·52·

Annabelle en Caleb waren naar het busstation teruggegaan, waar dezelfde buschauffeur een beetje eerder dan volgens de dienstregeling op het punt stond met een stel passagiers de route te nemen die Stone had genomen. Annabelle ging vlak achter hem zitten en bestookte hem met vragen, terwijl Caleb in het busje volgde. Toen ze een halfuur onderweg waren, zag Annabelle de Indian-motor, model ’24, met de zeldzame zijspan aan de linkerkant de bus passeren. De motor liet zich terugzakken en ging achter het busje rijden.

Ze slaakte een zucht van verlichting. De grote Reuben Rhodes was gearriveerd. Ze zouden de spierkracht van die man misschien nog dringend nodig hebben. Ze had tegen Reuben gezegd dat hij een paar dingen moest meebrengen die misschien nog van pas zouden komen. Tot haar tevredenheid zag ze dat de zijspan vol spullen lag.

Een paar uur later stapte Annabelle uit. Ze stond nu op een bochtige weg, met een berg aan de ene en een opvallend steile afgrond aan de andere kant. De buschauffeur had haar verteld dat Stone en zijn vriend hier waren uitgestapt.

Voordat ze uitstapte, had de man gezegd: ‘Veel belangstelling voor die twee. Wat is er aan de hand?’

‘Daar mogen we niet over praten. Nationale veiligheid.’

‘Nationale veiligheid, hè? Het leken me een paar schooiers.’

‘Als u op de vlucht was voor de fbi , hoe zou u zich dan kleden?’

‘Ik begrijp wat u bedoelt.’

‘En u herinnert zich echt niets van wat ze over hun bestemming zeiden?’

‘Die jongen kwam naar voren en vroeg me hem daar af te zetten. De oudere man stapte ook uit.’ Hij zweeg even. ‘Die jongen droeg zo’n schooljasje. U weet wel, van een sportteam.’

‘Hebt u de naam van de school gezien? Was het een college? Een middelbare school?’

‘Zo goed heb ik niet opgelet.’

Annabelle hield hem een papier voor waarop ze aantekeningen had gemaakt toen ze haar gesprek met de chauffeur voerde. ‘En dit zijn de plaatsen hier in de buurt? Allemaal? Daar bent u zeker van?’

‘Mevrouw, er zijn hier niet veel plaatsen. Dit zijn ze allemaal. Veel succes gewenst.’

Hij maakte het portier dicht en de bus reed weg.

Annabelle ging naar Caleb en Reuben toe en vertelde hun wat ze had gehoord. ‘Knox doet precies hetzelfde als wij, alleen heeft hij een voorsprong,’ zei ze.

‘Ja, maar wij zijn met zijn drieën,’ zei Reuben. ‘We kunnen ieder een kant op gaan. Ik neem twee van de vier plaatsen en jullie doen de andere.’

‘Goed idee,’ zei Caleb.

‘En je hebt alles meegebracht wat ik zei?’ vroeg Annabelle.

‘Ja, maar ik voel me net iemand die voor rekwisieten zorgt in een Hollywoodfilm.’

‘Je weet nooit wanneer iets van pas komt. We kunnen het in het busje laden.’ Toen ze daarmee klaar waren, keek ze op het papier. ‘Caleb en ik doen Mize en Tanzburg. Reuben, jij neemt South Ridge en Divine.’ Ze haalde kaarten uit haar tas en gaf ze aan Reuben. ‘Deze komen van het busstation. De plaatsen zullen twee of drie uur rijden uit elkaar liggen. Hemelsbreed is het niet zo ver, maar het zijn allemaal kronkelende achterweggetjes met stukken berg ertussen.’

‘Kronkelende weggetjes. De ideale omgeving voor de Indian,’ zei Reuben, en hij gaf een liefdevol klopje op de benzinetank van de motor.

‘Ik word er alleen maar wagenziek van,’ zei Caleb. ‘Niet dat ik klaag,’ ging hij vlug verder toen Annabelle hem een blik toewierp.

‘We houden contact via de mobiele telefoon. Als iemand iets vindt, kunnen we in een paar uur bij elkaar zijn.’ Ze gaf een foto aan Reuben. ‘Dit is een foto van Knox, voor het geval je hem tegenkomt.’

‘Dank je,’ zei Reuben. Hij stapte op zijn motor en zette zijn helm en ouderwetse stofbril weer op.

‘En als we Oliver vinden op het moment dat Knox hem ook vindt?’ vroeg Caleb.

‘Dan halen we hem over om Oliver met ons mee te laten gaan,’ zei Reuben.

‘Dat doet hij niet, Reuben.’

‘Wel als we héél overtuigend zijn.’

‘We kunnen geen federaal agent uitschakelen,’ zei Caleb. ‘Zelfs de nieuwe testosteron-Caleb trekt daar de streep.’

‘Caleb,’ zei Annabelle. ‘Dat zien we wel als het zo ver is. Op dit moment wil ik alleen maar Oliver vinden. En hoe langer we hier blijven staan, des te groter is de kans dat Knox hem als eerste vindt.’

Reuben kickstartte de Indian en de motor kwam bulderend tot leven. Hij salueerde voor hen, keek op een van de kaarten en reed naar het oosten.

Annabelle wilde achter het stuur van het busje gaan zitten, maar Caleb hield haar tegen.

‘Ik rij,’ zei hij. Hij sprong in het busje en stak de sleutel in het contact.

‘Waarom?’

‘Jij kunt niet door bochten rijden. Te schokkerig. Daarom werd ik wagenziek.’

‘O ja? En als er een moment komt dat we heel hard moeten rijden, Caleb?’

‘Stap in!’

‘Wat?’

Caleb trapte op het gas en Annabelle moest zich vlug omdraaien en in het busje springen voordat hij bulderend wegreed. Hij accelereerde zo snel dat ze op de achterbank viel.

‘Wat doe je nou?’ riep ze uit terwijl ze overeind krabbelde.

‘Als het nodig is, ben ik je coureur.’

Ze slaagde erin op de voorbank te klauteren en maakte vlug haar gordel vast. Hij nam één bocht en toen nog een met een snelheid van bijna honderd kilometer per uur. Toen ze naar hem keek, verbaasde het haar dat hij zo professioneel met het stuur omging. Ze besefte nu ook hoe soepel het logge busje, dat duidelijk niet ontworpen was met het oog op dit soort terrein, over de weg vloog.

‘Caleb, hoe doe je dat?’

‘Ik kan rijden, ja? Je had me moeten zien bij het huis van een zekere Tyler Reinke. Ik ging bijna met de Nova door de lucht.’

‘Ik kan zien dat je kunt rijden. Maar hoe?’

Hij zuchtte. ‘Waarom denk je dat ik die waardeloze Nova al die jaren heb gehouden?’

‘Ik weet het niet. Ik dacht dat je goedkoop was of geen smaak had. Of beide.’

‘Nou, ik ben goedkoop, maar ik heb wel smaak. Nee, het had met mijn vader te maken.’

‘Waar heb je het over?’

‘Mijn vader was stockcarracer.’

‘Nee!’

‘Toen hij zelf niet meer reed, werkte hij in het nascar -monteursteam voor Richard Petty.’

‘Koning Richard?’

Caleb knikte. ‘Ik was zijn beschermeling.’

‘Wat?’

‘Je hebt me goed verstaan.’

‘Jij was de beschermeling van Richard Petty? Ga weg, je neemt me in de maling.’

‘Annabelle, ik reed al in Go-Karts toen ik zes was. Daarna ging ik over op autocross, en toen op arca-racing, en daar werd ik nieuweling van het jaar. Daarna werd ik nummer één in de Late Model Sportsman Series, wat zoiets is als het juniorcircuit van nascar. Ik wilde met Petty’s hulp net aan mijn carrière bij de grote jongens beginnen. Ik zou tweede chauffeur worden in Billy Nelsons Chevroletteam uit Charlotte. Ze hadden drie jaar achtereen de Winston Cup gewonnen en Bobby Mallard, de eerste chauffeur die vier keer de Daytona 500 had gewonnen, zou mijn mentor worden. Het was allemaal al geregeld, en toen ging het allemaal mis.’

‘Wat gebeurde er?’

‘Ik reed een kwalificatieronde in Darlington. Sommigen noemen die baan de “paperclip” omdat hij die vorm heeft. Anderen spreken van de “dame in het zwart”. Dat was hij voor mij.’

‘Hoezo? Wat gebeurde er?’

Calebs gezicht betrok. ‘De dame in het zwart is onverbiddelijk. Ik kwam met een snelheid van driehonderd kilometer per uur uit bocht nummer vier, verloor de macht over het stuur en botste tegen de muur. Ik liet de helft van mijn lak op die muur achter. De “Darlington Stripe” noemen ze hem. Toen plofte mijn rechtervoorband en was ik de macht over het stuur helemaal kwijt. Dat was in de tijd voor de roof flaps , en dus sloeg mijn auto over de kop en vloog hij de lucht in. Er zijn twee binnenmuren in Darlington. Ik vloog over beide heen en schoof zo het monteursteam in.’

‘O, mijn god.’

‘Mijn eigen team,’ zei Caleb ernstig. ‘Mijn persóónlijke team.’

Annabelle hield haar adem in. ‘Toch niet je vader?’

Caleb keek haar met waterige ogen aan. ‘Ik kwam er met een paar bulten en blauwe plekken van af, maar hij heeft maanden in het ziekenhuis gelegen, voordat hij er eindelijk bovenop kwam. Maar daarna kon ik het niet meer. Ik kon niet meer schakelen, kon niet meer op het gas trappen, kon niet eens meer slippen met een auto. En dus liep ik weg van dat alles. Ik veranderde mijn leven. Ging van snelheid over op het bibliotheekwezen. Ik wilde zo ver bij die wereld vandaan komen als ik maar kon. Maar ik hield de Nova. Het was een van de eerste wagens waarmee ik ooit aan wedstrijden had meegedaan. Ik liet hem in die kleur grijs spuiten om de nummers en strepen onzichtbaar te maken. Ik had nummer 22. ‘‘Double Deuces’’, noemden ze me. Het leek niet veel, maar onder de motorkap had hij power, die auto. Dubbele carburateur, dubbele bovenliggende nokkenassen, meer dan vierhonderd pk en een gaspedaal dat me nooit heeft teleurgesteld. Als ik hem nodig had, was hij er. Jaren geleden, toen Centreville nog koeienland was, reed ik er laat op de avond mee op rechte einden. Ik heb vaak meer dan tweehonderdveertig kilometer per uur gehaald. Dat was nog eens een tijd.’

‘Caleb, ik vind het zo erg.’ Ze gaf een kneepje in zijn schouder.

Het bleef even stil.

‘Hé, ik had je echt te pakken, hè?’

Ze keek hem weer aan. Hij glimlachte stralend.

‘Kom nou. De beschermeling van Richard Petty? Ik?’

‘Heb je dat allemaal verzonnen? Rotzak!’ Ze sloeg hem hard op zijn schouder. Toch stond er bewondering op haar gezicht te lezen.

‘Wat? Denk je dat jij de enige bent die goed kan liegen? Mijn volwassen leven heb ik in de bibliotheek verhalen om me heen gehad, Annabelle. Ik kan best wat verzinnen.’

‘Het verklaart nog steeds niet waarom je zo goed kunt rijden.’

‘Ik ben opgegroeid op een berghelling in Pennsylvania. Het eerste waar ik ooit op reed was een slee over een onverharde weg waarmee vergeleken deze grindweg zoiets als een Duitse Autobahn is.’ Hij zweeg even. ‘En ik heb inderdaad aan stockcarracen gedaan toen ik achttien werd. Vooral met wrakken over zandwegen. Maar na mijn derde bijna dodelijke ongeluk heb ik voor bibliotheekwetenschappen gekozen. Al ben ik nog steeds een groot stockcarliefhebber.’

‘Caleb, ik zie een heel nieuwe kant van je.’

‘Ja, nou, iedereen heeft zijn geheimen.’

‘De leden van de Camel Club meer dan de meesten, merk ik.’

De rechtvaardigen
titlepage.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_0.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_1.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_2.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_3.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_4.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_5.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_6.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_7.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_8.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_9.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_10.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_11.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_12.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_13.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_14.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_15.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_16.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_17.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_18.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_19.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_20.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_21.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_22.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_23.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_24.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_25.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_26.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_27.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_28.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_29.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_30.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_31.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_32.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_33.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_34.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_35.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_36.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_37.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_38.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_39.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_40.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_41.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_42.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_43.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_44.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_45.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_46.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_47.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_48.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_49.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_50.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_51.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_52.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_53.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_54.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_55.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_56.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_57.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_58.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_59.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_60.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_61.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_62.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_63.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_64.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_65.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_66.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_67.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_68.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_69.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_70.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_71.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_72.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_73.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_74.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_75.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_76.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_77.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_78.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_79.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_80.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_81.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_82.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_83.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_84.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_85.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_86.xhtml
awb_-_De_rechtvaardigen_split_87.xhtml