HOOFDSTUK 23

Verassing!

Toen Lou—laat—aankwam op de plek waar het feest van zijn vader werd gehouden, zweette hij alsof hij hoge koorts had, ondanks de decemberkou, die in staat was door te dringen tot in je botten, zich in gewrichten te persen en door je lichaam te suizen. Hij was buiten adem en misselijk tegelijk. Opgelucht en buiten zichzelf van vreugde. En hij was uitgeput, wat helemaal op zichzelf stond.

Hij had besloten het feest van zijn vader te geven in het beroemde gebouw dat Gabe had bewonderd op de dag dat ze elkaar leerden kennen. Het gebouw waarvoor ze prijzen hadden gewonnen. Het had de vorm van een zeil en lichtte blauw op. Hun vader en familieleden uit het hele land zouden ongetwijfeld onder de indruk zijn. Pal voor het gebouw was de hoge mast van het Vikingschip versierd met kerstverlichting.

Toen hij de deur bereikte zag hij Marcia een in het zwart geklede portier op zijn nummer zetten. Een groepje van ongeveer twintig mensen, warm ingepakt met jassen, hoeden en sjaals, stond te stampvoeten om de kou te verdrijven.

“Ha Marcia,” zei Lou vrolijk in een poging de ruzie te onderbreken. Hij kon niet wachten om haar over de promotie te vertellen, maar hij moest zich verbijten. Eerst moest hij Ruth vinden en het haar vertellen.

Marcia draaide zich naar hem om. Haar ogen waren rood en vlekkerig en haar mascara was uitgelopen. “Lou!” snauwde ze. Haar woede verdween niet maar werd juist versterkt en op hem gericht.

Zijn maag draaide zich om, wat niet vaak voorkwam. Gewoonlijk kon het hem niet schelen hoe zijn zus over hem dacht, maar vanavond deed het hem meer dan gewoonlijk.

“Wat is er aan de hand?”

Ze liet het groepje achter en stoof op hem af. “Ik probeer je al een uur te bellen.”

“Ik had het feest op mijn werk, dat heb ik je verteld. Is er iets mis?”

“Jij bent mis,” zei ze beverig, en haar stem bevond zich ergens tussen woede en groot verdriet. Ze ademde diep in en langzaam uit. “Het is papa’s verjaardag, en ik wil het voor hem niet nog meer verpesten door ruzie te zoeken, dus het enige wat ik wil zeggen is: wil je tegen deze vent zeggen dat hij onze familie binnen moet laten? Onze familie—” ze verhief haar stem tot die schril beefde, “die uit het hele land is gekomen om—“ haar stem werd weer huilerig, “op pa’s bijzondere dag te zijn. Maar in plaats van zijn familie te zien, zit hij boven in een bijna lege zaal terwijl iedereen hier weggestuurd wordt. Vijf mensen zijn al naar huis gegaan.”

“Wat? Wat?” Lou’s hart schoot naar zijn keel. Hij rende naar de portiers. “Ha jongens, Lou Suffern.” Hij stak zijn hand uit en de twee mannen schudden die met het enthousiasme van een dode haring. “Ik organiseer het feest vanavond.” Achter hem stond Marcia gepikeerd te mompelen. “Wat is het probleem?” Hij keek om zich heen en herkende direct alle gezichten. Het waren allemaal goede vrienden van de familie bij wie hij vroeger op visite was geweest. Ze waren allemaal over de zestig, sommigen van zijn vaders leeftijd, sommigen ouder. Ze stonden in december op de ijskoude stoep, oudere stellen die zich aan elkaar vastklampten, bevend van de kou, sommigen op krukken en één man in een rolstoel. In hun hand hielden ze glinsterende tassen en kaarten, flessen wijn en champagne, cadeaus die met liefde keurig waren ingepakt voor de grote avond. En nu stonden ze hier en werden ze geweigerd op het feest voor hun vriend voor het leven.

“Zonder uitnodiging geen toegang,” zei een van de portiers.

Eén stel hield een taxi aan en liep langzaam naar de plek waar hij gestopt was. Marcia rende achter hen aan en probeerde ze over te halen te blijven.

Lou lachte nijdig. “Denken jullie dat deze mensen onuitgenodigd komen binnenvallen?” Hij liet zijn stem dalen. “Moet je ze nou zien. Mijn vader viert zijn zeventigste verjaardag, dit zijn zijn vrienden. Er is duidelijk iets misgegaan met de uitnodigingen. Ik heb mijn secretaresse Alison laten regelen dat er een gastenlijst zou zijn.”

“Deze mensen staan niet op de lijst. Dit gebouw heeft strenge richtlijnen over wie er wel en wie er niet—”

“Fuck die richtlijnen,” fluisterde hij agressief, zodat degenen die achter hem stonden hem niet konden horen. “Het is mijn vaders verjaardag en dit zijn zijn gasten,” zei hij vastberaden, boos nu. “En als degene die voor dit feest betaalt, en als de man die dit gebouw van de grond heeft gekregen, zeg ik dat jullie deze mensen moeten binnenlaten.”

Even later schuifelde de hele groep naar binnen. In de grote hal wachtten ze op de liften naar de bovenste verdieping terwijl ze hun oude lichamen weer warm probeerden te krijgen.

“Je kunt je ontspannen, Marcia, het is allemaal in orde.” Lou probeerde het weer goed te maken met zijn zus toen ze alleen in de lift stonden. Marcia had de afgelopen tien minuten geweigerd hem aan te kijken of tegen hem te praten toen ze iedereen de lift in hielpen en naar het penthouse stuurden.

“Kom op, Marcia,” zei hij met een flauw lachje. “Doe nou niet zo.”

“Lou.” Bij de blik die ze hem toewierp verdween zijn glimlach en hij slikte moeizaam. “Ik weet dat je vindt dat ik me aanstel en me overal mee bemoei en vervelend ben, of hoe je ook over me denkt, wat ik vast niet wil weten, maar ik stel me nu echt niet aan. Je hebt me gekwetst. Niet over mezelf, maar over papa en mama.” Haar ogen schoten weer vol en haar stem, die altijd zo vriendelijk en begripvol was, veranderde van toon. “Van alle egoïstische dingen die je hebt gedaan spant dit wel de kroon. Ik heb toegekeken en me ingehouden toen je papa en mama voor lief nam, toen je vreemdging, toen je je broer uitlachte en pestte, met zijn vrouw flirtte, je kinderen negeerde en toen je mij vernederde wanneer je maar kon. Ik heb engelengeduld gehad, Lou, wij allemaal, maar dat is voorbij. Je verdient ons niet. Dit was echt de druppel. Je hebt papa en mama gekwetst en je bent mijn broer niet meer.”

“Ho, ho, ho, kom op nou, Marcia.” Lou was met stomheid geslagen. Hij was nog nooit eerder zo toegesproken en het raakte hem, het deed pijn. Hij slikte moeizaam.

“Ik weet dat al die mensen niet buiten hadden moeten staan, maar ik heb het opgelost. Waar komt dit opeens vandaan?”

Marcia lachte verbitterd. “Wat je buiten hebt gezien stelt nog niks voor,” snoof ze. “Verrassing,” zei ze lusteloos toen de lift openging en hij de ruimte voor zich zag.

De moed zonk Lou direct in de schoenen. In de ruimte stonden blackjack- en roulettetafels en schaars geklede serveersters liepen rond met cocktails op dienbladen. Het was een indrukwekkend feestje, eentje dat Lou zich nog herinnerde van toen het gebouw werd geopend, maar hij besefte nu pas dat het niets voor zijn vader van zeventig was. Het was niets voor zijn vader, die een hekel had aan feesten voor zichzelf, die er een hekel aan had vrienden en familie te dwingen alleen voor hem bij elkaar te komen, die een leuke dag had als hij in zijn eentje kon vissen. Een bescheiden man. Bij de gedachte aan een feest geneerde hij zich al, maar de familie had hem overgehaald voor het eerst een verjaardag te vieren, een groot feest waarbij familie en vrienden uit het hele land bijeen zouden komen om het met hem te vieren. Hij had het niet gewild, maar gaandeweg was hij er warm voor gaan lopen, en daar stond hij, in zijn beste pak midden in een casino waar het personeel korte rokjes en rode vlinderstrikjes droeg, waar de dj dansmuziek draaide en waar iedereen minimaal vijfentwintig euro nodig had om mee te kunnen spelen. In het midden van een tafel lag een vrijwel naakte man, bedekt met gebak en fruit.

Lou’s familie stond opgelaten aan één kant van de ruimte. Zijn moeder had haar haar laten föhnen en ze droeg een nieuw lila broekpak met een keurig sjaaltje om haar hals. Haar handtas hing om haar schouder, en ze hield hem stevig tassen beide handen. Onzeker keek ze rond. Zijn vader stond met de broer en zus die nog leefden—een non en een priester—en Lou had hem nog nooit zo misplaatst gezien. Elk familielid keek naar hem op en weer weg, ze sloten hem uit. De enige die flauwtjes naar hem glimlachte was zijn vader, die knikte en een hand opstak.

Lou keek om zich heen of hij Ruth zag. Ze stond in de verre uithoek van de ruimte en maakte een beleefd praatje met de feestgangers, die er al net zo opgelaten uitzagen. Ze keek hem aan en haar blik was kil. Er hing een ongemakkelijke stilte, en dat was Lou’s fout. Hij geneerde en schaamde zich. Hij wilde het goedmaken, hij wilde het bij iedereen weer goedmaken.

“Neem me niet kwalijk.” Lou liep naar de man in het pak die naast hem stond en uitkeek over de zaal. “Hebt u hier de leiding?”

“Ja, Jacob Morrison, ik ben de manager.” Hij stak zijn hand uit. “U bent Lou Suffern, we hebben elkaar een paar maanden geleden ontmoet, op de openingsavond. Ik herinner me nog dat het laat was geworden,” zei hij met een knipoog.

“Ja, dat weet ik nog,” antwoordde Lou, die zich de man tegelijkertijd absoluut niet kon herinneren. “Ik vroeg me af of u me kon helpen een paar dingen te veranderen.”

“O.”Jacob keek verrast. “We zullen u zo goed mogelijk proberen te helpen. Wat had u in gedachten?”

“Stoelen.” Lou deed zijn best niet bot te klinken. “Dit is mijn vaders zeventigste verjaardag, zouden we alstublieft een paar stoelen kunnen krijgen voor hem en zijn gasten?”

Jacobs gezicht betrok. “O, ik ben bang dat dit een evenement met alleen staanplaatsen is. We hebben niets gerekend voor—”

“Ik betaal er natuurlijk voor, wat het ook kost.” Lou lachte hem stralend toe. “Als iedereen die niet al in een rolstoel zit maar een stoel krijgt.”

“Ja, natuurlijk.”

Jacob liep weg, maar Lou riep hem terug.

“En de muziek,” zei Lou, “hebben jullie iets traditionelers dan dit?”

“Traditioneel?” vroeg Jacob met een vragende lach.

“Ja, traditionele Ierse muziek. Voor mijn zeventigjarige vader.” Lou sprak met opeengeklemde kaken. “In plaats van deze acid jazz funky house, waar mijn vader van zeventig niet zo’n fan van is.”

“Ik zal kijken wat we kunnen doen.”

De sfeer tussen hen bekoelde.

“En hoe zit het met eten? Heeft Alison eten geregeld? Op de bijna naakte man onder de slagroom na, waar mijn moeder momenteel naast staat.”

“Ja, natuurlijk. We hebben shepherd’s pie, lasagne, dat werk.”

Lou juichte inwendig.

“Weet u, we hebben alles doorgesproken met Alison,” legde Jacob uit.

“Ja?”

“Ja meneer, we organiseren in de regel geen feesten voor iemands zeventigste verjaardag.” Hij glimlachte vluchtig. “We hebben een standaardevenement dat we vooral rond kerst organiseren, en dat is dit.” Trots gebaarde hij naar de ruimte. “Het casinothema is heel populair voor bedrijfsevenementen en dat soort dingen,” legde hij uit.

“Ik snap het, maar het zou fijn geweest zijn als ik dat geweten had,” zei Lou beleefd.

“U heeft ervoor getekend,” verzekerde Jacob hem. “We hebben papierwerk waarin alle details voor de avond zijn uitgewerkt. We hebben er juist voor gezorgd dat Alison u de formulieren liet tekenen.”

“Juist.” Lou slikte en keek de ruimte rond. Zijn fout. Natuurlijk. “Natuurlijk, dat was me duidelijk even ontschoten. Bedankt.”

Lou liep op zijn familie af en ze stapten opzij en verspreidden zich alsof hij een vieze geur was. Zijn vader bleef natuurlijk staan en begroette zijn middelste kind met een glimlach.

“Gefeliciteerd, pa,” zei Lou zacht, en hij stak zijn hand uit.

“Dank je.” Zijn vader glimlachte en pakte de hand van zijn zoon aan. Ondanks alles, ondanks wat Lou gedaan had, lachte zijn vader nog.

“Ik haal een Guinness voor je,” zei Lou, en hij keek om zich heen op zoek naar de bar.

“O, dat hebben ze niet.”

“Wat?”

“Bier, champagne en een groene cocktail die er vreemd uitziet,” zei zijn vader, die van zijn glas nipte. “Ik ben aan het water. Maar je moeder is blij, ze houdt van champagne, hoewel ze er nauwelijks mee opgegroeid is,” zei hij lachend, in een poging de spanning uit de lucht te halen.

Toen ze hoorde dat het over haar ging, draaide Lou’s moeder zich om en ze wierp Lou een blik toe waarbij hij ineenkromp.

“Ach, nou ja,” zei zijn vader zacht, “ik kan toch niet drinken vanavond. Ik ga morgen met Quentin zeilen in Howth,” zei hij vol trots. “Hij doet mee aan de Brass Monkeys-wedstrijd en hij komt een man te kort, dus ondergetekende valt in.” Hij wees met zijn duim naar zijn borst.

“Je gaat niet racen, Fred.” Lou’s moeder rolde met haar ogen. “Je kunt al nauwelijks rechtop staan op een winderige dag, laat staan op een boot. Het is december, de zee is ruw.”

“Ik ben zeventig, ik doe waar ik zin in heb.”

“Je bent zeventig, je moet ophouden te doen waar je zin in hebt of je haalt de eenenzeventig niet,” zei ze, en iedereen lachte, inclusief Lou.

“Je zult iemand anders moeten vinden, Quentin.” Ze keek hem aan en hij keek teleurgesteld.

“Ik doe het wel,” zei Alexandra tegen haar echtgenoot en ze sloeg haar armen om hem heen. Lou merkte dat hij weg moest kijken omdat er een jaloers gevoel bij hem opborrelde.

“Jij hebt nog nooit geracet,” zei Quentin met een glimlach. “Mooi niet.”

“Hoe laat is de wedstrijd?” vroeg Lou.

Niemand gaf antwoord.

“Ik kan het heus wel,” lachte Alexandra. “Wat is er anders aan dan? Ik neem mijn bikini mee en laat de rest van de bemanning me aardbeien en champagne brengen.”

Iedereen lachte weer.

“Hoe laat is de race?” vroeg Lou nogmaals.

“Nou, als zij in haar bikini komt, laat ik haar zeker meedoen,” zei Quentin plagerig. Opnieuw lachte iedereen. Alsof hij de vraag van zijn broer nu pas hoorde, gaf Quentin antwoord, hoewel hij hem niet aankeek. “Om elf uur. Misschien bel ik Stephen wel even.”

Hij haalde zijn mobieltje uit zijn zak.

“Ik doe het wel,” zei Lou, en ze keken hem allemaal geschrokken aan. “Ik doe het wel,” zei hij met een glimlach.

“Misschien kun je eerst Stephen bellen,” zei Alexandra voorzichtig.

“Ja,” antwoordde Quentin. “Goed idee. Ik zoek wel een stil plekje.”

Hij scheerde langs Lou en verliet de zaal. Het deed pijn toen hij zijn familie zich weer van hem af zag wenden en over plekken hoorde praten waar hij nog nooit geweest was en over mensen die hij nooit had ontmoet. Hij luisterde hulpeloos naar grappen die hij niet begreep, onderlinge grapjes die bij iedereen op de lachspieren werkten behalve bij hem. Het was alsof ze een geheime taal spraken, een taal waarvan Lou helemaal niets snapte. Uiteindelijk deed hij geen moeite meer om vragen te stellen waarop toch geen antwoord kwam, en hij hield op met luisteren toen hij besefte dat daar ook niemand op zat te wachten. Hij was te zeer onthecht van zijn familie om er in een avond weer bij te kunnen horen. Er was gewoon even geen plek voor hem.