HOOFDSTUK 9

De kalkoenknul 2

“Dus je hebt hem laten gaan?” Een jonge stem onderbrak Raphies gedachten.

“Wat?” Raphie schoot uit zijn trance en richtte zijn aandacht weer op de jonge tiener die tegenover hem zat.

“Ik zei dat je hem hebt laten gaan.”

“Wie?”

“Die rijke vent in z’n opzichtige Porsche. Hij reed te snel en je hebt hem laten gaan.”

“Nee, ik heb hem niet laten gaan.”

“Jawel, je gaf hem geen punten of een bon of zo. Je liet hem gewoon gaan. Dat is het probleem met jullie, jullie staan altijd aan de kant van de rijken. Als ik dat was geweest, zat ik de rest van m’n leven opgesloten. Ik heb alleen maar een kalkoen gegooid en zit hier de hele dag vast. En het is nog wel kerst.”

“Hou op met je gezeur, we wachten op je moeder, dat weet je best, en ik zou het haar niet kwalijk nemen als ze besluit je hier de hele dag te laten zitten.”

De kalkoenknul keek een tijdje nukkig voor zich uit.

“Dus je bent hier nog maar net. Zijn jij en je moeder hier pas komen wonen?” vroeg Raphie.

De jongen knikte.

“Waar vandaan?”

“Gaat-je-geen-reet-anistan.”

“Heel slim,” zei Raphie sarcastisch.

“Maar waarom liet je die vent met de Porsche zo snel gaan?” vroeg de jongen toen hij zijn nieuwsgierigheid niet langer kon bedwingen. “Durfde je opeens niet meer?”

“Doe niet zo raar, ik heb hem een waarschuwing gegeven,” zei Raphie. Hij voelde zich in de verdediging gedrongen en ging rechtop zitten.

“Maar dat is illegaal, je had hem een bon moeten geven. Hij kan iemand doodrijden als hij zo rondscheurt.”

Raphies blik vertroebelde en de kalkoenknul besefte dat hij moest ophouden hem op te hitsen.

“Luister je nog naar de rest van het verhaal of hoe zit het?”

“Ja. Ga verder.” De jongen leunde over de tafel en plantte zijn hand onder zijn kin.

“Ik heb de hele dag,” zei hij met een brutaal lachje.