·23·

De lange man glipte het gebouw in, liep naar links, nam een lift, ging naar beneden, ging de tunnel in, liep onder de straten van Washington door, kwam bij een ander gebouw en sloeg een lange gang in. Toen hij langs een deur kwam, ging die open. Een grote hand greep hem vast, trok hem naar binnen en gooide de deur achter hem dicht.

Reuben Rhodes liet Alex Ford los. De agent trok de kraag van zijn jasje recht, draaide zich om en keek kwaad naar de anderen, die daar op versleten kantoormeubilair en kisten zaten.

‘Je zei de tweede deur línks,’ snauwde Alex.

‘Caleb had het mis,’ zei Reuben. ‘Hij bedoelde de eerste deur rechts en we wilden je niet op je mobieltje bellen voor het geval ze dat afluisteren.’

‘Daar hebben ze een rechterlijke machtiging voor nodig,’ zei Annabelle.

‘Kom nou,’ zei Reuben meteen.

Alex keek Annabelle aan. ‘Daar heeft hij gelijk in. Als federaal agent heb ik geen zeggenschap over mijn leven en mijn mobiele telefoon.’

‘Sorry van die vergissing, Alex,’ zei Caleb beschaamd. ‘Ik was een beetje zenuwachtig, al weet ik eigenlijk niet waarom.’ Hij keek Reuben woedend aan. ‘O, nu weet ik het weer. Het begon toen Reuben me belde en schreeuwde dat ik een plaats moest vinden waar we elkaar zo gauw mogelijk konden ontmoeten, en dat we allemaal doodgingen en dat het mijn schuld zou zijn!’

Reuben haalde zijn schouders op. ‘Ik had het niet over doodgaan. Ik zei dat we allemaal levenslang zouden krijgen. En ik zei alleen dat het grotendeels jouw schuld zou zijn.’

‘Waarom zei je dat?’ vroeg Annabelle.

‘Die Joe Knox heeft al met Caleb gepraat.’

‘O ja? Hoe weet je dat ik hem iets heb verteld?’

‘Caleb, jij zou al doorslaan als je door een padvindersmeisje werd verhoord.’

Annabelle stond op. ‘Oké, we hebben niet veel tijd. Blijkbaar heeft Knox mij, Alex en Caleb ondervraagd.’

‘En ik weet dat hij naar het pakhuis is gegaan, maar gelukkig had ik een paar dagen vrijgenomen,’ voegde Reuben daaraan toe.

‘Reuben, ik begrijp dat Oliver je heeft gebeld,’ zei Alex. ‘Heeft hij je verteld waar hij was?’

‘Hij wilde niet zeggen waar hij vandaan belde.’ Reuben vertelde hun over zijn gesprek met Stone. ‘En ik moest van hem tegen je zeggen dat hij het op prijs stelt dat je de brief hebt verbrand.’

Alex knikte langzaam maar zei niets.

Caleb zei: ‘Kan dat telefoontje naar Reuben herleid worden?’

Reuben schudde zijn hoofd. ‘Ik heb een ongewone regeling voor mijn mobieltje. Het is nogal ingewikkeld.’

‘Je bedoelt dat je minuten van andere mensen steelt,’ zei Caleb.

‘Hoe dan ook, ik heb dat door een vriend laten doen die ik vertrouwde. Hij is een expert op dat gebied en hij houdt zijn mond.’

‘Nou, laten we vergelijken wat Knox tegen ieder van ons heeft gezegd. Dan kunnen we zien hoe we ervoor staan,’ stelde Annabelle voor.

Alex begon, gevolgd door Annabelle en Caleb. Toen ze klaar waren, zei Reuben: ‘Caleb, ik wil me verontschuldigen. Blijkbaar heb je goed standgehouden.’

‘Excuses aanvaard,’ snauwde de bibliothecaris.

‘Oké,’ zei Alex. ‘Knox weet dat Oliver en John Carr dezelfde persoon zijn. Hij weet wat hij bij de cia heeft gedaan. Hij weet dat hij Simpson en Gray heeft vermoord. En hij wil hem heel graag hebben.’

‘En hij denkt dat wij hem rechtstreeks naar Oliver kunnen leiden,’ zei Caleb. ‘Maar dat kunnen we niet. Goddank.’

‘Dank God niet te vroeg, Caleb. Hij weet waar we zijn en hij weet van onze connectie met Oliver. Daar zullen ze gebruik van maken.’

‘Hoe?’

Annabelle gaf antwoord. ‘Om Oliver onder druk te zetten. Om hem binnen te halen.’

‘Wat bedoel je?’ riep Caleb uit. ‘Ons als lokaas gebruiken? Dat is absurd. Wij zijn Amerikaanse staatsburgers. Knox is een overheidsdienaar.’

‘Die tekst werkte in de jaren vijftig niet eens,’ zei Alex. ‘Hij is een overheidsdienaar die een taak te volbrengen heeft. Hij moet Oliver te pakken krijgen. En zolang Oliver voortvluchtig is, blijven wij als doelwitten over.’

‘Dus we moeten allemaal onderduiken?’ vroeg Annabelle.

Alex zei: ‘Dat is voor mij zo goed als onmogelijk. Maar Annabelle, jij zou een diepe kuil moeten graven om je erin te verstoppen. Reuben ook. Caleb, hoe zit het met jou?’

‘Waarom zou Oliver ons in deze onmogelijke situatie hebben achtergelaten?’ mopperde Caleb.

‘Hij had niet veel keus,’ antwoordde Reuben. ‘Als we het goed hebben, heeft hij op één dag twee gigantische vips doodgeschoten. Als je zoiets hebt gedaan, ga je niet bij een kopje koffie zitten wachten tot het swat -team met een stormram op je deur klopt.’

Caleb schudde zijn hoofd. ‘Zelfs als Oliver ze heeft gedood, dan wed ik dat hij geen bewijsmateriaal heeft achtergelaten dat ze zouden kunnen vinden, ondanks die brief die hij heeft geschreven.’

‘Verdomme, waarom wil je het nou niet snappen, Caleb?’ riep Reuben uit. ‘Die kerels hebben geen bewijzen nodig. Ze willen hem niet vervolgen. Ze willen hem alleen te pakken krijgen. Ze persen zo veel mogelijk informatie uit hem en pompen dan een kogel in zijn hoofd. Hij heeft vroeger mensen geëlimineerd in opdracht van de regering en hij moest vluchten omdat Gray en Simpson hem belazerden en hem probeerden te vermoorden.’ Reuben zei dat laatste terwijl hij Alex strak aankeek. ‘Oliver is al dertig jaar op de vlucht. En toen hebben ze Milton vermoord. En vergeet niet, Harry Finn heeft tegen ons gezegd dat Simpson heeft toegegeven dat hij indertijd de moord op Oliver en zijn gezin heeft bevolen. Als er ooit iemand is geweest die een reden had om iemand te vermoorden, is het Oliver, wet of geen wet.’

‘Dus misschien zijn ze bang voor wat Oliver over vroegere missies weet,’ zei Caleb. ‘En nu willen ze hem tot zwijgen brengen?’

‘Nu denk je als een bibliothecaris,’ merkte Reuben zuur op.

‘Misschien is er een andere manier,’ zei Annabelle. ‘Ik bedoel, misschien hoeven we niet onder te duiken.’

Alex leunde tegen de muur. ‘Wat bedoel je?’

‘Als we Oliver vinden, kunnen we hem helpen echt weg te komen.’

‘Vergeet het maar, Annabelle. We zouden die kerels recht naar hem toe leiden,’ protesteerde Alex.

‘En trouwens,’ vond Reuben, ‘Oliver had vast wel een slim vluchtplan.’

‘O ja? Geen papieren. Geen geld. Ik heb hem een creditcard gegeven. Ik heb gekeken. Die kaart is in geen maanden gebruikt. Hij kan geen vliegtuig nemen. Hij kan maar een bepaalde afstand afleggen.’

‘Tot ze hem te pakken krijgen,’ zei Reuben zachtjes.

‘Misschien wil hij dat ook,’ zei Alex. De drie anderen keken hem aan. ‘Hij heeft Simpson en Gray vermoord. Hij voelde zich verschrikkelijk schuldig om Milton. Misschien heeft hij het gevoel dat hij niets meer heeft om voor te leven. Hij vlucht wel, maar doet niet zo erg zijn best. Hij weet dat ze hem te pakken krijgen en hij is voorbereid op wat dat betekent.’

Annabelle zei: ‘Ik sta niet toe dat er op die manier een eind aan zijn leven komt.’

‘Annabelle, het is nog tot daaraan toe dat je de cia niets wilt vertellen, maar als je Oliver actief gaat helpen om aan de autoriteiten te ontkomen, kun je op gevangenisstraf rekenen. Langdurige gevangenisstraf.’

‘Dat kan me niet schelen, Alex. Bedenk wat hij voor me heeft gedaan. Hij heeft alles op het spel gezet om mij te helpen.’

‘Dat heeft hij voor ons allemaal gedaan,’ zei Reuben.

‘Jij zou hier ook niet zijn, Alex, als Oliver er niet geweest was,’ zei Annabelle, en ze keek de man scherp aan.

Alex ging aan een oud bureau zitten. ‘Ik begrijp wat jullie zeggen, maar ik ben federaal agent. Er zijn grenzen aan wat ik kan doen.’

‘We willen niet dat je in moeilijkheden komt. Je hoeft dus niets te doen,’ zei Annabelle, al was haar toon minder mild dan haar woorden.

‘Behalve de andere kant op kijken,’ voegde Reuben eraan toe.

‘Hoe willen jullie zelfs maar naar hem zoeken?’ zei Alex.

‘Dat moeten wíj bepalen,’ zei Reuben koel. Hij keek Caleb even aan. ‘Jij bent ook federaal ambtenaar, maar doe je mee?’

Caleb knikte. ‘Ik doe mee.’

Alex stond met een grimmig gezicht op. ‘Nou, dan scheiden hier onze wegen. Veel succes.’

‘Alex...’ begon Annabelle, maar de deur was al achter hem dicht.

De drie overgebleven leden van de Camel Club keken elkaar alleen maar aan.

‘Hij kan opwippen,’ riep Reuben uit. ‘Nou, hoe vinden we Oliver?’

Ze keek hem aan. ‘De vos is op jacht, hè?’

‘Ja. Hoezo?’

‘Nou, dan volgen we de vos.’

‘Heb je een plan?’

‘Ik heb altijd een plan.’

‘Annabelle, meid, ik hou van je.’

De rechtvaardigen
titlepage.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_0.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_1.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_2.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_3.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_4.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_5.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_6.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_7.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_8.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_9.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_10.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_11.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_12.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_13.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_14.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_15.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_16.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_17.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_18.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_19.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_20.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_21.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_22.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_23.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_24.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_25.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_26.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_27.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_28.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_29.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_30.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_31.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_32.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_33.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_34.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_35.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_36.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_37.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_38.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_39.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_40.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_41.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_42.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_43.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_44.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_45.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_46.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_47.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_48.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_49.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_50.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_51.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_52.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_53.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_54.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_55.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_56.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_57.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_58.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_59.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_60.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_61.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_62.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_63.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_64.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_65.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_66.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_67.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_68.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_69.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_70.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_71.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_72.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_73.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_74.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_75.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_76.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_77.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_78.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_79.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_80.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_81.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_82.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_83.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_84.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_85.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_86.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_87.xhtml