij de padvinderij,’ zei Stone gedachteloos.

Ze zette grote ogen op. ‘Bij de padvinderij? Meent u dat nou?’

‘De padvinders waren in mijn tijd veel harder, mevrouw.’

Maar inmiddels grijnsde hij een beetje, en ze lachte. ‘Dat was een goeie,’ zei ze.

Stone hield op met glimlachen.

Niet zo’n goeie. Want nu kan ik het wel schudden.

De rechtvaardigen
titlepage.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_0.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_1.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_2.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_3.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_4.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_5.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_6.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_7.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_8.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_9.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_10.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_11.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_12.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_13.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_14.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_15.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_16.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_17.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_18.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_19.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_20.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_21.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_22.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_23.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_24.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_25.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_26.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_27.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_28.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_29.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_30.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_31.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_32.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_33.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_34.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_35.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_36.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_37.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_38.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_39.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_40.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_41.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_42.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_43.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_44.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_45.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_46.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_47.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_48.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_49.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_50.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_51.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_52.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_53.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_54.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_55.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_56.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_57.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_58.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_59.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_60.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_61.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_62.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_63.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_64.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_65.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_66.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_67.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_68.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_69.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_70.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_71.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_72.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_73.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_74.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_75.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_76.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_77.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_78.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_79.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_80.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_81.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_82.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_83.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_84.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_85.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_86.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_87.xhtml