Hoofdstuk 23
Het warme weer hield de daaropvolgende dagen aan. Ik bracht lange dagen door op Thorngate. Gewapend met hark, spade en kapmes maaide ik me een weg door de begroeiing die van de oude begraafplaats naar de nieuwe was opgerukt. De lichamelijke arbeid bracht me in een goed humeur. Ik stortte me op het werk, zonder nog een gedachte te gunnen aan Devlins e-mail en Thanes kussen en de puinhoop die ze van mijn emoties hadden gemaakt. Hoezeer ik echter ook opging in mijn taak, ik keerde het mausoleum geen moment de rug toe.
Wanneer ik dacht aan die hete adem in mijn nek, de vlugge aanraking van die spooktong, hakte ik nog harder in op het kreupelhout, tot zich blaren vormden onder mijn handschoenen. Tegen het eind van de ochtend was ik bekaf, en ik besloot het werk een poosje te onderbreken om de bibliotheek eindelijk het geplande bezoek te brengen. Ik had Freya’s graf niet weten te vinden. Ik kon slechts concluderen dat het nog verborgen lag onder de warboel van kruipplanten en doornstruiken die een deel van de begraafplaats hadden overwoekerd. Tot ik dat allemaal uit de weg had geruimd, zou ik op een plattegrond moeten vertrouwen om de graven te identificeren.
Ik reed langs het huis om te douchen en me om te kleden, gaf Angus vers water en iets te eten en liet hem soezend in het zonnetje voor mijn slaapkamerraam achter. Ik vond het vreselijk om hem binnen te moeten opsluiten, maar ik kon hem niet meenemen naar de bibliotheek en durfde hem ook niet in zijn eentje in de tuin achter te laten.
Toen ik enkele minuten later de bibliotheek binnen kwam, stond Ivy bij de balie met Sidra te praten. Beide meisjes droegen hun schooluniform, dus ik nam aan dat ze geen van beiden van school waren gestuurd.
‘Hallo,’ zei ik met een vriendelijk knikje.
‘Daar hebben we de Graveyard Queen,’ zei Ivy met haar slepende tongval. ‘Zo noemen ze je toch?’
‘Soms.’
‘Griezelig hoor.’
Wat ik griezelig vond, was het feit dat ze speurwerk naar me moest hebben verricht, anders was ze mijn bijnaam niet te weten gekomen. Nóg griezeliger was de mogelijkheid dat ze Thane en mij die dag bij de waterval had bespied. ‘Dat hangt er maar van af hoe je het bekijkt,’ zei ik.
‘Dat zal dan wel.’
Ik wendde me tot Sidra. ‘Is Luna er?’
Sidra zond Ivy een waarschuwende blik. ‘Nee, maar ze komt zo dadelijk terug.’
‘Dan weet ik genoeg.’ Ivy richtte zich op. ‘Tot straks, Sid. Vergeet niet wat we hebben besproken.’
Sidra fronste haar voorhoofd. ‘Ik heb toch al gezegd dat ik niet terugga.’
‘Zeg nooit nooit,’ zei Ivy, met een veelbetekenend glimlachje naar mij.
Sidra wachtte tot de deur achter Ivy was dichtgevallen, voordat ze mij aankeek. ‘Kan ik je ergens mee helpen?’
‘Is alles in orde? Je lijkt een beetje van slag.’
‘Het gaat prima. Alleen…’ Ze haalde haar schouders op. ‘Niets.’
‘Weet je het zeker? Als je ergens over wilt praten…’
‘Nee,’ zei ze, haar ogen neerslaand.
‘Oké, dan kun je mij misschien helpen.’ Nadat ik haar had verteld wat ik zocht, ging ze me voor door de bibliotheek naar een lange tafel met stapels boeken en dossiers. ‘Luna heeft al deze spullen dagen geleden voor je bij elkaar gezocht. We vroegen ons al af wanneer je terug zou komen.’
Ik vertelde haar bijna dat ik al een keer eerder was geweest, maar ik herinnerde me net op tijd de omstandigheden van dat bezoek en besloot mijn mond te houden.
‘Als je hier niet vindt wat je zoekt, dan kan ik altijd nog een kijkje nemen in de archieven,’ zei Sidra, een van de dossiermappen doorbladerend. ‘En ik weet zeker dat we nog meer naslagwerken hebben waarin Thorngate wordt genoemd.’
‘Bedankt. Ik kan alles gebruiken wat je maar kunt opduikelen. O, en over naslagwerken gesproken, ik zou graag meer te weten komen over de heksentekens bij de waterval. Ik heb ze opgezocht op internet, maar er was niets over te vinden.’
Haar ogen werden groot, en ik zag iets in die blauwe diepten verschijnen wat op angst leek. ‘Heksentekens?’
‘Ik heb vergelijkbare symbolen op oude grafstenen gezien. Ik vraag me af hoe ze op die rotswand terecht zijn gekomen.’
Ze aarzelde. ‘Je zult hier geen informatie vinden over die tekens. En ik zou ze niet meer ter sprake brengen als ik jou was. De mensen in Asher Falls hebben er nogal eigenaardige ideeën over.’
‘Bedoel je dat ze bijgelovig zijn?’
Haar blik schoot weg. ‘Je kunt er gewoon beter over zwijgen.’
Hoewel ik niets van haar gedrag begreep, liet ik de kwestie rusten.
Ergens in de bibliotheek sloeg een deur dicht.
Sidra keek een beetje geschrokken. ‘Kennelijk is Luna terug. Ik zal tegen haar zeggen dat je er bent.’ Na deze woorden haastte ze zich weg.
Ik ging aan de tafel zitten om te werken. Ik was echter nog maar nauwelijks begonnen, of Sidra keerde alweer terug met een paar boeken. ‘Ik denk dat hier wel iets over Thorngate in te vinden is,’ zei ze. ‘Alle begraafplaatsen in het district staan erin.’
Ik keek op. ‘Dat heb je snel gevonden.’
‘Ik ken zo’n beetje elk boek in de bibliotheek. Het grootste deel van mijn leven heb ik hier doorgebracht.’
‘Dan moet je wel veel van je werk houden.’ Ik glimlachte. ‘Ik ben gek op bibliotheken. Hoe ouder, hoe beter. Net als begraafplaatsen.’
Bijna verlegen zei ze: ‘Ik houd ook van begraafplaatsen. Als je wilt, kan ik je helpen wat van deze boeken door te nemen.’
‘Zou Luna dat niet erg vinden?’
‘Ik heb niets anders te doen,’ zei ze, en ze schoof een stoel achteruit.
Tijdens haar afwezigheid was het bij me opgekomen dat ze misschien iets over Freya wist. Het meisje was gestorven voordat Sidra was geboren, maar in zo’n klein stadje had ze vast wel eens iets opgevangen. Bovendien had ze wel degelijk gereageerd op de foto in Luna’s kantoor.
We werkten een poosje in stilte. Toen merkte ik terloops op: ‘Ik heb je moeder van de week ontmoet, tijdens een etentje in Asher House.’
‘Dat heb ik gehoord, ja.’
‘Van je moeder?’
‘Die vertelt me nooit iets, maar ik kom altijd te weten wat ik wil weten.’
De hint van superioriteit deed me eerder denken aan Ivy dan aan Sidra. ‘Na het eten hebben Thane en ik wat oude dozen doorgespit,’ vertelde ik. ‘Ik kwam een foto tegen die me deed denken aan de foto die in Luna’s kantoor hangt – dat groepsportret van haar en je moeder en Catrice. Er stond nog een meisje op de achtergrond. Volgens Thane heette ze Freya Pattershaw.’
Sidra keek niet op, maar ik voelde een plotselinge spanning en dacht terug aan haar vreemde reactie die dag in Luna’s kantoor. Net als toen vermoedde ik dat ze Freya’s geest op die foto had gezien.
‘Heb je ooit van haar gehoord?’
Haar blauwe ogen ontmoetten de mijne. Iets in die kristalheldere poelen bezorgde me een rilling. Het was de tegenstelling van donker en licht, besefte ik.
‘Ik ken die naam,’ zei ze. ‘Het was de dochter van de vogelvrouw.’
‘De vogelvrouw?’
‘Tilly Pattershaw. Zo noemen we haar.’
‘Is het niet eerder een geschikte bijnaam voor Catrice? Zij is de ornitholoog.’
‘Catrice bestudeert vogels,’ zei Sidra. ‘Tilly verzórgt ze. En waarschijnlijk weet ze meer over vogels dan wie dan ook in Asher Falls, Catrice meegerekend. Je zou haar tuin eens moeten zien. Soms strijken ze met honderden tegelijk bij haar neer.’
Het beeld van de talloze kraaien in de boomtoppen dook ineens in mijn hoofd op. ‘Ga je vaak naar haar huis?’
Sidra wierp een behoedzame blik over haar schouder. ‘Ik mag er helemaal niet komen, maar ik houd van vogels. Zeker van de kleintjes en de zangvogels. Catrice bestudeert roofvogels.’
Ik probeerde niet meer dan een milde nieuwsgierigheid in mijn stem te laten doorklinken. ‘Waarom mag je er niet komen?’
Een korte stilte. ‘Tilly is niet een van ons.’
‘Wat bedoel je daarmee?’
‘Ze komt hier niet vandaan.’
‘Maar ze woont hier al bijna haar hele leven.’
‘Toch beschouwen mensen als mijn moeder en Luna haar als een buitenstaander.’
Vreemd, als je bedacht dat Tilly hier waarschijnlijk al had gewoond voordat zij zelfs maar waren geboren. ‘Kun jij me vertellen wat er met Freya is gebeurd?’ vroeg ik.
‘Ze is gestorven.’
‘Ja, dat weet ik, maar hoe?’
Ze aarzelde, keek opnieuw over haar schouder. ‘Niemand praat er graag over, maar… Ik heb horen zeggen dat ze is omgekomen bij een brand. Zo heeft Tilly haar handen verbrand. Ze zeggen dat ze probeerde haar dochter te redden.’
‘Daarom draagt ze handschoenen,’ zei ik.
‘Altijd. Ik heb haar nooit zonder gezien, zelfs niet wanneer ze de vogels voert.’
‘Waar vond die brand plaats?’
‘Dat weet ik niet precies. Het een of andere leegstaande gebouw, geloof ik. Meer weet ik er niet van. Behalve…’ Haar ogen waren heel koel en heel blauw, en gevuld met iets wat ik niet kon duiden. Iets wat me van mijn stuk bracht. ‘Ik denk niet dat ze haar erg aardig vonden.’
‘Ze?’
‘Mijn moeder en Luna en Catrice.’
‘Waarom vonden ze haar niet aardig?’
‘Dat kun je misschien beter aan Luna vragen.’
‘Wat kan ze misschien beter aan mij vragen?’
Mijn blik schoot naar het eind van het gangpad, waar Luna stond, met haar kat in haar armen. Ze droeg een dieppaarse jurk in exact dezelfde tint als de avondhemel. Zilveren banden omcirkelden haar polsen, en ik zag de melkachtige gloed van de maansteen die ze om haar hals had hangen. Ze boog zich naar voren, waarop de grijze kat uit haar armen sprong en onder een van de planken schoot, zijn nagels krassend op de hardhouten vloer.
‘Hij zit achter een muis aan,’ zei Sidra.
‘Ja, het is een bloeddorstig beestje,’ zei Luna. ‘Maar het is de natuur, dus je kunt het hem niet kwalijk nemen. Trouwens, knaagdieren zijn een ramp in een bibliotheek. Met muizenvallen alleen los je het probleem niet op.’ Glimlachend sloeg ze haar armen over elkaar, met haar schouder tegen een boekenplank leunend. ‘Wat wilde je me nu eigenlijk vragen?’
Sidra zat met haar rug naar Luna toe. Ze hield haar hoofd over haar boek gebogen, maar haar opgeslagen blik zocht de mijne, en ze schudde nauwelijks waarneembaar haar hoofd. Om de een of andere reden wilde ze niet dat ik iets over Freya zou zeggen, misschien omdat ze werd geacht niets over haar te weten.
Met neutrale stem zei ik: ‘Ik probeer een plattegrond van de begraafplaats te vinden. Volgens Thane ligt er wellicht eentje in Asher House, maar die hebben we niet kunnen vinden. Hebben jullie er misschien één in de archieven van de bibliotheek?’
‘Er moet er wel eentje tussen de documenten zitten.’ Ze liep naar de tafel en liet haar hand over Sidra’s rug naar haar schouder glijden. Ik zag dat het meisje haar ogen sloot, alsof ze een rilling onderdrukte. ‘In elk geval van het nieuwe gedeelte. Maar de plattegrond van de oorspronkelijke begraafplaats zou heel goed in Asher House kunnen liggen. De volgende keer dat ik er ben, zal ik zelf eens kijken.’
‘Heel graag.’
Ze keek even op me neer, en voordat ik kon reageren, stak ze haar hand uit en greep mijn kin vast, mijn gezicht opzij draaiend, alsof ze mijn profiel wilde bestuderen.
Met een ruk trok ik me los.
Ze glimlachte. ‘Sorry. Ik wilde je niet laten schrikken. Ik dacht dat er een spin in je haar zat.’
Nu was ik degene die een rilling onderdrukte. Gedurende het korte moment dat onze gezichten zo dicht bij elkaar waren geweest, had ik het web van rimpeltjes rond haar ogen opgemerkt, de broze huid van haar hals, de grijze haren in haar donkere lokken. Ze leek een stuk minder jong en vitaal dan toen ik haar de eerste keer had gezien, en om de een of andere vreemde reden moest ik denken aan het halfvergane lijk in het Asher Mausoleum.
Ze richtte zich op. ‘Sidra, vergeet niet dat jij morgen afsluit.’
De blik van het meisje bleef op mij gericht. ‘Ik weet het.’
Tegen mij zei Luna: ‘Kan ik verder nog iets voor je doen, Amelia?’
‘Nee, dank je,’ antwoordde ik, een beetje te vlug. ‘Sidra is zo vriendelijk geweest me te helpen met het uitzoeken van de documentatie.’
‘Ja,’ zei Luna. ‘Sidra kan heel behulpzaam zijn.’ Na die woorden draaide ze zich om en verdween.
Sidra liet haar adem ontsnappen. ‘Bedankt.’
‘Waarvoor?’
‘Dat je niets over Freya hebt gezegd. Ik maak Luna niet graag boos.’
‘Waarom zou ze daar boos om worden? Wat zij en de anderen vroeger ook van Freya dachten, het arme meisje is al jaren dood.’
‘Je kent Luna niet erg goed,’ prevelde ze. Toen boog ze zich naar me toe, haar stem gedempt tot een fluistertoon. ‘Ik moet je iets laten zien.’
‘Wat dan?’
‘Niet nu. Kom hier morgen naartoe, wanneer Luna naar huis is.’
‘Ik weet niet of het me lukt om –’
‘Het gaat over die heksentekens,’ zei ze. ‘Kom morgen terug, en dan laat ik het je zien.’