Hoofdstuk 18

 

 

 

De angst die ik zo-even had gevoeld, begon te vervagen toen we door het hek terugliepen naar het openbare deel van de begraafplaats. Toch was ik blij die opdoemende bergen de rug te kunnen toekeren. De zon scheen warm op mijn gezicht, en ik hoorde het aangename kwinkeleren van de houtlijsters in de bomen buiten het hek. Een vrediger omgeving kon ik me nauwelijks voorstellen, en toch… toch kon ik het niet laten om over mijn schouder te kijken naar de plek waar het berglandschap en de hemel elkaar ontmoetten in een tijdloze verbintenis.

‘Wil je me het verborgen graf laten zien?’ vroeg Thane.

Als ik niet zo geoefend was geweest in het verbergen van mijn reactie, had ik een sprongetje gemaakt van schrik. Even was ik helemaal vergeten dat hij er was.

Ik draaide me weer om. ‘Er valt niet veel te zien. Bij het etentje heb ik alles al verteld wat erover te vertellen valt. Het is een noord-zuid gelegen graf, versierd met schelpen, kiezelstenen en een gedenksteen zonder inscriptie.’

‘Ja, ik weet het. Maar ik wil het met eigen ogen zien.’ Met gefronst voorhoofd keek hij naar het bos. ‘Het ligt op Asher-land. Nu je het onder mijn aandacht hebt gebracht, kan ik het niet zomaar negeren. Het is mijn verantwoordelijkheid om uit te zoeken wie er begraven ligt.’

Zijn verantwoordelijkheid. Niet die van Hugh. Niet die van zijn grootvader. Die van hem.

Ik herinnerde me dat zowel Pell als Hugh niet bijster veel belangstelling voor mijn ontdekking had getoond. Hugh had mijn vondst afgedaan als onbelangrijk, gewoon een van de vele afgelegen graven in de bergen. En Pell had vooral zijn zorg geuit over het feit dat niemand me had gewaarschuwd voor dat laurierbos. Wat zouden die twee van Thanes interesse vinden?

‘Tenzij iemand met een naam op de proppen komt, zal het bijzonder lastig worden,’ waarschuwde ik. ‘Op oude begraafplaatsen is het al moeilijk genoeg om ongemarkeerde graven te identificeren, maar in elk geval heb je dan nog de hulp van plattegronden en herinneringen van nakomelingen. In dit geval hebben we niet eens een inscriptie om op af te gaan. Zonder de richtlijnen van geboorte- en sterfjaar zul je duizenden documenten door moeten ploegen, en dan ga ik er nog van uit dat er een overlijdenscertificaat is afgegeven. Dat proces kan maanden in beslag nemen. Jaren, zelfs.’

‘In de kelder van het oude gerechtsgebouw staan dozen met oude dossiers opgeslagen. Die zouden we kunnen doorspitten. Hoewel je zou zeggen dat belangrijke documenten tegenwoordig in de computer staan.’

‘Niet de oudere, zeker niet in plattelandsgebieden. Maar…’ Ik keek naar hem op. ‘Je zei we.’

Hij hield het hek voor me open en sloot het weer achter ons. Toen hij zich omdraaide, zag ik zorgelijke rimpels tussen zijn wenkbrauwen. ‘Ik zou het fijn vinden als je me hierbij wilt helpen. Je hebt er meer verstand van dan ik.’

Met vlakke stem zei ik: ‘Je kunt het beste wat rondvragen. In zo’n klein stadje is er vast wel iemand te vinden die weet wie er in dat graf ligt.’

‘De mensen hier beantwoorden niet graag vragen. Ze houden er niet van zich met andermans zaken te bemoeien.’

Verklaarde die terughoudendheid de vreemde manier waarop de gasten tijdens het etentje in Asher House op mijn onthulling hadden gereageerd? En Tilly’s waarschuwing dat ik me niet moest mengen in zaken die ik niet begreep?

Ik duwde een lok haar uit mijn gezicht. ‘Ik zou je dolgraag helpen, maar ik heb mijn handen vol aan de restauratie. Mijn prioriteit ligt bij de begraafplaats. Ik denk niet dat ik veel vrije tijd zal overhouden om de archieven te doorzoeken.’ Het was een slap excuus, want ik wist al dat ik hem ging helpen. Een ongemarkeerd graf, hoe oud en afgezonderd ook, mocht niet naamloos blijven. Wie er ook begraven lag, hij of zij verdiende het te worden genoemd. Te worden herinnerd.

‘Wil je me er dan in elk geval naartoe brengen? Ik vind het zelf ook wel, maar het scheelt tijd als je me de weg wijst.’

Ik besloot hem er niet aan te herinneren dat hij me zojuist had gewaarschuwd om weg te blijven uit het bos. Bovendien zou het nog uren duren voor het donker werd, en ik had zo’n gevoel dat me niets zou overkomen als ik in het gezelschap van een Asher was.

‘Goed. Ik zal je laten zien waar het is.’

‘Nemen we Angus mee?’

‘Dat zal wel moeten. Ik laat hem hier niet in zijn eentje achter.’

Hij keek op me neer. ‘Je bent echt geschrokken van gisternacht, hè?’

‘Kun je het me kwalijk nemen?’

‘Nee. Maar probeer je niet te veel zorgen te maken. Ik kom er wel achter wie die vallen heeft geplaatst.’

‘Net zoals je die kennel hebt gevonden? Wat heb je ze aangedaan, Thane?’

Opnieuw viel zijn blik op Angus. ‘Niet half zoveel als ik zou hebben gewild,’ antwoordde hij zacht.

Het leek me beter om het daarbij te laten.

We bleven lang genoeg bij de auto wachten om Angus de kans te geven wat vers water te drinken. Daarna trokken we met ons drieën het bos in, onze voetstappen gedempt door de ondergrond van mos. Het was koel en schemerig tussen de bomen, de lucht kruidig van dennennaalden en cederhout. Terwijl we door het onafgebroken halfduister liepen, dacht ik opnieuw aan vaders bergverhalen. Maar waarom zou ik mijn tijd verspillen aan mythische wezens als vampiers en weerwolven, terwijl mijn wereld gevuld was met geesten? En nu was ik een nieuwe wereld binnen gegaan, eentje van verborgen graven, vreemde winden en fluisterende bomen.

En Thane Asher.

Hij leek er met zijn gedachten niet helemaal bij te zijn terwijl hij naast me liep, zijn hoofd gebogen, zijn blik op de grond. Ik had de indruk dat de temperatuur geleidelijk aan daalde naarmate we dieper het bos in liepen. Dus bleef ik staan om mijn jack aan te trekken. Thane stak automatisch zijn hand uit om me te helpen, en ik voelde een lichte tinteling op de plek waar zijn vingers over mijn nek streken. Als het hem al opviel dat ik me een beetje terugtrok, dan zei hij er niets over.

‘Mag ik je iets vragen?’

Hij knikte zonder op te kijken.

‘Ik wil niet lomp zijn, maar wat is er met Wayne Van Zandts gezicht gebeurd?’

Hij haalde zijn schouders op. ‘Ik kan je alleen vertellen wat ik heb gehoord. Het is een van die dingen waarover nauwelijks wordt gepraat.’

‘Het lijkt alsof er hier heel wat verboden onderwerpen zijn,’ mompelde ik.

Er schoof een vluchtig glimlachje over zijn gezicht. ‘Dat heb je snel door. Hoe dan ook, het is lang geleden gebeurd, voordat ik hier kwam wonen, dus ik heb dit alleen van horen zeggen. Je moet het maar met een korreltje zout nemen. Het verhaal gaat dat Wayne op een avond naar de waterval ging om iemand te ontmoeten. Een meisje met wie hij iets had. De volgende ochtend werd hij bewusteloos bij de poel aangetroffen. Hij was ernstig toegetakeld en stierf bijna aan bloedverlies en infecties. Toen hij uiteindelijk in het ziekenhuis bij bewustzijn kwam, herinnerde hij zich niets meer.’

‘Zelfs de aanval niet?’

‘Helemaal niets. Men ging er destijds algemeen van uit dat hij door een beer te grazen was genomen, gezien de grootte en de aard van zijn verwondingen. Ik heb klauwsporen van zwarte beren gezien op boomstammen hier in het bos. Ze doen me altijd denken aan de littekens op Waynes gezicht.’

‘Toen ik hem van de week sprak, waarschuwde hij me voor wilde dieren,’ zei ik. ‘Ik dacht dat hij me gewoon bang wilde maken, maar misschien was zijn bezorgdheid oprecht.’

Thane sloeg een mug van zijn gezicht. ‘Ik zou Wayne Van Zandt geen al te nobele motieven toekennen. Hij is nogal een rancuneus type.’

‘Zo gek is dat toch niet, als je bedenkt wat hem is overkomen?’

‘Nee, maar vergeet niet dat dit dezelfde man is die je van je hond af wilde helpen. En daar zou hij waarschijnlijk nog een hoop plezier aan beleefd hebben ook.’

Ik keek over mijn schouder naar Angus, die ons volgde over het pad. Toen hij mijn aandacht opmerkte, jankte hij kort en draafde naar voren, Thane opzij duwend om naast mij te kunnen lopen.

‘Hé!’ riep Thane.

Lachend bukte ik om de verminkte kop te aaien.

Thane ging zonder mokken achter ons lopen. ‘Daar heb je een echte kameraad aan,’ zei hij.

‘Ik weet het. Hij is geweldig.’

‘Neem je hem mee als je hier weggaat?’

Ik gaf zonder aarzelen antwoord. ‘Natuurlijk.’

‘Dan boft hij dat hij jou heeft gevonden. Misschien is Samson ook wel bij iemand zoals jij terechtgekomen.’

‘Wie weet.’ We klonken echter geen van beiden overtuigd.

Mijn trage tempo begon Angus al snel te vervelen, en hij rende voor ons uit. Omdat ik hem hier in het bos niet uit het zicht wilde verliezen, riep ik hem terug.

‘Nu ik weet wat Wayne Van Zandt is overkomen, begrijp ik iets wat Ivy onlangs tegen me zei.’

Thane was weer naast me komen lopen, en hoewel ik zo veel mogelijk aan de rand van het pad bleef, wreven onze schouders steeds langs elkaar.

‘Wat zei ze?’ vroeg hij voorzichtig.

Zijn behoedzaamheid amuseerde me. ‘Je weet toch dat ze verliefd op je is?’

‘Ze is te oud voor me,’ zei hij met een grimas. ‘Zeventien, maar ze lijkt wel zevenendertig. Bovendien is ze angstaanjagend.’

‘Ze is vroegwijs,’ stemde ik in. ‘Hoe dan ook, we hadden het over de waterval. Ze zei dat het een krachtplek was. Een plek waar de levende wereld en de andere wereld met elkaar in verbinding staan.’

‘Zoals vortexen,’ zei hij. ‘Hoe beschreef Bryn die ook weer?’

‘Doorgangen naar het rijk van de doden,’ zei ik met vlakke stem. ‘Volgens Ivy bezochten mensen vroeger de waterval omdat ze dachten daar een glimp van de hemel op te vangen, maar blijven ze er nu weg omdat ze bang zijn. Sidra onderbrak haar voordat ze nog meer kon vertellen, maar ik heb zo’n idee dat ze het over de aanval op Wayne had.’

Thane schokschouderde. ‘Je weet maar nooit. Folklore en bijgeloof vieren hier hoogtij. Zelfs de hoogopgeleiden zijn er niet immuun voor. Je hoorde hoe Catrice en Bryn over de bergen spraken.’

‘Ze lijken ze te vereren. Luna ook, volgens mij. Ze vertelde me dat haar moeder altijd zei dat ze zou sterven als ze hier ooit weg zou gaan.’

‘Op de een of andere manier denk ik dat Luna het wel zou overleven,’ mompelde hij, en ik vroeg me af of hij op de hoogte was van haar affaire met Hugh. ‘In feite…’ zei hij langzaam. ‘…was zij degene met wie Wayne die avond had afgesproken bij de waterval.’

Verrast draaide ik me om. ‘Luna Kemper?’

‘Er woont hier maar één Luna,’ zei hij. ‘Zij en Wayne waren destijds nogal dik met elkaar. Onafscheidelijk, zei men. Toen kwam mijn oom terug van kostschool, en… Nu ja, je hebt hem gezien.’

‘Wayne is ook een aantrekkelijke man. Ik weet zeker dat hij voor het ongeluk een hartenbreker was.’

‘Maar hij is geen Asher.’ Thanes stem klonk zo nonchalant, dat ik me afvroeg of ik me het bittere randje verbeeldde.

‘Dat verklaart Waynes houding,’ peinsde ik hardop. ‘Hij reageerde nogal laatdunkend toen ik vertelde dat Luna degene was die me had ingehuurd voor de restauratie. Ik kreeg duidelijk de indruk dat er kwaad bloed was tussen die twee, in elk geval van zijn kant. Maar je zei dat het ongeluk jaren voor jouw komst naar Asher Falls heeft plaatsgevonden. Dat is wel een heel lange tijd om wrok te blijven koesteren.’

‘Wrok is als bijgeloof. Je weet dat het nergens op slaat, maar je klampt je er toch aan vast.’

Een poosje liepen we in stilte voort, en ik werd me bewust van de geluiden van het bos. Kleine pootjes die zich door het kreupelhout haastten. Het ritselen van de bladeren in de boomtoppen. Ik keek omhoog, half verwachtend honderden vogels op ons neer te zien staren, maar de takken waren leeg.

‘Wanneer is Maris ten tonele verschenen?’ vroeg ik.

‘Een paar jaar geleden. Ze was hier op bezoek bij een nicht, en iemand stelde haar voor aan Hugh.’

‘Was hij toen samen met Luna?’

‘Ze hadden al jaren een knipperlichtrelatie, maar tegen die tijd had Maris iets te bieden wat Luna niet langer bezat: jeugd. Haar geld was mooi meegenomen.’

‘Dat klinkt –’

‘Koud? Berekenend? Ik zei toch dat wij Ashers een egoïstisch stelletje zijn,’ onderbrak hij me op grimmige toon. ‘Grootvader was degene die aandrong op een huwelijk. Hugh was inmiddels veertig en had nog steeds niet voor een erfgenaam gezorgd, en het zou natuurlijk een doodzonde zijn om het geslacht Asher te laten uitsterven.’

‘Toch is er nog steeds geen baby.’

‘Ironisch, nietwaar?’

‘En hoe zat het met Edward?’

‘Hij en mijn moeder hadden geen kinderen. Ik weet niet hoe het zit met zijn verleden, voordat hij met mijn moeder trouwde. Volgens mij hebben hij en Bryn een poosje een relatie gehad, maar dat was lang voordat Sidra werd geboren.’

‘Bryn en Edward. Luna en Hugh. En Catrice?’

‘Die past niet in het rijtje, denk ik.’ Hij haalde zijn schouders op. ‘Er is al een generatie lang geen nieuwe Asher geboren, dus je kunt je grootvaders ongeduld wel voorstellen.’

‘Bloed en land,’ prevelde ik.

‘Precies.’ Hij wierp me een zijdelingse blik toe. ‘Dus hij heeft zijn filosofie met jou gedeeld?’

‘Ja, en het komt me allemaal ontzettend ouderwets voor. Als iets uit de zeventiende eeuw.’

‘Het is ook ouderwets,’ stemde hij in. ‘Het doet me altijd denken aan de mythe van de Fisher King, uit de verhalen van koning Arthur. Grootvader heeft een grootse visie op zichzelf en de familie. In zijn ogen zijn land en familie onlosmakelijk met elkaar verbonden.’

‘Het geslacht moet voortleven om het koninkrijk te redden.’

‘Zoiets.’

‘En wie is de ridder van de Graal in dit verhaal?’

‘Tja,’ zei Thane zacht. ‘Jij bent gekomen om Thorngate te redden.’

Ik struikelde over een boomwortel en zou zijn gevallen als Thane zijn hand niet had uitgestoken om me overeind te houden. ‘Ik restaureer begraafplaatsen met mijn blote handen,’ zei ik, hem mijn handpalmen tonend. ‘Zie? Allemaal eelt. Er is niets mythisch of mystieks aan wat ik doe.’

Zijn ogen schitterden. ‘Ik plaagde je maar.’

‘O.’ Ik probeerde het als zodanig op te vatten, maar iets knaagde aan me. Datzelfde gevoel van lotsbestemming dat me op de open plek had gekweld. Dat verontrustende idee dat ik hier met een bedoeling naartoe was gebracht.

Jij bent gekomen om Thorngate te redden…

‘Hoe dan ook,’ zei Thane. ‘Ik neem aan dat grootvader nog steeds hoop koestert op een erfgenaam, maar ik betwijfel of het huwelijk zo lang zal standhouden.’

Een scheiding zou Luna waarschijnlijk uitstekend uitkomen. Ik dacht aan het clandestiene afspraakje waar ik ongewild getuige van was geweest. Het intieme gemompel, dat dierlijke kreunen van genot…

Ik ademde diep in. Die dag in de bibliotheek had ik die geluiden niet snel genoeg achter me kunnen laten, maar nu prikkelden de voyeuristische herinneringen me juist. En dat was op zichzelf al verontrustend.

Toen we de top van de heuvel naderden, voelde ik iets in de lucht, een vreemde vibratie die door mijn aderen gonsde en mijn zenuwuiteinden als een veertje kietelde. De wind deed mijn haar opwaaien en streek langs mijn gezicht als de liefkozing van een minnaar. Met een huivering sloot ik mijn ogen. Toen richtte ik mijn blik langzaam op de man naast me. Heel even leek zijn gezicht te veranderen in…

Met gefronste wenkbrauwen staarde Thane me aan. ‘Gaat het wel?’

‘Voel jij iets in de lucht?’ vroeg ik, mijn jack strakker om me heen trekkend.

Zijn frons verdiepte zich. ‘Regen, misschien. Eerder vandaag zag ik donkere wolken aan komen drijven.’

Dat zou de vibratie kunnen verklaren, toch? De elektrische schok die door mijn lichaam was gevaren toen ik had opgekeken en Devlins gezicht had gezien?

Thanes blik bleef op me rusten. ‘Weet je zeker dat het wel gaat? Misschien was dit toch niet zo’n goed idee. Waarom wacht je hier niet op me? Ik vind het graf wel in mijn eentje.’

‘Nee, het gaat wel. Er gebeurde alleen iets vreemds daarnet.’

‘Wat dan?’

Hoe kon ik het uitleggen als ik het zelf niet eens begreep? Misschien kwam het door al dat gepraat over erfgenamen en vruchtbaarheid, maar diep in mijn binnenste leek zich iets te roeren, iets wat verwant leek aan seksuele opwinding. ‘Het was…’ Ik zweeg en begon opnieuw. ‘Toen ik naar je keek, leek het even… alsof ik iemand anders zag.’

Hij nam me nauwlettend op. ‘Wie?’

Niet in staat zijn blik te verdragen, wendde ik me af. ‘Niemand. Het doet er niet toe.’

‘Slaapgebrek,’ verkondigde hij. ‘Van vermoeidheid gaat je brein soms rare dingen doen.’

Ik trachtte mijn hartslag tot bedaren te brengen. ‘Je zult wel gelijk hebben. Hoe dan ook, ik ben weer helemaal in orde.’

Hij hield zijn hoofd schuin. ‘Luister.’

‘Wat dan?’

‘Je kunt de waterval horen.’

We zwegen, onze hoofden naar de top geheven. Boven het verre geruis van het water uit hoorde ik nog een ander geluid. Een fluistering die door de bomen leek te golven.

Amelia… Amelia…