HOOFDSTUK 14
De kalkoenknul 3
“Dus je hebt hem nog een keer betrapt toen hij te snel reed?” De kalkoenknul haalde zijn kin van zijn handen, die op de tafel rustten. “Ik hoop dat je hem deze keer gearresteerd hebt. Hij had weer iemand dood kunnen rijden. En wat doe jij de hele tijd op dezelfde plek in je auto? Het klinkt alsof je hem stalkt.”
“Ik heb niet gezien dat hij te snel reed,” legde Raphie uit, en hij negeerde de laatste vraag. “Ze reden door rood, meer niet.”
“Meer niet? Ik hoop dat je die arrogante eikel hebt gearresteerd.”
“Kom op, hoe kon ik Lou nou arresteren?” legde Raphie uit, en hij klonk als een leraar. “Je luistert niet. Niet voor je beurt praten.”
“Maar je vertelt het zo langzaam. Je dwaalt steeds af.”
“Dat doe ik niet, en als je je zo blijft gedragen vertel ik het helemaal niet.” Raphie keek de kalkoenknul boos aan, die deze keer niets terugsnauwde, en dus ging hij verder.
“Lou reed niet door rood, want Lou zat niet achter het stuur, dat heb ik je al verteld.”
“Gabe zou niet door rood hebben gereden. Dat zou hij nooit doen.”
“Maar hoe kon ik dat nou weten? Ik had hem toch nog nooit ontmoet?”
“Ze moeten onderweg van plek hebben geruild.”
“Gabe zat achter het stuur. Ik moet wel zeggen dat ze zo op elkaar leken dat ze makkelijk hadden kunnen ruilen, maar nee, ik weet zeker dat Lou op de passagiersplek zat, en hij had zich duidelijk klem gezopen.”
“Hoe kwam het dat je weer op dezelfde plek was?”
“Ik hield toevallig een oogje op iemands huis.”
“Een moordenaar?” De ogen van de kalkoenknul begonnen te blinken.
“Nee, geen moordenaar, iemand die ik ken.”
De jongen veerde op. “Volgde je je vrouw?”
Raphie schoof ongemakkelijk heen en weer op zijn stoel. “Wat bedoel je?”
“Om te zien of ze vreemdging.”
Raphie rolde met zijn ogen. “Je kijkt veel te veel televisie.”
“O.” De kalkoenknul was teleurgesteld. “Maar wat deed je dan toen je ze aanhield?”