HOOFDSTUK 24
Achterstallig onderhoud
Lou’s vader stond naast hem en keek als een verdwaald kind rond, ongetwijfeld nerveus en opgelaten over het feit dat iedereen voor hem was gekomen. Hij hoopte heimelijk dat iemand anders zou melden ook jarig te zijn, zodat de aandacht van hem werd afgeleid en hij die met iemand anders kon delen.
“Waar is Ruth?” vroeg zijn vader.
“Eh.” Lou keek voor de honderdste keer om zich heen, maar kon haar niet vinden. “Ze maakt een praatje met de gasten.”
“O. Mooi uitzicht.” Hij knikte naar het raam. “De stad is heel erg veranderd sinds mijn tijd.”
“Ja, ik dacht dat je het wel mooi zou vinden,” zei Lou, blij dat hij nog iets goed had gedaan.
“Waar werk je?” Hij keek over de rivier de Liffey naar de kantoorgebouwen, die op dit tijdstip nog verlicht waren.
“Daar, hier recht tegenover.” Lou wees. “Dertien verdiepingen omhoog, op de veertiende etage.”
Lou’s vader wierp hem een vlugge blik toe. Hij vond het duidelijk merkwaardig, en voor het eerst zag Lou in hoe vreemd en verwarrend het kon klinken. Dit bracht hem van streek. Hij was altijd zo zeker van zijn zaak geweest.
“Het is dat kantoor waar alle lichten nog branden,” legde Lou uit, dat was eenvoudiger. “Kerstfeest.”
“Ah, dus daar is het.” Zijn vader knikte. “Daar gebeurt het allemaal.”
“Ja,” zei Lou trots. “Ik heb vanavond promotie gekregen, pa.” Hij glimlachte. “Ik heb het nog aan niemand verteld, het is jouw avond natuurlijk,” krabbelde hij terug.
“Promotie?” De borstelige wenkbrauwen van zijn vader gingen omhoog.
“Ja.”
“Meer werk?”
“Groter kantoor, beter licht,” grapte hij. Toen zijn vader niet lachte werd hij serieus.
“Ja, meer werk. Meer uren.”
“Juist.” Zijn vader zweeg.
Lou voelde woede opborrelen. Een felicitatie zou wel op zijn plek zijn.
“Ben je gelukkig daar?” vroeg zijn vader nonchalant. Hij keek nog steeds door de ramen, het feest achter hem zichtbaar in de weerspiegeling. “Het heeft geen zin hard aan iets te werken als je niet gelukkig bent, want daar draait het uiteindelijk allemaal om, toch?”
Daar dacht Lou even over na, teleurgesteld over het uitblijven van lof en tegelijkertijd geïntrigeerd door zijn vaders manier van denken.
“Maar je hebt altijd gezegd dat ik hard moest werken,” zei hij opeens, en hij voelde een woede waarvan hij niet wist dat hij die in zich had. “Je hebt ons altijd geleerd geen seconde op onze lauweren te rusten, als ik me de woorden nog goed herinner.” Hij lachte, maar het was een afgemeten lachje en hij voelde zich gespannen.
“Ik wilde in elk geval niet dat jullie lui waren,” antwoordde zijn vader, en hij keek Lou opeens recht aan. “In welk aspect van jullie leven dan ook, niet alleen in jullie werk. Iedere koorddanser kan recht vooruit lopen en tegelijkertijd een stok beethouden. Wat je moet oefenen is om op duizelingwekkende hoogte je evenwicht te bewaren.”
Een medewerkster met een stoel in haar hand doorbrak de gespannen stilte. “Neem me niet kwalijk, voor wie is deze stoel?” Haar blik ging de familie af. “Mijn baas zei dat iemand hier om een stoel had gevraagd.”
“Eh, ja, ik,” lachte Lou boos. “Maar ik had om stoelen gevraagd. Meervoud. Voor alle gasten.”
“O, zo veel stoelen hebben we hier niet,” verontschuldigde ze zich. “Wie wil deze stoel?”
“Je moeder,” zei Lou’s vader snel, die geen gedoe wilde. “Laat je moeder maar zitten.”
“Nee, het gaat wel, Fred,” wierp Lou’s moeder tegen. “Het is jouw verjaardag, neem jij de stoel maar.”
Lou sloot zijn ogen en ademde diep in. Hij had twaalfduizend euro betaald zodat zijn familie kon ruziën over een stoel.
“De dj zegt ook dat hij op het Ierse volkslied na geen ouderwetse muziek heeft. Wilt u dat hij dat draait?”
“Wat?” snauwde Lou.
“Dat draait hij aan het eind van de avond, maar hij heeft geen andere Ierse nummers bij zich. Zal ik vragen of hij het nu draait?”
“Nee!” snauwde Lou. “Dat is belachelijk. Zeg dat hij dat niet doet.”
“Kun je dit alsjeblieft aan hem geven?” zei Marcia beleefd. Ze haalde iets uit een kartonnen doos die ze onder de tafel had staan. Hij puilde uit met feesthoedjes, serpentines en vlaggetjes. Lou ving zelfs een glimp van een taart op. Ze gaf de serveerster een stapel cd’s. De lievelingsliedjes van hun vader. Ze keek vluchtig op naar Lou toen ze ze overhandigde. “Voor het geval je het zou verpesten,” zei ze, waarna ze wegkeek.
Het was een vluchtige opmerking, kort en zachtjes uitgesproken, maar het deed hem meer dan alles wat ze eerder die avond had gezegd. Hij dacht dat hij degene was die goed kon organiseren, degene die wist hoe hij een feest moest geven, degene die wist wie hij moest bellen om de grootste fuif te geven. Maar terwijl hij dacht dat hij helemaal het einde was, bereidde zijn familie plan B voor, voor het geval hij zou falen. Allemaal in een kartonnen doos.
Opeens juichte iedereen toen Quentin de lift uit stapte met Gabe—Lou wist niet dat hij was uitgenodigd. Ze droegen allebei een stapel stoelen.
“Er zijn er meer onderweg!” riep Quentin, en opeens werd de sfeer een stuk beter. De vertrouwde gezichten die sinds Lou’s jongensjaren ouder waren geworden keken elkaar aan met opluchting, een licht gevoel van pijn en pure opwinding.
“Lou!” Gabe straalde toen hij hem zag. “Ik ben zo blij dat je gekomen bent.” Hij zette de stoelen neer voor een paar oude mensen en kwam met uitgestoken hand op Lou af, die zich verbaasd afvroeg wie dit feest eigenlijk gaf. Gabe boog zich tot vlak bij Lou’s oor. “Ben je verdubbeld?”
“Wat? Nee.” Gefrustreerd probeerde Lou hem van zich af te schudden.
“O,” zei Gabe verbaasd. “Toen ik je voor het laatst zag had je een bespreking met Alison in je kantoor. Ik besefte niet dat je was weggegaan.”
“Natuurlijk ben ik weggegaan. Waarom moet je altijd van het ergste uitgaan, dat ik een van die pillen moest nemen om op het feest van mijn vader te kunnen komen.”
Gabe glimlachte slechts. “Hé, grappig hoe dat gaat in het leven, hè?” Hij porde Lou in zijn zij.
“Wat bedoel je?”
“Dat je het ene moment hierboven kunt zijn en het volgende moment helemaal beneden?” Hij zag Lou strijdlustig terugkijken en ging verder. “Ik bedoel alleen maar dat toen wij elkaar vorige week leerden kennen, ik beneden zat en omhoogkeek en droomde dat ik hier kon zijn. En moet je nu kijken. Het is grappig hoe alles omgedraaid wordt. Ik ben in het penthouse, Patterson heeft me een nieuwe baan gegeven en—”
“Wat?”
“Ja, hij heeft me een baan gegeven.” Gabe grijnsde en knipoogde. “Promotie.”
Voordat Lou kon antwoorden, kwam een serveerster met een dienblad op hem aflopen.
“Wil iemand iets te eten?” zei ze met een glimlach.
“O nee, bedankt, ik wacht wel op de shepherd’s pie,” zei Lou’s moeder met een glimlach.
“Dit is de shepherd’s pie.” Ze wees naar kleine klodders aardappel in een minuscuul muffinvormpje.
Er viel een stilte en Lou’s hart ging zo tekeer dat het bijna door zijn huid barstte.
“Komt er nog meer eten?” vroeg Marcia.
“Op de taart na? Nee, dit is het. Schalen met hapjes.” Ze glimlachte opnieuw, alsof ze de vijandigheid die haar kant op kwam niet opmerkte.
“O,” zei Lou’s vader, en hij deed zijn best vrolijk te klinken. “Je kunt de schaal wel hier laten.”
“De hele schaal?” Ze keek onzeker rond en zocht haar manager om haar te helpen.
“Ja, we hebben een hongerige familie,” zei Fred, die de schaal uit haar handen nam en hem op de hoge tafel zette, zodat iedereen moest opstaan om erbij te kunnen.
“O, oké.” Ze zag hoe hij werd neergezet en liep langzaam terug, zonder schaal.
“Had je het over een taart?” vroeg Marcia op schelle, hoge toon, van streek over het gebrek aan controle, over alles wat er misging.
“Ja.”
“Mag ik hem alsjeblieft zien?” zei ze, en ze wierp Lou een angstige blik toe. “Welke kleur is het? Wat zit erop? Zitten er rozijnen in? Papa lust geen rozijnen,” hoorden ze haar zeggen terwijl ze met de serveerster naar de keuken liep. De doos met spullen die de schade konden beperken hield ze onder haar arm.
“Wie heeft je uitgenodigd, Gabe?” Lou voelde zich wrevelig. Hij wilde het niet over de promotie hebben, bang als hij was dat hij Gabe dwars door de zaal zou slaan.
“Ruth,” zei Gabe, en hij pakte een kleine shepherd’s pie.
“O, is dat zo? Ik dacht het niet,” zei Lou lachend.
“Waarom denk je dat?” Gabe haalde zijn schouders op. “Ze nodigde me uit op de avond dat ik bij jullie at en bleef slapen.”
“Waarom zeg je het op die manier? Zeg het niet op die manier,” zei Lou nogal kinderachtig, en hij balde zijn vuisten. “Je was niet uitgenodigd voor een etentje bij mij thuis. Je hebt me afgezet en je hebt een paar restjes opgegeten.”
Gabe keek hem vreemd aan. “Oké.”
“Waar is Ruth eigenlijk? Ik heb haar de hele avond nog niet gezien.”
“O, we hebben de hele avond op het balkon staan praten. Ik mag haar heel graag,” antwoordde Gabe, en er droop aardappelpuree langs zijn kin. Het kwam terecht op zijn geleende stropdas. Lou’s stropdas.
Lou klemde zijn kaken op elkaar. “Mag je haar heel graag? Mag je mijn vrouw heel graag? Dat is grappig, Gabe, want ik mag mijn vrouw ook heel graag. Jij en ik hebben wel heel veel gemeen, hè?”
“Lou.” Gabe glimlachte nerveus. “Probeer een beetje zachter te praten.”
Lou keek om zich heen en lachte toen hij zag hoeveel aandacht ze trokken. Speels sloeg hij een arm om Gabes schouder om te laten zien dat er niets aan de hand was.
Toen iedereen wegkeek, draaide hij zich naar Gabe en liet hij zijn glimlach varen.
“Je wilt echt mijn hele leven, hè, Gabe?”
Gabe leek van zijn stuk gebracht, maar kreeg geen kans om te antwoorden omdat de deuren van de lift opengingen en Alfred, Alison en een groepje van het kerstfeest binnen kwamen vallen en hun komst ondanks de favoriete liedjes van Lou’s vader die uit de speakers galmden luid en duidelijk wisten aan te kondigen, gekleed in kerstoutfits en met feestmutsjes op. Ze bliezen roltongen naar iedereen die hun kant op keek.
Lou sprintte weg van zijn familie en rende de treden naar de lift op, waar hij Alfred de weg versperde. “Wat doen jullie hier?”
“We komen hier om feest te vieren!” riep Alfred. Hij deinde heen en weer en blies pal voor zijn neus op een feesttoeter.
“Alfred, je bent niet uitgenodigd,” zei Lou op luide toon.
“Alison heeft me uitgenodigd,” zei Alfred lachend. “En jij weet beter dan wie dan ook hoe moeilijk het is om een uitnodiging van Alison af te slaan. Maar ik vind het prima om een afgelikte boterham te zijn,” zei hij lachend, en hij wankelde op zijn plek. Opeens keek hij over Lou’s schouder en zijn uitdrukking veranderde. “Ruth! Hoe gaat het met je?”
Lou’s hart hield er bijna mee op toen hij omkeek en Ruth achter zich zag staan.
“Alfred.” Ruth sloeg haar armen over elkaar en staarde haar echtgenoot aan.
Er viel een gespannen stilte.
“Pijnlijk,” zei Alfred aarzelend. “Ik ga maar naar het feest, dan kunnen jullie elkaar afmaken.”
Alfred verdween en liet Lou alleen met Ruth achter, en haar gekwetste blik was als een dolk in het hart. Hij had veel liever woede.
“Ruth,” zei hij, “ik zoek je de hele avond al.”
“Ik zie dat je de organisator van dit feest ook hebt uitgenodigd,” zei ze, en haar stem beefde terwijl ze zich groot probeerde te houden.
Lou keek over zijn schouder en zag Alison met haar korte jurkje en lange benen midden in de ruimte verleidelijk dansen met de Kerstman.
Ruth keek hem vragend aan.
“Ik heb niks gedaan,” zei hij. Hij gaf de strijd op, hij wilde niet langer die man zijn. “Erewoord. Ze heeft het geprobeerd vanavond, maar ik heb het niet gedaan.”
Ruth lachte verbitterd. “Ja, ze heeft het vast geprobeerd.”
“Ik zweer dat ik niks gedaan heb.”
“Niks? Nooit?” Ze keek hem strak aan en het was duidelijk dat ze zichzelf verachtte. Ze geneerde zich en was kwaad dat ze het überhaupt moest vragen.
Hij slikte. Hij wilde haar niet kwijtraken, maar hij wilde ook niet liegen. “Een zoen. Eentje maar. Meer niet.” Paniekerig ging hij sneller praten. “Maar ik ben veranderd, Ruth, ik ben—”
Ze luisterde niet naar de rest, maar draaide zich om in een poging haar gezicht en haar tranen voor hem te verbergen. Ze opende de deuren naar het balkon en een koude wind waaide Lou tegemoet. Het balkon was leeg, aangezien de rokers zich binnen te goed deden aan de kleine shepherd’s pies.
“Ruth.” Hij probeerde haar arm te grijpen en haar weer naar binnen te trekken.
“Lou, laat me los. Ik zweer het, ik ben niet in de stemming om met je te praten,” zei ze kwaad. Hij volgde haar naar het balkon en ze liepen weg van het raam zodat niemand binnen hen kon zien. Ruth leunde tegen de balustrade en keek uit over de stad. Lou ging achter haar staan, sloeg zijn armen stevig om haar heen en weigerde los te laten, ook al verstijfde ze zodra hij haar aanraakte.
“Help me het goed te maken,” fluisterde hij met tranen in zijn ogen. “Alsjeblieft, Ruth, help me dit goed te maken.”
Ze zuchtte, maar haar woede was nog vers. “Lou, wat dacht je nou? Hoe vaak hebben we je verteld hoe belangrijk deze avond was?”
“Ik weet het, ik weet het,” stamelde hij, en hij dacht snel na. “Ik probeerde te bewijzen dat ik—”
Ze onderbrak hem. “Waag het niet nog een keer te liegen. Waag het niet te liegen nadat je me net om hulp hebt gevraagd. Je probeerde helemaal niks te bewijzen. Je was het zat dat Marcia je belde, je was het zat dat zij haar best deed voor jullie vader, je had het te druk om—”
“Alsjeblieft, ik wil dit nu niet horen,” zei hij, ineengekrompen alsof elk woord een migraine veroorzaakte.
“Dit is precies wat je moet horen. Je had het te druk op je werk om aan je vader te denken, of de plannen van Marcia. Je hebt alles laten plannen door iemand die niks weet over de zeventig jaar die je vader al op deze aarde is. Zij?” Ze wees naar Alison, die de limbo danste bij de tafel met de chocoladefondue en iedereen die toekeek haar rode kanten ondergoed toonde. “Een snol die je waarschijnlijk naaide terwijl je dicteerde wie er op het feest kwamen,” snauwde ze.
Lou bedacht zich voordat hij Ruth meedeelde dat Alison bedrijfseconomie had gestudeerd en op het plannen van feesten na een competente werknemer was. Het leek ongepast om haar te verdedigen, en door haar gedrag op kantoor en vervolgens op het feest van haar vader deed ze zelf ook weinig om haar eer hoog te houden.
“Dat is niet gebeurd, ik zweer het. Ik weet dat ik alles verpest heb. Sorry.” Dat woord gebruikte hij wel heel vaak.
“En waar was het allemaal voor? Promotie? Loonsverhoging die je niet eens nodig hebt? Elke dag nog meer uren werken, wat menselijkerwijs onmogelijk is? Wanneer hou je op? Wanneer is het allemaal genoeg voor je? Hoe hoog wil je opklimmen, Lou? Weet je, vorige week zei je dat je alleen op je werk ontslagen kunt worden maar dat een familie je niet kan ontslaan. Maar volgens mij besef je straks dat dat laatste toch wél mogelijk is.”
“Ruth.” Hij sloot zijn ogen, klaar om op dat moment van het balkon te springen als ze bij hem wegging. “Ga alsjeblieft niet bij me weg.”
“Niet ik, Lou,” zei ze. “Ik heb het over hen.”
Hij draaide zich om en zag hoe zijn familie een polonaise deed en elke paar passen met een been opzij schopte. “Ik heb morgen een wedstrijd met Quentin. Op de boot.” Hij wachtte op complimenten.
“Ik dacht dat Gabe dat ging doen?” vroeg Ruth verbaasd. “Gabe bood zichzelf net aan Quentin aan en Quentin zei ja.”
Lou’s bloed begon te koken. “Nee, nee, ik ga het doen.” Daar zou hij voor zorgen.
“Is dat voor- of nadat je met mij en de kinderen mee komt schaatsen?” vroeg ze, en ze liet hem achter op het balkon. Hij vervloekte zichzelf. Waarom was hij zijn belofte aan Lucy vergeten?
Ruth opende de deur naar het balkon. Muziek waaide naar buiten en koude lucht naar binnen. De deur ging weer dicht, maar hij voelde iemand achter zich. Ze was toch niet naar binnen gegaan. Ze was niet bij hem weggegaan.
“Het spijt me wat ik allemaal gedaan heb. Ik wil het allemaal goedmaken,” zei hij uitgeput. “Ik ben moe. Ik wil het goedmaken. Ik wil iedereen duidelijk maken dat het me spijt. Ik zou er alles voor overhebben om ze dat duidelijk te maken. Help me alsjeblieft om het weer goed te maken,” zei hij nogmaals.
Als Lou zich had omgedraaid, zou hij hebben gezien dat zijn vrouw inderdaad was weggegaan, dat ze naar een stil plekje was gevlucht om opnieuw te huilen van frustratie om een man die haar er een paar uur eerder in hun slaapkamer nog van had overtuigd dat hij veranderd was. Nee, het was Gabe die Ruths plek had ingenomen toen zij ervandoor was gegaan, en het was Gabe die Lou’s biecht op het balkon aanhoorde.
Gabe wist dat Lou Suffern uitgeput was. Lou was al die jaren zo snel door de minuten, uren en dagen geraasd, door de momenten, dat hij het leven niet langer opmerkte. Hij merkte de blikken, gebaren en emoties van andere mensen allang niet meer op. Aanvankelijk werd hij gedreven door passie, maar toen hij op weg was naar een plek waar hij wilde zijn, had hij die achter zich gelaten. Hij ging zo snel dat hij geen pauze nam om op adem te komen. Het tempo lag te hoog, zijn hart kon het nauwelijks bijhouden.
Lou ademde de koude decemberlucht in en richtte zijn gezicht ten hemel om de ijzige regendruppeltjes die op zijn huid vielen te voelen—en te waarderen—en hij besefte dat zijn ziel hem kwam halen.
Hij voelde het.