HOOFDSTUK 18

Een dubbel gevoel

Weer alleen in zijn kamer haalde Lou de pillen uit zijn zak en plaatste ze op zijn bureau. Hij legde zijn hoofd neer en sloot eindelijk zijn ogen.

“Jezus, je bent een wrak,” hoorde hij een stem vlak bij zijn oor zeggen en hij schrok op.

“Alfred.” Hij wreef in zijn ogen. “Hoe laat is het?”

“Vijf voor halfacht. Maak je geen zorgen, je hebt je bespreking nog niet gemist. Dankzij mij,” zei hij met een grijns, en hij haalde zijn mollige vingers met nicotinevlekken en afgekloven nagels over Lou’s bureau, en die aanraking was genoeg om alles te bezoedelen en zijn vieze spoor achter te laten, wat Lou irriteerde. Alfred had geen vingers, hij had tengels.

“Hé, wat zijn dit?” Alfred pakte de pillen en haalde het deksel eraf.

“Geef hier.” Lou stak zijn hand uit maar Alfred deinsde terug. Hij tikte er een paar op zijn klamme handpalm.

“Alfred, geef hier,” zei Lou streng, en hij deed zijn best de wanhoop uit zijn stem te houden nu Alfred met het buisje zwaaiend door de kamer liep en hem plaagde met dezelfde houding en problemen als een pestkop op school.

“Stoute, stoute Lou, waar ben je mee bezig?” vroeg Alfred op een zangerig, beschuldigend toontje waar Lou het ijskoud van kreeg.

Lou besefte dat Alfred waarschijnlijk zou proberen ze tegen hem te gebruiken en dacht snel na.

“Zo te zien broed je op een verhaal,” zei Alfred met een glimlach. “Ik weet wanneer je bluft, vergeet niet dat ik je bij elke vergadering meemaak. Denk je dat je me de waarheid niet kunt vertellen?”

Lou glimlachte en hield zijn toon luchtig, bijna grappend, hoewel ze allebei dodelijk serieus waren. “Wil je het echt weten? De laatste tijd niet, nee. Het zou me niet verbazen als je een plan bedacht om dat buisje tegen me te gebruiken.”

Alfred lachte. “Nu even serieus. Zo behandel je een oude vriend toch niet?”

Lou’s glimlach verdampte. “Ik weet het niet, Alfred, zeg jij het maar.”

Ze keken elkaar even strak aan. Alfred keek weg. “Zit je iets dwars, Lou?”

“Wat denk je?”

“Luister.” Alfred liet zijn schouders hangen. Hij liet de bravoure varen en begon de nieuwe act, waarbij hij de nederige Alfred uithing. “Als het over de bespreking van vanavond gaat, geloof me: ik heb niet met je afspraken gerommeld. Vraag maar aan Louise. Nu Tracey weg is gegaan en Alison het heeft overgenomen, lopen veel dingen langs elkaar heen,” zei hij schouderophalend. “Maar even tussen jou en mij: die Alison lijkt me niet erg betrouwbaar.”

“Geef Alison niet de schuld.” Lou sloeg zijn armen over elkaar.

“Inderdaad.” Alfred glimlachte en knikte langzaam. “Ik vergat dat jullie iets hebben.”

“We hebben niets. Jezus, Alfred.”

“O, sorry.” Alfred deed alsof hij zijn lippen dichtritste. “Ik zeg niks tegen Ruth, beloofd.”

Alleen het feit al dat hij het ter sprake had gebracht verontrustte Lou. “Wat heb je opeens?” vroeg Lou hem, serieus nu. “Wat is er aan de hand. Is het stress? Is het de troep die je in je neus stopt? Wat is er in godsnaam aan de hand? Ben je bang voor de overgang van—”

“De overgang?” snoof Alfred. “Alsof ik een vrouw in de menopauze ben.”

Lou staarde hem aan.

“Het gaat prima, Lou,” zei hij langzaam. “Ik ben gewoon de oude. Jij bent degene die zich een beetje vreemd gedraagt. Iedereen heeft het erover, zelfs meneer Patterson. Misschien komt het hierdoor.” Hij schudde de pillen heen en weer voor Lou’s gezicht, net zoals Gabe had gedaan.

“Het zijn pillen tegen hoofdpijn.”

“Ik zie geen etiket.”

“Dat hebben de kinderen eraf gekrabd, wil je ze alsjeblieft heel houden en teruggeven?” Lou hield een hand op.

“O, pillen tegen hoofdpijn. Ik snap het.” Alfred bestudeerde het huisje weer. “Is dat wat het zijn? Want ik dacht dat ik die dakloze vent hoorde zeggen dat het een kruidenmiddel was?”

Lou slikte. “Bespioneerde je me, Alfred? Is dat waar je mee bezig bent?”

“Nee,” lachte Alfred nonchalant. “Dat zou ik niet doen. Ik zal een paar van deze jongens laten nakijken voor je, om er zeker van te zijn dat het niets sterkers is dan pilletjes tegen hoofdpijn.” Hij nam een pil, stak hem in zijn zak en gaf het huisje terug. “Het is fijn om een paar dingen zelf uit te zoeken als mijn vrienden tegen me liegen.”

“Ik ken het gevoel,” beaamde Lou, die blij was het buisje weer in zijn bezit te hebben. “Zoals toen ik erachter kwam dat jij en meneer Patterson een paar ochtenden geleden hebben afgesproken, en je lunch van afgelopen vrijdag.”

Alfred leek oprecht geschokt, wat heel ongebruikelijk voor hem was.

“O,” zei Lou zacht, “je wist niet dat ik dat wist, hè? Sorry. Nou, je moet naar je etentje, straks mis je je voorafje nog. En een portie kaviaar slaat Alfred nooit af, hè?” Hij ging een zwijgende Alfred voor naar de deur, opende die en knipoogde naar hem, waarna hij hem zachtjes weer dichtdeed.

Halfacht kwam en ging weer voorbij zonder dat Arthur Lynch op het plasmascherm van vijftig inch verscheen. Lou zat aan de directietafel en was zich ervan bewust dat hij zichtbaar was voor iedereen die aanwezig zou zijn bij de bespreking en probeerde zich te ontspannen in zijn stoel en niet in slaap te vallen. Om tien over halfacht meldde de secretaresse van meneer Lynch dat meneer Lynch nog een paar minuten op zich liet wachten.

Lou werd steeds slaperiger en zag voor zich hoe Alfred in het restaurant zat en onbeschaamd als altijd het middelpunt van alle aandacht vormde en luidruchtig zijn best deed om iedereen te vermaken, alle eer opeiste en al dan niet een deal sloot waar Lou niet mee geassocieerd zou worden, tenzij Alfred faalde. Door de belangrijkste bespreking van het jaar te missen, verloor Lou de grootste kans zichzelf te bewijzen bij Patterson. Cliffs baan en het lege kantoor dat erbij hoorde werden hem elke dag als een worst voorgehouden. Cliffs oude kamer lag in de gang naast die van Patterson, leeg en met de jaloezieën open. Een groter kantoor met beter licht. De kamer lonkte hem. Het was een halfjaar geleden dat Cliff op een gedenkwaardige ochtend was ingestort na een lange periode waarin hij zich vreemd had gedragen. Lou had Cliff uiteindelijk onder zijn bureau gehurkt aangetroffen, trillend en met zijn toetsenbord stevig tegen zijn borst geklemd. Zo nu en dan tikten zijn vingers nog in een soort paniekerig morseschrift. Ze kwamen hem halen, bleef hij maar zeggen, met grote, bange ogen.

Wie dat precies waren had Lou niet kunnen achterhalen. Hij probeerde Cliff voorzichtig over te halen onder het bureau uit te komen, hem zijn schoenen en sokken weer te laten aantrekken, maar Cliff was naar hem uitgevallen toen Lou dichterbij kwam en had hem in zijn gezicht geslagen met de muis, waarbij hij met het koord zwaaide alsof het een lasso was. De kleine plastic muis deed niet half zo veel pijn als de aanblik van deze succesvolle jonge man die zijn zelfbeheersing was verloren. Zijn kamer had al die tijd leeggestaan, en naarmate zich meer geruchten over de verdere aftakeling van Cliff door het kantoor verspreidden nam het medeleven voor hem af en verhevigde de strijd om zijn baan. Lou had onlangs gehoord dat Cliff weer onder de mensen kwam, en hij zou was zeker van plan bij hem langs te gaan. Hij wist dat hij wel zou moeten, en hij zou ook wel gaan, hij kon er alleen geen gaatje voor vinden…

Lou’s frustratie nam toe terwijl hij wachtte tot het zwarte plasma-scherm tot leven kwam. Zijn hoofd bonkte en hij kon nauwelijks denken doordat zijn migraine van achter zijn hoofd naar zijn ogen trok. Wanhopig haalde hij de pillen uit zijn zak en hij staarde ernaar.

Hij dacht aan Gabe, die wist dat Patterson en Alfred elkaar hadden gezien, en hoe Gabe de situatie met de schoenen juist had ingeschat, en dat Gabe hem de vorige ochtend koffie had gegeven, naar huis had gereden en op de een of andere manier Ruth voor zich had ingenomen. Hij bedacht dat Gabe hem geen enkele keer had teleurgesteld en dat hij hem ook nu kon vertrouwen, en Lou opende het buisje en er rolde één glanzend wit pilletje op zijn zweterige handpalm. Hij speelde er een tijdje mee, rolde hem rond met zijn vingers, likte eraan, en toen er niets drastisch gebeurde, stak hij hem in zijn mond en sloeg hem snel achterover met een glas water.

Lou hield zich met beide handen vast aan de directietafel, zo stevig dat hij een zweterige afdruk maakte op het glazen blad dat het stevige notenhout beschermde. Hij wachtte. Er gebeurde niets. Hij haalde zijn handen van de tafel en bestudeerde ze alsof het effect zichtbaar zou zijn op zijn klamme handpalmen. Er gebeurde nog steeds niets bijzonders, hij tripte niet en ervoer niets opzienbarends, op zijn hoofd na, dat maar bleef bonken.

Om kwart voor acht was er nog steeds geen teken van Arthur Lynch op het scherm. Lou tikte ongeduldig met zijn pen op het glas. Het kon hem niet meer schelen hoe hij overkwam op de mensen aan de andere kant van de camera. Hij was toch al niet meer voor rede vatbaar, en hij begon zichzelf ervan te overtuigen dat er helemaal geen bespreking zou zijn, dat Alfred op de een of andere manier een zogenaamde bespreking had georganiseerd zodat hij het etentje alleen kon doen en de deal kon sluiten. Maar Lou zou niet toestaan dat Alfred hem nog langer zou tegenwerken. Hij stond snel op, greep zijn jas en rende naar de deur. Hij trok hem open en had al één voet over de drempel toen hij een stem op het plasmascherm achter zich hoorde.

“Neem me niet kwalijk dat ik u heb laten wachten, meneer Suffern.”

De stem maakte dat Lou bleef staan. Hij deed zijn ogen dicht en nam met een zucht afscheid van de droom over een topkamer met een uitzicht van driehonderdzestig graden over Dublin. Hij bedacht snel wat hij moest doen: ervandoor gaan en nog net op tijd aanschuiven bij het etentje of zich omdraaien en de gevolgen onder ogen zien. Voordat hij de beslissing kon nemen, hield zijn hart er bijna mee op toen hij nog een stem in zijn kantoor hoorde.

“Geen probleem, meneer Lynch, en noem me alstublieft Lou. Ik begrijp hoe dingen kunnen uitlopen, dus u hoeft zich niet te verontschuldigen. Zullen we meteen ter zake komen? We hebben veel te bespreken.”

“Absoluut, Lou. En noem me alsjeblieft Arthur. We hebben inderdaad veel te bespreken, maar wil je afronden daar voordat ik je voorstel aan de twee heren naast me? Ik zie dat je gezelschap hebt?”

“Nee, Arthur, ik ben alleen op kantoor,” hoorde Lou zichzelf zeggen. “Iedereen heeft me verlaten.”

“Die man bij de deur, ik zie hem op mijn scherm.”

Argwanend draaide Lou zich om en hij kwam oog in oog te staan met zichzelf. Hij zat nog steeds aan de directietafel, op dezelfde plek waar hij had zitten wachten voor hij zijn ontsnapping had gepland, zijn jas had gegrist en naar de deur was gerend. Het gezicht dat hem begroette was ook een toonbeeld van schrik. De grond tolde onder Lou’s voeten en hij hield zich vast aan de deurpost om niet te vallen.

“Lou? Ben je er nog?” vroeg Arthur, en beide hoofden wendden zich tot het plasmascherm.

“Eh, ja, ik ben er,” stamelde Lou aan de directietafel. “Sorry, Arthur, die meneer is…een collega van me. Hij ging net weg, ik geloof dat hij een belangrijke eetafspraak heeft.”

Lou draaide zich om en wierp Lou bij de deur een waarschuwende blik toe. “Toch?”

Lou knikte slechts en liep met bevende knieën en benen weg. Bij de liften klampte hij zich vast aan de muren en probeerde op adem te komen en de duizeligheid te laten zakken. De deuren van de lift gingen open en hij struikelde naar binnen, ramde op de knop voor de begane grond en hurkte neer in de hoek, steeds verder weg van zichzelf op de veertiende verdieping.

Om acht uur besprak Lou in de directiekamer van Patterson Developments een deal met Arthur Lynch, en op datzelfde moment werden Alfred en het groepje mannen naar hun tafel gebracht en kwam Lou het restaurant binnen. Hij gaf zijn kasjmieren jas aan de gastheer, deed zijn stropdas goed, streek zijn haar glad en liep naar binnen, met één hand in zijn zak en de andere losjes langs zijn zij.

Zijn lichaam was weer ontspannen, niets was verstijfd of stram. Om te functioneren moest hij de soepelheid van zijn lichaam voelen, de nonchalante beweging van een man die het niet kon schelen welke beslissing er werd genomen, maar die zijn best zou doen je van het tegendeel te overtuigen, omdat alleen de klant telt.

“Neem me niet kwalijk dat ik een beetje laat ben, heren,” zei hij minzaam tegen de mannen, die hun neus in hun menu hadden gestoken.

Ze keken allemaal op en Lou was heel blij om Alfreds uitdrukking te zien: er trok een heel scala aan emoties voorbij, van verbazing naar teleurstelling en van wrok naar woede. Elke blik maakte Lou duidelijk dat Alfred dit misverstand inderdaad bewust had veroorzaakt. Lou liep om de tafel en schudde iedereen de hand, en tegen de tijd dat hij Alfred bereikte had zijn arrogante gezicht zijn eerdere blik van schrik van zich afgeschud.

“Patterson maakt je af,” zei hij zachtjes vanuit zijn mondhoek. “Maar er wordt in elk geval één deal gesloten. Welkom.” Hij schudde Lou de hand, en zijn gezicht klaarde op bij de gedachte dat Lou de volgende dag ontslagen zou worden.

“Het is allemaal geregeld,” antwoordde Lou kortaf, en hij liep naar zijn plek een paar stoelen verderop.

“Hoe bedoel je?” vroeg Alfred op een toon die duidelijk maakte dat hij vergeten was waar hij was. Alfred greep Lou stevig bij de arm, waardoor hij niet weg kon komen.

Lou keek de tafel rond en glimlachte, en toen draaide hij zich om. Discreet haalde hij Alfreds vingers één voor één van zijn arm. “Ik zei dat het allemaal geregeld was,” herhaalde Lou.

“Heb je de videoconferentie afgezegd? Ik snap het niet.” Alfred lachte nerveus. “Vertel op.”

“Nee, nee, die is niet afgezegd. Maak je geen zorgen, Alfred. Zullen we ons nu bezighouden met onze gasten?” Lou lachte hem stralend toe en maakte zich eindelijk los uit Alfreds greep zodat hij kon gaan zitten. “Goed, heren, wat staat er voor lekkers op het menu? Ik kan de foie gras aanraden, die heb ik eerder gehad, heel lekker.” Hij lachte naar het team en stortte zich op het sluiten van deals.

Om tien voor halftien stond een uitgeputte maar opgewonden en triomfantelijke Lou na het gesprek met Arthur Lynch voor het raam van het restaurant, The Saddle Room. Hij had zijn jas stevig om zich heen geslagen tegen de decemberwind die opstak en zijn sjaal zat strak om zijn nek, maar hij voelde niets van de kou terwijl hij door het raam keek en zag hoe hij hoffelijk en wereldwijs ieders aandacht vasthield terwijl hij een verhaal vertelde. Elk gezicht keek geïnteresseerd, op dat van Alfred na, en na vijf minuten geanimeerde handgebaren en gezichtsuitdrukkingen begonnen alle mannen te lachen. Aan zijn bewegingen zag Lou dat hij vertelde over die keer dat hij en zijn collega’s een homokroeg in Londen waren binnengelopen in plaats van een stripclub. Nu hij zag hoe hij het verhaal vertelde, besloot hij het nooit meer te vertellen. Hij kwam over als een idioot.

Hij merkte dat er iemand naast hem stond en hij hoefde niet opzij te kijken om te weten wie het was.

“Volg je me?” vroeg hij, en hij bleef door het raam kijken.

“Neu, maar ik dacht wel dat je hierheen zou komen,” antwoordde Gabe. Hij rilde en stak zijn handen in zijn zakken. “Hoe doe je het daarbinnen? Ik zie dat je iedereen vermaakt, zoals gewoonlijk.”

“Wat is er aan de hand, Gabe?”

“Een drukke man als jij? Je hebt alles waar je om vroeg. Nu kun je alles doen. Let wel, morgenochtend is het uitgewerkt, dus pas op.”

“Welke ben ik echt?”

“Geen van beiden, als je het mij vraagt.”

Lou keek naar hem en fronste zijn wenkbrauwen. “Ophouden met die diepe inzichten, alsjeblieft. Die werken niet bij mij.”

Gabe zuchtte. “Jullie zijn allebei echt. Jullie functioneren allebei net als altijd. Jullie gaan weer in elkaar op en dan is alles weer bij het oude.”

“En wie ben jij?”

Gabe rolde met zijn ogen. “Je kijkt te veel films. Ik ben Gabe. Dezelfde man die je van straat hebt gesleurd.”

“Wat zit hierin?” Lou haalde de pillen uit zijn zak. “Zijn ze gevaarlijk?”

“Een beetje inzicht. En daar is nog nooit iemand aan doodgegaan.”

“Maar je kan goed geld verdienen aan deze dingen. Wie weten hiervan?”

“De juiste mensen—de mensen die ze gemaakt hebben—en ga nou niet proberen er een fortuin aan te verdienen, want dan zul je je aan een paar mensen moeten verantwoorden.”

Lou deinsde even achteruit. “Gabe, je kunt me niet zomaar verdubbelen en verwachten dat ik dat zomaar accepteer. Dit kan vreselijke medische gevolgen voor me hebben, een psychologische terugslag teweegbrengen die mijn hele leven verandert. En de rest van de wereld moet hier echt over weten, dit is waanzin! We moeten het hier echt een keer over hebben.”

“Tuurlijk, doen we.” Gabe nam hem aandachtig op. “En als je het dan aan de wereld vertelt, word je opgesloten in een isoleercel of je mag mee met een rondreizend circus en dan kun je elke dag net zoveel over jezelf lezen in kranten als Dolly het gekloonde schaap. Als ik jou was zou ik gewoon mijn mond houden en je voordeel doen met een gunstige situatie. Je ziet heel bleek. Gaat het?”

Lou lachte als een bezetene. “Nee! Het gaat niet. Dit is niet normaal, waarom doe je alsof dit normaal is?”

Gabe haalde zijn schouders op. “Ik zal er wel aan gewend zijn.”

“Eraan gewend?” Lou knarste met zijn tanden. “Goed, en waar ga ik nu heen?”

“Nou, op kantoor heb je alles geregeld, en het lijkt erop dat je andere helft hier alles regelt.” Gabe glimlachte. “Dan blijft er nog maar één speciale plek over om heen te gaan.”

Lou dacht even na en er verscheen langzaam een glimlach op zijn gezicht en zijn ogen begonnen te glimmen toen hij Gabe voor de eerste keer die avond begreep. “Oké, kom op.”

“Wat?” Gabe keek beduusd. “Waarheen?”

“De kroeg. Ik betaal het eerste rondje. Jezus, je zou jezelf moeten zien! Hoezo, waar dacht je dan dat ik heen zou gaan?”

“Naar huis, Lou.”

“Naar huis?” Lou trok zijn neus op. “Waarom zou ik daarheen gaan?” Hij keek weer naar zichzelf aan de tafel, hij begon net aan een nieuw verhaal. “O, dit gaat over die keer dat ik vastzat op het vliegveld van Boston. Er was een vrouw die dezelfde vlucht als ik had…” Hij draaide zich lachend om naar Gabe om het verhaal te vertellen, maar Gabe was weg.

“Je zoekt het maar uit,” mompelde Lou. Hij keek nog even naar zichzelf, gechoqueerd en er geenszins van overtuigd dat alles wat er deze avond gebeurde wel echt was. Hij had absoluut een biertje verdiend, en als zijn andere helft na het etentje naar huis ging, kon hij de hele nacht uitgaan, niemand die het zou merken—niemand, behalve dan degene met wie hij de nacht doorbracht. Goed geregeld.