·17·
Toen Stone door de hoofdstraat van Divine liep, viel het hem al gauw op dat de winkels er welvarend uitzagen en dat de klanten een opgewekte indruk maakten. Dat beeld kon hij moeilijk verenigen met dat van de gebroken, knokige, groezelige mijnwerkers met kapotte longen die in Rita’s Restaurant zaten te ontbijten. En toen dacht hij weer aan wat hij op tv had gezien.
Sporen. Mensen van belang. Verband tussen de twee moorden.
Toen hij door een etalage keek, zag hij er een. Tientallen jaren zag je ze overal, maar nu kwam je ze bijna nergens meer tegen, tenminste niet een die werkte. Blijkbaar had Divine wat meer tijd nodig om het voorbeeld van de rest van het land te volgen.
Hij ging naar binnen en keek naar de munttelefoon aan de muur en naar het bord achter de toonbank: kunstnijverheid uit de appalachen . De schappen stonden vol met sculpturen van hout, steen en aardewerk. Aan de muren hingen schilderijen en foto’s van bergen, dalen en kleine huisjes op de hellingen van heuvels. Achter de toonbank zat een forse vrouw met een rood gezicht op haar computer te werken.
Ze keek op en glimlachte. ‘Kan ik u helpen?’
‘Ik wil alleen graag even telefoneren. Hebt u wisselgeld voor een vijfje?’
Ze gaf hem het geld en hij ging naar de achterkant van de winkel en stopte de kwartjes in de gleuf van de telefoon. Hij belde de enige van wie hij wist dat zijn nummer nooit te herleiden was: Reuben. Die had zelf geen telefoon op zijn naam staan maar gebruikte minuten telefoontijd van honderden verschillende mensen. Stone had altijd gedacht dat Milton hem dat had geleerd.
De grote man nam vlug op. Hij schreeuwde bijna toen hij hoorde dat het Stone was. Nadat hij tegen Reuben had gezegd dat het goed met hem ging en dat hij hem onder geen enkel beding zou vertellen waar hij was, vroeg hij hem naar het onderzoek.
‘Een zekere Joe Knox van de cia heeft met iedereen gepraat, behalve met mij. Het schijnt een echte buldog te zijn. Hij weet dat jij en Carr een en dezelfde zijn. Hij weet dat je op de vlucht bent. Als ze je vinden, kom je niet voor de rechter, Oliver.’
‘Die gedachte was al bij me opgekomen, Reuben. Hoe is iedereen eronder?’
‘Goed. Al gedraagt Alex zich hufterig.’
‘Hij is federaal agent. Hij zit er middenin.’
‘Nou, hij heeft wel tegen Annabelle gezegd dat ze de brief moet verbranden die je had achtergelaten. Dat moet ik hem nageven.’
‘Zeg tegen hem dat ik dat op prijs stel. Echt waar.’
Er volgde een korte stilte en toen zei Reuben: ‘Oliver...’
‘Ik ga je niet vertellen dat ik het heb gedaan, Reuben. Dat zou nergens goed voor zijn. Ik wil je alleen laten weten dat je een betere vriend bent geweest dan ik verdiende. Jullie allemaal. En ik zal het nieuws volgen. Als het ernaar uitziet dat een van jullie hierdoor in moeilijkheden komt, geef ik mezelf aan.’
‘Luister. Wij kunnen voor onszelf zorgen. Ze kunnen ons niets maken. Maar als je je aangeeft, grijpt de cia meteen in. Ze doen een beroep op de nationale veiligheid en niemand ziet je ooit nog terug.’
‘Laat dat mijn probleem zijn. En ik weet dat het niet genoeg is, maar bedankt voor alles.’
Reuben wilde weer iets zeggen, maar Stone had al opgehangen. Hij legde de hoorn neer met het gevoel dat het iets definitiefs was. Net of ik mijn rechterarm heb afgesneden. Vaarwel, Reuben.
Hij keek op en zag de winkelierster nieuwsgierig naar hem kijken. Hij had zo zacht gepraat dat ze hem onmogelijk had kunnen verstaan.
‘Was de verbinding goed?’ vroeg ze vriendelijk.
‘Uitstekend. Dank u.’ Omdat ze hem bleef aankijken, zei hij ten slotte: ‘U hebt daar mooie dingen.’ Wijzend naar een schilderij aan de muur voegde hij eraan toe: ‘Wie heeft dat gemaakt?’
Het gezicht van de vrouw betrok. ‘O, dat zal van Debby Randolph zijn.’
‘Ze is getalenteerd.’
‘Ja.’ Ze voegde er vlug aan toe: ‘Ik ben Wanda. Ik heb u hier niet eerder gezien.’
‘Ik ben hier nog maar kort. Ik ben gisteravond aangekomen met Danny Riker.’
‘Danny?’ zei ze geschrokken. ‘Ik hoorde dat hij de stad uit was.’
‘Nou, hij is terug, maar ik geloof dat het tijdelijk is. Hoe gaan de zaken?’
‘Heel goed, vooral via onze website. Dingen uit de Appalachen vallen bij veel mensen in de smaak. Ze worden erdoor herinnerd aan een eenvoudiger tijd, denk ik.’
‘Ik denk dat we daar allemaal wel iets van kunnen gebruiken. Nou, dank u.’
‘Ik hoop dat u terugkomt. Ik heb zwarte beertjes van brokken steenkool in de aanbieding. Het zijn mooie presse-papiers.’
‘Ongetwijfeld.’
Toen Stone de geschenkenwinkel uitliep, had hij het gevoel dat hij de laatste paar meter naar zijn eigen dood aflegde. Hij was echt weer helemaal alleen.