HOOFDSTUK 3

De kalkoenknul

Raphie ging de verhoorkamer binnen alsof hij zijn woonkamer binnenging en op het punt stond zich op zijn bank te laten ploffen. Er ging geen enkele dreiging van hem uit. Ondanks zijn lengte van 1,85 meter slaagde hij er niet in de ruimte te vullen. Zijn hoofd was zoals gewoonlijk peinzend voorovergebogen en zijn wenkbrauwen weerspiegelden die houding door over zijn kleine ogen te plooien. De bovenzijde van zijn rug was een beetje gekromd, alsof hij ter bescherming een kleine schelp met zich meedroeg. Zijn buik vormde een nog grotere schelp. In één hand hield hij een plastic bekertje, in de andere zijn half leeggedronken koffiemok van de New Yorkse politie.

De kalkoenknul wierp een blik op de mok in Raphies hand. “Cool. Maar niet heus.”

“Dat is een kalkoen door een ruit gooien ook niet.”

Daar moest de jongen om grijnzen en hij begon aan het uiteinde van de veter aan zijn capuchon te kauwen.

“Waarom heb je dat gedaan?”

“M’n vader is een eikel.”

“Ik had al begrepen dat het geen kerstcadeau was voor de vader van het jaar. Hoe kwam je bij de kalkoen?”

Hij haalde zijn schouders op.

“M’n moeder zei dat ik hem uit de vriezer moest halen,” opperde hij, alsof daarmee alles verklaard werd.

“En hoe kwam hij dan van de vriezer op de vloer van je vaders huis terecht?”

“Ik heb hem het grootste stuk gedragen, de rest heeft-ie gevlogen.” Hij grijnsde opnieuw.

“En wanneer zouden jullie gaan eten?”

“Om drie uur.”

“Ik bedoelde welke dag. Je hebt minstens vierentwintig uur nodig om tweeënhalve kilo kalkoen te ontdooien. Jullie kalkoen was zeven-en-halve kilo. Als jullie van plan waren die kalkoen vandaag op te eten hadden jullie hem drie dagen geleden uit de vriezer moeten halen.”

“Zal wel, Ratatouille.” Hij keek Raphie aan alsof hij niet goed snik was. “Zou ik minder in de problemen zitten als ik hem had volgepropt met bananen?”

“Ik zeg het omdat als je hem er op het juiste moment uit had gehaald, hij niet hard genoeg geweest zou zijn om door een raam te gaan. Voor een jury klinkt dat misschien alsof je het van tevoren had bedacht, en nee, kalkoen met banaan lijkt me geen verstandig recept.”

“Ik heb het niet van tevoren bedacht!” riep hij op schelle toon, waardoor hij zijn leeftijd verraadde.

Raphie dronk zijn koffie en keek naar de jonge tiener.

De jongen keek naar het bekertje voor hem en trok zijn neus op. “Ik drink geen koffie.”

“Oké.”

Raphie pakte het plastic bekertje van tafel en goot de inhoud in zijn mok. “Nog heet. Dank je. Goed, vertel me maar over vanochtend. Wat ging er door je heen?”

“Er ging alleen maar een vogel door het raam van een dikke eikel. En is dit therapie of een verhoor? Ga je me nog arresteren of hoe zit dat?”

“We wachten af of je vader aangifte gaat doen.”

“Dat doet hij niet.” Hij rolde met zijn ogen. “Dat kan hij niet. Ik ben nog geen zestien. Dus als je me laat gaan hoefje geen tijd te verspillen.”

“Je hebt al aardig wat van mijn tijd verspild.”

“Het is Kerstmis, je hebt verder vast niet veel te doen hier.” Hij wierp een blik op Raphies buik. “Behalve donuts eten.”

“Dat zou je nog verbazen.”

“Vertel.”

“Een of andere stomme knul heeft vanochtend een kalkoen door een ruit gegooid.”

Hij rolde met zijn ogen en keek naar de wandklok waarop de minuten wegtikten. “Waar zijn mijn ouders?”

“Die vegen de troep van hun vloer.”

“Het zijn m’n ouders niet,” snauwde hij. “Of in elk geval is zij m’n moeder niet. Als zij me komt ophalen, ga ik niet mee.”

“O, ik betwijfel heel erg of ze je komen ophalen.” Raphie stak zijn hand in zijn zak en haalde er een chocolaatje uit. Hij maakte het langzaam open en het papiertje ritselde in het stille kamertje. “Is het je ooit opgevallen dat die met aardbeiensmaak altijd als laatste overblijven?” Hij glimlachte en stak hem in zijn mond.

“Als jij in de buurt bent blijft er vast niks over.”

“Je vader en zijn partner…”

“Die trouwens een hoer is,” zei de kalkoenknul voorovergebogen naar het opnameapparaat.

“Ze komen misschien langs om aangifte te doen.”

“Dat doet pa niet.” Hij slikte met ogen die opgezwollen waren van frustratie.

“Hij denkt erover na.”

“Nee hoor,” dreinde de jongen. “Als hij er al over nadenkt, komt dat door haar. De trut.”

“Het ligt meer voor de hand dat hij erover nadenkt omdat het sneeuwt in zijn woonkamer.”

“Sneeuwt het?” Hij zag er weer uit als een kind, met grote hoopvolle ogen.

Raphie zoog op zijn chocolaatje. “Sommige mensen bijten dwars door de chocola heen, maar ik zuig liever.”

“Zuig hier maar aan.” De kalkoenknul graaide in zijn kruis.

“Dat moet je vriendje maar doen.”

“Ik ben geen homo,” snoof hij. Hij leunde naar voren en het kind keerde weer terug. “Kom op nou. Sneeuwt het? Laat me even kijken, oké? Ik kijk alleen maar uit het raam.”

Raphie slikte zijn chocolaatje door en plantte zijn ellebogen op de tafel. “Glas van de ruit is terechtgekomen op een baby van tien maanden,” zei hij ferm.

“Nou en?” snoof de jongen. Hij liet zich weer in zijn stoel zakken maar keek bezorgd. Hij begon aan de huid rondom een nagel te pulken.

“Hij lag naast de kerstboom, waar de kalkoen terechtkwam. Gelukkig heeft hij geen snijwonden. De baby, bedoel ik, niet de kalkoen. De kalkoen is ernstig gewond geraakt. We denken niet dat hij het nog redt.”

De jongen keek opgelucht en beduusd tegelijk.

“Wanneer komt m’n moeder me ophalen?”

“Ze is onderweg.”

“Dat zei die griet met de dikke tieten twee uur geleden ook al,” zei hij, en hij hield zijn handen suggestief voor zijn borst. “Wat is er trouwens met haar gezicht gebeurd? Hebben jij en je vriendinnetje ruzie-gemaakt?”

Raphie moest er niets van hebben hoe de jongen over Jessica praatte, maar hij hield zich in. Hij was het niet waard. Was hij het eigenlijk wel waard om het verhaal te horen?

“Misschien rijdt je moeder heel langzaam. De wegen zijn heel glad.”

Daar dacht de kalkoenknul even over na en hij keek een beetje bezorgd. Hij bleef aan de huid rond zijn nagel pulken.

“De kalkoen was te groot,” zei hij na een lange stilte. Hij opende en sloot zijn vuisten op de tafel. “Ze kocht net zo’n grote kalkoen als toen hij nog thuis woonde. Ze dacht dat hij wel terug zou komen.”

“Dat dacht je moeder over je vader,” zei Raphie, eerder als bevestiging dan als vraag.

Hij knikte. “Toen ik hem uit de vriezer haalde werd ik gek. Hij was te groot.” Opnieuw stilte.

“Ik dacht niet dat de kalkoen het glas zou breken,” zei hij, zachter nu, en hij keek weg. “Hoe kon ik nou weten dat een kalkoen door een ruit zou gaan?”

Hij keek zo wanhopig op naar Raphie dat die ondanks de ernst van de situatie een glimlach moest onderdrukken over de tegenspoed van de jongen.

“Ik wilde ze alleen maar laten schrikken. Ik wist dat ze daarbinnen het gelukkige gezinnetje uithingen.”

“Nou, nu in elk geval niet meer.”

De jongen zweeg maar leek minder blij dan toen Raphie was binnengekomen. “Een kalkoen van zevenenhalve kilo lijkt me nogal groot voor maar drie mensen.”

“Ja, nou ja, m’n vader is een dikke eikel.”

Raphie besloot dat hij zijn tijd verdeed. Hij stond op en draaide zich om.

De jongen gaf zich gewonnen. “Pa’s familie kwam elk jaar eten,” riep hij Raphie na in een poging hem in het kamertje te houden. “Maar ze hadden besloten dit jaar ook niet te komen. Die rotkalkoen was gewoon te groot voor ons,” zei hij hoofdschuddend. Zijn stoere masker viel af en hij veranderde van toon. “Wanneer komt m’n moeder?”

Raphie haalde zijn schouders op.

“Dat weet ik niet. Waarschijnlijk als je je lesje hebt geleerd.”

“Maar het is Kerstmis.”

“Een prima dag om een lesje te leren.”

“Lesjes zijn voor kinderen.”

Daar moest Raphie om lachen.

“Wat?” snauwde de jongen.

“Ik heb er vandaag eentje geleerd.”

“O, ik bedoelde voor kinderen en debielen.”

Raphie liep weer naar de deur.

“Wat voor lesje heb je geleerd dan?” vroeg de jongen snel, en Raphie merkte aan zijn stem dat hij niet alleen gelaten wilde worden.

Raphie bleef staan en draaide zich met een treurige blik om.

“Dat moet wel een rotlesje zijn geweest.”

“Dat zijn de meeste lesjes, dat zul je nog wel merken.”

De kalkoenjongen hing over de tafel. Zijn opengeritste hoodie hing van een schouder, roze oortjes piepten onder zijn vettige haar vandaan dat tot zijn schouders kwam, zijn wangen zaten vol roze puistjes en hij had helderblauwe ogen. Hij was nog maar een kind.

Raphie zuchtte. Hij zou ongetwijfeld met vervroegd pensioen worden gestuurd als hij dit verhaal vertelde. Hij trok de stoel weer naar zich toe en ging zitten.

“Even voor de duidelijkheid,” zei Raphie, “jij vroeg aan mij of ik je dit wilde vertellen.”