Hoofdstuk 29

 

 

 

Laat in de middag reed ik naar Asher Falls, waar ik met Sidra in de bibliotheek had afgesproken. Toen ik binnenkwam, stond ze achter de balie. Zodra ze me zag, legde ze haar vinger tegen haar lippen en wees naar de deur van het kantoor om me te laten weten dat Luna er nog was. Ik knikte en keerde terug naar de boeken en de dossiers die ik de vorige dag was begonnen door te nemen. Ik bladerde in een van de naslagwerken toen ze me kwam halen.

‘Luna is net vertrokken,’ zei ze met gedempte stem.

‘En nu?’

‘Volg mij, maar blijf weg bij de ramen, oké? De bibliotheek hoort nu eigenlijk dicht te zijn. Stel dat iemand naar binnen kijkt, dan wil ik niet dat ze ons zien.’

‘Gaan ze er dan niet gewoon van uit dat je nog niet bent vertrokken?’

‘Misschien. Maar ik wil geen risico nemen. Luna zou erg boos zijn als ze ontdekte dat we hier na sluitingstijd nog zijn.’

‘Dan moeten we dit misschien helemaal niet doen.’

‘Nee, het geeft niet. Blijf gewoon achter me, oké?’

Het clandestiene gehalte van de hele onderneming maakte me nerveus maar tegelijk ook opgewonden. Waarom moest het allemaal zo stiekem?

Luna’s grijze kat lag uitgestrekt op het bureau in haar kantoor, en hij loerde achterdochtig naar ons toen we naar binnen liepen.

‘Hoe heet die kat?’ vroeg ik.

‘Whisper. Je kunt hem maar beter met rust laten,’ waarschuwde Sidra. ‘Hij bijt.’

De dreigende blik van het dier volgde me terwijl ik het vertrek doorkruiste en naar de ingelijste foto’s aan de muur liep. Naar Freya’s geest. Nu wist ik waarom ze zo boos keek.

Ik voelde Sidra’s blik op me rusten en draaide me om.

‘Die kant op.’ Ze wees naar een smalle gewelfde deur. Toen haalde ze een loper uit haar zak, stak die in het rijk versierde sleutelgat en opende de deur.

Toen ik de kamer doorkruiste, viel mijn blik op de vitrinekast waarin Luna haar kostbare voorwerpen bewaarde. De glazen figuurtjes, de antieke horloges en die verzameling van merkwaardig gevormde messen…

‘Is er iets?’ vroeg Sidra.

Met moeite wendde ik mijn blik van de messen af. ‘Nee, niets.’ Ik volgde haar naar een klein schemerig kamertje. Het enige natuurlijke licht dat er naar binnen viel, kwam door een achthoekig raampje vlak onder het plafond. Toen Sidra het licht aanknipte, liet ik mijn blik nieuwsgierig over de overvolle boekenkasten glijden. Ik liep ernaartoe om de titels te kunnen lezen. Animatism in Polynesia. Belief and Practice. Magic and Religion. The Sleeping Giant.

‘Waarom staan die boeken hier, en niet in de bibliotheek?’ vroeg ik.

‘Geen idee. Mijn moeder heeft er ook een aantal van, op Pathway.’

‘Bewaart ze die achter slot en grendel?’

Sidra zweeg even. ‘Nee. Maar andere dingen wel.’

‘Zoals?’

‘Dat weet ik niet. Ik heb de sleutel nooit kunnen vinden.’

Ik dacht aan de geheime deur in het atelier van Catrice en huiverde. ‘Wat wilde je me nu laten zien?’

‘Je vroeg naar de symbolen die boven de waterval in de rots zijn uitgehakt.’

‘Ja. Je zei dat ik er in de bibliotheek geen informatie over zou vinden.’

‘Dat was niet helemaal waar,’ zei ze, en ze keek omhoog.

‘Ik volgde haar blik, en mijn adem stokte. De drudenvoet was tot in detail gekopieerd op het plafond van Luna’s geheime kamer.

‘Het is net als het pentagram in Faust,’ zei Sidra. ‘Mefistofeles kon de studeerkamer binnen gaan doordat een van de punten open was gelaten.’

‘En hij kon alleen vertrekken als het pentagram werd vernietigd.’ Ik dacht aan Thanes opmerking over The Daughters of Our Valiant Heroes en het oude gerucht dat het een heksenkring was.

‘Wat denk je dat het betekent?’ vroeg Sidra.

‘Misschien helemaal niets. Het verhaal is slechts een fabel,’ zei ik, maar mijn gedachten gingen naar de messen in Luna’s kantoor, en mijn hart klopte razendsnel.

‘Maar stel dat het waar is? Moeten we het pentagram dan niet vernietigen?’ vroeg ze op dringende toon.

Verrast keek ik haar aan. ‘Openbaar bezit vernietigen? Daarmee zouden we ons flink in de nesten kunnen werken. En bovendien horen we hier niet eens te zijn.’

‘Dat weet ik, maar…’

‘Maar wat, Sidra?’

‘Niets.’

Ze oogde klein in het vertrek, en heel, heel angstig. ‘Is er nog iets anders wat je me wilt laten zien?’ drong ik voorzichtig aan. ‘Of vertellen?’

Haar ogen werden groot. ‘Er komt iemand aan.’

‘Weet je het zeker? Ik heb niets gehoord.’

‘Sst.’ Ze sloot de deur met een zachte klik en deed het licht uit. Even later hoorde ik Luna’s gedempte stem door de muur. Er was iemand bij haar, en uit het intieme lachen leidde ik af dat het Hugh moest zijn.

In het flauwe licht zag ik Sidra een vinger naar haar lippen brengen. Ik knikte. Het enige wat we konden doen, was wachten. In tegenstelling tot de bibliotheek had dit vertrek geen luchtroosters om stemmen te versterken, maar ik kon wel raden waar die twee mee bezig waren. En Sidra ook, durfde ik te wedden.

Iets maakte dat ik omhoogkeek. Instinct, misschien, of een zacht geluid dat nauwelijks tot me doordrong. De grijze cyperse kat, die boven op een boekenkast zat, staarde op ons neer. Hij moest samen met ons naar binnen zijn geglipt. Hij knipperde traag met zijn ogen terwijl hij overeind kwam en zich uitrekte. Toen miauwde hij.

Sidra draaide zich abrupt om naar het geluid. Toen keek ze weer naar mij. We staarden elkaar even ontzet aan, en daarna sloop ik naar de deur en legde mijn oor ertegenaan.

‘Stil,’ hoorde ik Luna zeggen.

‘Wat is er?’ vroeg Hugh.

‘Ik hoorde iets.’

‘Er is hier verder niemand. Alleen wij.’

‘Nee, ik hoorde miauwen. Het was Whisper.’

Gedurende de daaropvolgende stilte hield ik mijn adem in.

‘Hij zal wel in de kelder achter de ratten aan zitten,’ veronderstelde Hugh. ‘Zal ik even gaan kijken?’

‘Heel nobel aangeboden, maar dat hoeft niet. Blijf liever hier, bij mij. We hebben niet veel tijd.’

‘Hoezo, we hebben niet veel tijd? Maris blijft nog dagen weg.’

‘Zij is niet degene over wie ik inzit.’

Ik hoorde hem zachtjes lachen. ‘Over die ander hoef je ook niet in te zitten.’

‘Het zou heel dom zijn om dat niet te doen,’ zei ze. ‘Je weet waarom hij haar hiernaartoe heeft gebracht.’

‘Het zal nooit gebeuren.’

‘Hoe kun je dat nu weten? Ik heb ze samen gezien.’

‘Heb je hen ook al bespioneerd?’ vroeg hij grinnikend. ‘Je hebt altijd al graag toegekeken. Zullen we Bryn en Catrice vragen om ook te komen? Dan kunnen we een feestje bouwen, zoals vroeger.’

Mijn blik schoot naar Sidra, maar ze keek weer naar de kat.

‘Wat is er, Luna?’ vroeg Hugh plagend. ‘Vroeger lag je niet wakker van een beetje concurrentie. Maar je wordt natuurlijk een dagje ouder. Zie ik daar een grijze haar?’

Ik hoorde iets wat klonk als een klap in iemands gezicht.

‘Jij akelige heks!’ zei hij op woedende toon.

Nu was Luna degene die lachte. ‘Ja,’ zei ze. ‘Dat ben ik, nietwaar?’

Tijdens het hele gesprek had ik de kat in het oog gehouden. Ik liet mijn adem ontsnappen toen ik zag dat hij zich nogmaals uitrekte en zich boven op de kast nestelde voor een dutje.

Ik haalde mijn oor bij de deur weg; ik had weinig behoefte om te horen wat er zou volgen. Het rendez-vous leek echter te zijn afgelopen. De deur van het kantoor sloeg dicht, en na even te hebben gewacht, zei ik: ‘Dat scheelde weinig.’

‘Te weinig,’ zei Sidra. ‘We kunnen maar beter vertrekken. Nog even, en het begint te schemeren.’

Ze had gelijk. Mijn hoofdhuid begon al te prikkelen terwijl ik haar naar Luna’s kantoor volgde. Ze deed de deur op slot, legde de sleutel terug in het ivoren kistje en pakte mijn arm. ‘Vlug!’

Het was echter al te laat. Toen we vanuit Luna’s kantoor de bibliotheek binnen stapten, voelde ik de vertrouwde kille aanwezigheid van een geest.