HOOFDSTUK 40
‘T
ranen prikten Ann in de ogen, en ze slaakte een bloedstollende kreet. Ze had er al lang geleden van afgezien haar kreten voor zich te houden. Wie anders dan de Schepper zou haar horen of zich er ook maar iets van aantrekken?
Valdora hief het mes op dat droop van het bloed. 'Doet dat pijn?' Ze toonde een glimlach van ontbrekende tanden en giechelde moeizaam. `Hoe zou u het vinden als iemand anders besliste wat er met je gebeurt? Want dat hebt u gedaan. U hebt beslist hoe ik zou sterven. U hebt me mijn leven ontzegd. Het leven dat ik in het paleis had kunnen hebben. Ik had nog jong kunnen zijn. U hebt over mijn dood beschikt.'
Ann deinsde achteruit toen de punt van het mes in haar zij priemde. 'Ik vroeg u wat, Priores. Hoe zou u dat vinden?'
`Net zo erg als u, denk ik.'
Ze grijnsde weer. 'Prima! Ik wil u de pijn laten voelen waarmee ik al die jaren heb geleefd.'
`Ik heb je laten leven zoals ieder ander. Zoals je zelf wilde. Je hebt behouden wat de Schepper je heeft gegeven, en alle anderen die in deze wereld komen. Ik had je ter dood kunnen laten veroordelen.'
`Alleen omdat ik een bezwering heb uitgesproken? Ik ben tovenares! Dat heeft de Schepper me gegeven, en daar heb ik gebruik van gemaakt!' Hoewel Ann wist dat elke discussie zinloos was, verkoos ze dat toch boven haar zwijgzame messteken.
`Jij hebt jouw gift van de Schepper gebruikt om anderen te ontnemen wat ze je niet vrijwillig wilden geven. Je hebt hun gevoelens, hun hart, hun leven gestolen. Je had daar het recht niet toe. Je hebt devotie gegapt als snoepjes op een kermis. Je hebt ze pronkend tot je bezit gemaakt en hebt ze afgegooid om anderen te strikken.'
Ze voelde weer een prik van het mes. 'En u hebt me verbannen!' `Hoeveel levens heb jij geruïneerd? Je kreeg raad, je werd gewaarschuwd en je werd gestraft. En toch ging je door. Pas na dat alles werd je uit het Paleis van de Profeten gezet.'
Ann voelde haar schouders bonzen van pijn. Ze werd languit naakt op een houten tafel gelegd, haar polsen werden met toverkracht boven haar hoofd samengebonden en haar voeten werden ook aan de tafel vastgeknoopt. De toverkracht sneed erger dan een ruw henneptouw in haar huid. Ze was even hulpeloos als een varken dat aan de grijper van een bulldozer bungelt.
Valdora had een bezwering gebruikt om Anns toverkracht te blokkeren — nog zoiets dat ze wie-weet-waar had geleerd. Ze voelde het nu als een warm, gastvrij vuur op een winterse nacht, vlak achter een raam — een belofte van warmte die echter buiten haar bereik was.
Ann keek omhoog naar het raam boven in de stenen muur van de kleine kamer. De dageraad was bijna aangebroken. Waarom was hij niet gekomen? Hij zou zo langzamerhand hier moeten zijn om haar te redden, en dan zou ze hem op een of andere manier moeten vangen. Maar hij was niet gekomen.
Maar de dag was nog niet aangebroken. Misschien kwam hij nog. Lieve Schepper, laat hem snel komen.
Tenzij het vandaag de verkeerde dag was. Ze werd bevangen door paniek. Wat als ze zich hadden verrekend? Nee. Zij en Nathan hadden er de lijsten op nagelopen. Vandaag was de goede dag, en bovendien waren het de gebeurtenissen die de profetie betekenis gaven, en niet de dag zelf. Het feit dat ze gevangen was genomen, betekende dat dit de juiste dag moest zijn. Vandaag bood ruimte aan kansen. De voorspelling zou uitkomen. Maar waar was hij?
Ann besefte dat Valdora's gezicht was verdwenen. Ze was niet meer naast haar. Ze zou moeten doorpraten. Ze zou...
Ze voelde plotseling een scherpe, brandende pijn toen het mes in de zool van haar linkervoet sneed. Ze probeerde zich met haar hele lichaam los te rukken. Opnieuw parelden zweetdruppels op haar voorhoofd en sijpelden naar beneden. Er kwam weer een pijnscheut, en opnieuw schreeuwde ze machteloos.
Haar geschreeuw galmde in de stenen kamer toen Valdora een reep vlees van haar voetzool rukte.
Ze schokte wild en ze liet haar hoofd opzij rollen. Holly, het kleine meisje, keek haar in de ogen. Ann voelde tranen over haar neusrug in haar ene oog lopen en van haar gezicht druppelen.
Ze keek Holly bevend in de ogen en vroeg zich af welke gemene dingen Valdora zo'n onschuldig kind aanleerde. Ze zou het hart van dit kleine wezen in steen veranderen.
Valdora hield het witte stukje vlees omhoog. 'Kijk eens Holly, hoe gemakkelijk het gaat, als je het doet zoals ik zeg. Wil je het zelf eens proberen, mijn schat?'
`Grootmamma; zei Holly, 'moeten we dit echt doen? Ze heeft ons niets gedaan. Ze is niet als de anderen — ze heeft ons nooit kwaad proberen te doen.'
Valdora zwaaide met het mes om haar woorden kracht bij te zetten. '0, dat heeft ze wel, mijn schat. Ze heeft me gekrenkt. Ze heeft me mijn jeugd afgepakt.'
Holly keek naar Ann die huiverde van pijn. Het meisje had een vreemde, kalme gezichtsuitdrukking voor zo'n jong iemand. Ze zou een uitstekende novice zijn, en later een prima Zuster. `Ze heeft me een zilverling gegeven. Ze heeft ons geen enkel kwaad proberen te doen. Ik vind dit niet leuk. Ik doe er niet aan mee.'
Valdora giechelde. 'Nou, reken maar.' Ze zwaaide met het mes. 'Luister naar je grootmamma. Dit is haar verdiende loon.'
Holly keek de oude vrouw koel aan. 'Alleen omdat u ouder bent dan ik, hebt u nog geen gelijk. Ik wil dit niet langer aanzien. Ik ga naar buiten.' Valdora haalde haar schouders op. 'Zoals je wilt. Dit is iets tussen de Priores en mij. Als je niets wilt leren, moet je maar buiten gaan spelen.' Holly liep vastberaden de kamer uit. Ann zou haar hebben kunnen zoenen om haar moed.
Valdora's gezicht kwam dichterbij. 'Nu zijn we alleen, Priores.' Haar mond trok strak. 'Zullen we nu maar weer...' Ze priemde de punt van het mes in haar zij om elk woord met kracht te onderstrepen. aan de slag?' Ze hield haar hoofd schuin om Ann beter in de ogen te kunnen kijken. `Uw laatste uur heeft geslagen, Priores. Ik zie het liefst dat u zich doodschreeuwt. Zullen we het eens proberen?'
`Daarginds!' Zedd probeerde zo goed en zo kwaad als dat in zijn benarde positie lukte, te wijzen. 'Er brandt licht in de Burcht.'
Hoewel de dageraad de hemel begon te verlichten, was het nog donker genoeg om de gelige gloed te kunnen onderscheiden die uit een paar ramen kwam. Gratch zag wat Zedd bedoelde, en maakte een duikvlucht naar de Burcht.
`Verdomme,' mompelde hij, 'als die jongen al in de Burcht is, dan zal ik...'
Gratch gromde, want hij wist dat Zedd het over Richard had. Hij voelde het gegrom meer dan hij het hoorde, want hij zat met zijn rug tegen de borst van het beest geklemd. Zedd keek naar de grond diep beneden hen. `Ik moet hem zien te redden. Dat bedoelde ik alleen maar, Gratch. Als Richard in moeilijkheden is, moet ik naar beneden om hem te redden.' Gratch gorgelde tevreden.
Zedd hoopte dat Richard niet in moeilijkheden was. De inspanning waarmee hij de bezwering moest volhouden die hem licht genoeg maakte om door Gratch te kunnen worden gedragen, had hem van zijn laatste krachten beroofd. Hij had het gevoel dat hij niet meer rechtop zou kunnen staan, laat staan zijn krachten zou kunnen gebruiken om iemand te redden. Hij zou hierna dagen nodig hebben om uit te rusten.
Zedd streelde de reusachtige harige armen waarmee de kaai hem vasthield. 'Ik houd ook van Richard, Gratch. We zullen hem helpen. We zullen hem allebei beschermen.' Zedd zette grote ogen op. 'Gratch! Kijk uit wat je doet! Rustig aan!'
Zedd hield zijn armen voor zijn gezicht toen de kaai op de vestingmuur af dook. Toen hij tussen zijn armen door gluurde, zag hij de stenen muur met een bloedstollende snelheid op hem afkomen. Hij haalde diep adem toen Gratch hem steviger vastgreep en met zijn vleugels sloeg om zijn duizelingwekkende duikvlucht af te remmen.
Zedd besefte dat hij de greep op zijn bezwering verloor. Hij was te uitgeput om ermee door te gaan, en hij werd te zwaar om nog door Gratch te kunnen worden gedragen. Wanhopig deed hij een poging de bezwering naar zich toe te halen, alsof hij een ei probeerde op te vangen dat van een tafelblad rolde.
Hij greep de bezwering beet, net voordat die hem ontglipte, en trok hem met een ruk naar zich toe.
Gratch's vleugelgeklap bracht genoeg luchtweerstand teweeg om hem af te remmen, en hij maakte nog een korte stijgvlucht voor hij landde. De kaai streek met elegante slagen met zijn reusachtige, leerachtige vleugels op de vestingmuur neer. Zedd voelde dat zijn harige armen zijn doorweekte gewaden ontsloten.
`Sorry, Gratch. Ik verloor bijna mijn greep op de bezwering. Ik had ons bijna laten verongelukken.'
Gratch gromde afwezig, maar begrijpend. Zijn gloeiende groene ogen speurden door de duisternis. Vanaf deze plek liepen overal muren, en er leken honderden schuilplaatsen te zijn. Gratch leek ze allemaal af te zoeken.
Een diep gerommel steeg uit de keel van de kaai op. De groene gloed in zijn ogen werd intenser. Zedd tuurde de donkere nissen af, maar zag niets. Gratch wel.
Zedd deinsde achteruit toen de kaai plotseling brullend de duisternis in sprong.
Reusachtige klauwen sloegen door de avondlucht. Slagtanden priemden in het niets.
Zedd zag plotseling figuren uit de lucht te voorschijn komen. Capes woeien open en messen flitsten terwijl de dingen dansend om de kaai cirkelden.
Mriswith.
De wezens lieten een klakkend gesis horen terwijl ze naar het harige beest uithaalden. Gratch priemde ze aan zijn klauwen, scheurde hun geschubde huid open en deed hun bloed en ingewanden door de lucht gutsen. Hun gehuil deed Zedd de koude rillingen over zijn rug lopen.
Zedd voelde de lucht bewegen toen er een vlak langs hem heen op de kaai af kwam stuiven. De tovenaar stak snel zijn hand uit en wierp een bol vloeibaar vuur van zich af die de mriswith trof, zijn cape deed ontvlammen en over de rest van het wezen lekte.
De vestingmuur wemelde plotseling van de geschubde wezens. Zedd, die de kracht diep uit zijn binnenste moest putten, richtte een streep van samengeperste lucht naar achteren, waardoor een paar van die wezens over de rand werden geblazen. Gratch kwakte er eentje met zo'n kracht tegen de muur dat hij openspatte toen hij hem raakte.
Zedd was niet voorbereid op de verhitte strijd die plotseling overal rondom hem uitbrak. Hij was zo verdoofd van uitputting dat hij naarstig zocht naar ideeën, maar niets vernuftigers kon verzinnen dan simpele magie met vuur en lucht.
Opeens draaide een mriswith zich om met een mes in zijn klauw. Zedd vuurde een streep lucht af die zo scherp was als een bijl. Hij kliefde het hoofd van de mriswith. Hij gebruikte een web om enkele mriswith van Gratch vandaan te houden en gooide ze over de rand van de muur. Vanaf deze buitenmuur vielen ze honderden meters steil naar beneden.
De mriswith negeerden Zedd bijna allemaal, zo vastberaden waren ze de kaai te vellen. Waarom wilden ze de kaai zo nodig doden? Te oordelen naar de aantallen mriswith die Gratch afslachtte, leken ze een soort oerhaat jegens het gevleugelde beest te koesteren.
Plotseling priemde een wig van licht door de duisternis vlak vóór de dageraad toen er een deur openging. Een kleine figuur tekende zich tegen het licht af. In dit licht zag Zedd dat alle mriswith op de kaai toe stormden. Hij sprong naar voren en gooide een vuist van vuur naar ze toe die drie van de geschubde wezens opslokte en hun met hun fonkelende messen voorover deed tuimelen.
Eén mriswith stoof vlak langs Zedd en trof hem in zijn schouder, zodat hij van de sokken werd geblazen. Hij zag dat de mriswith zich op de kaai stortten en hem tegen de kanteelmuur duwde.
Zedd zag dat ze allemaal als één kolkende massa over de rand van de muur tuimelden en in de nacht verdwenen, en toen viel hij met zijn hoofd op het steen.
De deur ging piepend open. Ann snakte naar adem toen Valdora van haar werk opstond, en verzette zich tegelijkertijd tegen de duisternis die haar geest probeerde te bedwelmen. Ze kon dit niet langer volhouden. Ze was het einde nabij. Ze had geen adem meer over om te kunnen schreeuwen. Lieve Schepper, dit kon ze niet langer doorstaan. Waarom was hij niet gekomen om haar te redden?
`Grootmamma; zei Holly grommend van inspanning terwijl ze tergend moeizaam iets zwaars de kamer in probeerde te slepen. 'Grootmamma, er is iets gebeurd.'
Valdora draaide zich naar het meisje om. 'Waar heb je hem gevonden?' Ann spande zich in haar hoofd op te tillen. Holly pufte van inspanning terwijl ze een broodmagere man bij zijn kastanjebruine gewaden ophees en hem zittend tegen de muur liet steunen. Bloed droop uit de zijkant van zijn hoofd en besmeurde zijn golvende witte haar dat alle kanten uitstak.
`Dit is een tovenaar, Grootmamma. Hij is praktisch dood. Ik zag dat hij aan het vechten was met een kaai, en met wat andere wezens, die helemaal met schubben bedekt waren.'
`Waarom denk je dat hij een tovenaar is?'
Holly kwam overeind en boog zich hijgend over de oude man op de vloer. 'Omdat hij zijn gave gebruikte. Hij gooide met vuurbollen.' Valdora fronste het voorhoofd. 'Werkelijk. Een tovenaar. Hoogst interessant.' Ze krabde haar neus. 'En wat gebeurde er met die wezens, en met die kaai?'
Holly maaide met haar armen om zich heen terwijl ze het gevecht beschreef. 'En toen sprongen ze allemaal boven op de kaai en toen vielen ze allemaal van de muur af. Ik ben naar de rand van de muur gegaan om te kijken, maar ik zag er niet een meer. Ze zijn allemaal in het ravijn gevallen.'
Ann liet haar hoofd met een bons op de tafel vallen. Lieve Schepper, het was een tovenaar die haar had moeten redden.
Dat was nu allemaal tevergeefs. Ze lag nu op sterven. Hoe kon ze zo ijdel zijn om te denken dat ze zoiets gevaarlijks als dit kon doen zonder daarvoor te hoeven boeten? Nathan had toch gelijk gehad.
Nathan. Ze vroeg zich af of hij ooit haar lijk zou vinden en zou ontdekken wat haar was overkomen, en of hij het zelfs maar zou betreuren dat zijn bewaakster was gestorven. Ze voelde zich een domme, dwaze oude vrouw, die dacht dat ze slimmer was dan ze in werkelijkheid was. Ze had een keer te vaak met een voorspelling geknoeid, en ze was er nu voor teruggepakt. Nathan had gelijk. Ze had naar hem moeten luisteren.
Ann kromp ineen toen ze zag dat Valdora zich met een valse grijns over haar heen boog. Ze duwde het mes met de punt onder haar kin omhoog.
`Nou, lieve Priores, het ziet ernaar uit dat ik nu een tovenaar moet doden.' Ze haalde de punt van het mes over Anns keel. Ze voelde het mes aan haar huid trekken terwijl het in haar keel sneed en schramde. `Valdora, zeg Holly dat ze de kamer uit moet. Je mag je kleinkind niet laten zien dat je iemand vermoordt.'
Valdora draaide zich naar het meisje om. 'Je wilt dit toch graag zien, of niet, mijn schat?'
Holly slikte. 'Nee, Grootmamma. Ze heeft nooit geprobeerd ons iets te doen.'
`Ik heb je al gezegd dat ze mij wel iets heeft gedaan.'
Holly wees naar de tovenaar. 'Ik heb hem hierheen gebracht, zodat u hem kunt helpen.'
`Geen sprake van. Dat doe ik niet. Hij moet ook sterven.'
`Wat heeft hij u dan gedaan?'
Valdora haalde haar schouders op. 'Als je dit niet wilt zien, ga dan maar weg. Daar beledig je me absoluut niet mee.'
Holly draaide zich om en keek even naar de oude man. Ze stak haar hand naar hem uit en raakte in een troostend gebaar zijn schouder aan. Toen maakte ze zich uit de voeten.
Valdora draaide zich naar Ann toe. Ze legde het mes op Anns wang, vlak onder haar oog. 'Zal ik eerst uw ogen uitsteken?'
Ann sloot haar ogen omdat ze deze verschrikking niet langer kon aanzien.
`Nee!' Valdora priemde het mes onder haar kin. 'Houd uw ogen open! U moet toekijken. Als u uw ogen niet opendoet, zal ik ze uitsteken.' Ann opende haar ogen. Ze beet op haar onderlip terwijl ze zag dat Valdora de punt van het mes op haar borst zette en het handvat recht omhoog trok.
`Eindelijk,' fluisterde Valdora. 'Wraak.'
Ze hief het mes op. Het bleef in de lucht hangen toen ze diep inademde.
Valdora's lichaam verkrampte toen de kling van een zwaard ineens uit het midden van haar borst te voorschijn kwam.
Ze sperde haar ogen open en slaakte een gorgelende gil terwijl het mes op de grond viel.
Nathan zette zijn voet tegen Valdora's rug en trok het zwaard uit het lichaam van de vrouw. Ze kwam met een harde klap op de stenen vloer terecht.
Ann slaakte een jammerkreet van opluchting. Tranen stroomden uit haar ogen toen de banden waarmee haar polsen en enkels vastzaten, braken. De rijzige Nathan keek grimmig neer op de vrouw die languit op de tafel lag. 'Dwaas vrouwtje,' fluisterde hij, 'wat heb jij met je laten uithalen?'
Hij boog zich voorover en nam haar in zijn armen, en ze huilde als een kind. Zijn armen voelden even zacht aan als die van de Schepper toen hij haar tegen zijn borst drukte.
Toen ze tot bedaren kwam liet hij haar los. Ze zag dat hij van voren doordrenkt was met bloed. Haar bloed.
`Haal de blokkade weg en ga languit liggen, dan zal ik eens kijken of ik die rotzooi kan genezen.'
Ann duwde zijn hand weg. 'Nee. Eerst moet ik doen waarvoor ik hierheen ben gekomen.' Ze wees. 'Daar is hij. Die tovenaar voor wie we zijn gekomen.'
`Kan dat dan niet wachten?'
Ze veegde het bloed en de tranen uit haar ogen. 'Nathan, ik ben al tot hier gekomen met die profetie. Laat me hem afmaken. Alsjeblieft?' Met een zucht van walging stak hij zijn hand in een tasje dat naast de schede van zijn zwaard aan zijn riem hing, en haalde een Rada'Han te voorschijn. Hij gaf hem aan haar terwijl ze zich van de tafel liet glijden. Toen haar voeten de grond raakten, kromp ze ineen van pijn. Nathan ving haar in zijn grote armen op en hielp haar neer te knielen voor de bewusteloze tovenaar.
`Help me, Nathan. Maak hem voor me open. Ze heeft bijna al mijn vingers gebroken.'
Met bevende handen deed ze de tovenaar de halsband om. Met haar handpalmen slaagde ze er eindelijk in hem dicht te klikken, waardoor niet alleen de halsband, maar ook zijn magie werd verzegeld. De profetie was volbracht.
Holly stond in de deuropening. 'Is Grootmamma dood?'
Ann liet zich op haar hielen achterover zakken. 'Ja, mijn lieve kind. Het spijt me.' Ze stak haar hand naar het meisje uit. 'Zou je willen zien dat iemand wordt genezen, in plaats van te worden toegetakeld?'
Holly nam haar hand zachtjes in de hare. Ze keek naar de tovenaar op de grond. 'En hem? Gaat u hem ook beter maken?'
`Ja, Holly. Hem ook.'
`Daarom heb ik hem hier gebracht — om hem te laten genezen. Niet om hem te laten doden. Grootmamma heeft ook weleens andere mensen geholpen. Ze was niet altijd zo gemeen.'
`Dat weet ik,' zei Ann.
Een traan rolde over de wang van het meisje. Wat gebeurt er nu met mij?' fluisterde ze.
Ann glimlachte door haar tranen heen. 'Ik ben Annalina Aldurren, Priores van de Zusters van het. Licht, en dat ben ik al heel lang. Ik heb vele meisjes met de gave onder mijn hoede genomen, net als jij, en ik heb ze geleerd geweldige vrouwen te worden, die andere mensen kunnen helpen, en beter kunnen maken. Ik zou heel blij zijn als je met ons meekwam.'
Holly knikte, en er verscheen een glimlach op haar betraande gezicht. `Grootmamma zorgde zo goed voor me, maar ze was soms gemeen tegen andere mensen. Vooral tegen mensen die ons kwaad wilden doen, of ons wilden bedriegen, maar dat hebt u nooit gedaan. Het was verkeerd dat ze u pijn deed. Het spijt me dat ze niet aardig tegen u was. Ik vind het vreselijk dat ze zo gemeen tegen u was, en dat ze nu dood is.' Ann kuste de hand van het meisje. 'Ik ook. Ik ook.'
`Ik heb de gave,' zei ze, en ze keek met grote, treurige ogen naar Ann op. 'Kunt u me leren hoe ik andere mensen er beter mee kan maken?' `Dat zou ik een eer vinden.'
Nathan pakte zijn zwaard op en schoof het met een theatrale zwaai in de schede. Wil je dat ik je nu beter maak? Of bloed je liever dood, zodat ik een staaltje reanimatie moet laten zien?'
Ann kromp ineen van pijn toen ze ging staan. 'Maak me beter, redder van me.'
Hij keek haar met toegeknepen ogen aan. 'Geef me dan toegang tot mijn toverkracht, lieve vrouw. Ik kan je niet beter maken met mijn zwaard.' Ann sloot haar ogen en tilde haar hand op, terwijl ze haar innerlijke zinnen op zijn Rada'Han richtte en de blokkade op zijn Han ophief. 'Klaar.' Nathan gromde. 'Dat weet ik — ik kan hem weer voelen, weet je.'
`Help me op de tafel te gaan liggen, Nathan.' Holly hield haar hand vast terwijl hij haar optilde.
Nathan tuurde naar de tovenaar op de grond. 'Nou, je hebt hem eindelijk te pakken. Voor zover ik weet is zo iemand als hij nog nooit in de halsband gesloten.' Hij keek haar met zijn doordringende blauwe ogen aan. 'Nu je hier een tovenaar van de Eerste Orde hebt, is die hele waanzin van jouw plan nog maar net begonnen.'
Ann zuchtte toen zijn helende handen haar eindelijk konden strelen. `Dat weet ik. Het is te hopen dat Verna het hele zaakje wel goed in de hand kan houden.'