HOOFDSTUK 36


‘W

andelgangen leidden allerlei kanten uit. Richard probeerde het pad aan te houden waarvan hij dacht dat het het hoofdpad was, zodat hij gemakkelijk de weg terug kon vinden. Bij

elke kamer die ze passeerden, stak hij zijn hoofd om de hoek om te kijken of er boeken waren, of iets anders dat hem kon helpen. De meeste waren simpele, lege stenen kamers. In een paar ervan stonden tafels en stoelen met kasten of ander gewoon meubilair, maar er was niets van bijzonder belang. Aan een lange gang grensden kamers met bedden. De tovenaars die in de Burcht logeerden, moesten een onopvallend leven hebben geleid, een aantal van hen in elk geval wel. Er waren duizenden kamers en hij had er maar een paar gezien.

Telkens als Richard in een kamer keek, tuurde Berdine langs hem heen om te kijken wat hij zocht. 'Weet u waar we heen gaan?'

`Niet precies.' Hij keek een andere zijgang in. Dit gebouw was een doolhof. 'Maar ik denk dat we bij een paar trappen moeten uitkomen. We moeten onderaan beginnen en naar boven toe verder gaan.'

Ze wees over haar schouder naar achteren. 'Ik zag er net een in een of andere gang, daarginds.'

De trap was waar ze zei. Hij had hem niet gezien omdat het niet meer dan een gat in de vloer was, met een spiraalvormig patroon van stenen treden die in de duisternis verdwenen, terwijl hij op zoek was naar een echt trappenhuis. Richard vervloekte zichzelf om het feit dat hij geen lamp of kaars had meegenomen. Hij had een vuursteen in zijn zak en dacht dat als hij wat stro of oud doek kon vinden, hij een vuurtje kon maken waarmee hij een van de kaarsen zou kunnen aansteken die hij in een ijzeren kandelaar had zien staan.

Terwijl ze naar het duister afdaalden, hoorde en voelde Richard een lage bromtoon uit de diepte komen. Het steen, dat onzichtbaar was geworden in het donker, begon zich nu in een blauwachtige groene gloed te hullen, alsof iemand de kous van een lamp had aangestoken. Toen ze onderaan de trap waren aangekomen, kon hij weer duidelijk zien bij dit eigenaardige schijnsel.

Vlak om de hoek onder aan de trap zag hij de lichtbron. In een ringvormige ijzeren houder stond een bol, ongeveer zo groot als een hand, die van glas leek te zijn. Hier kwam het licht vandaan.

Berdine keek naar hem op en haar gezicht werd omrand door het vreemde schijnsel. 'Waardoor gloeit dat?'

`Nou, ik zie geen vlam, dus het moet magie zijn.'

Richard stak voorzichtig zijn hand naar het licht uit. Het werd feller. Hij raakte het met zijn vinger aan en het blauwachtige groene schijnsel veranderde in een warmere gelige kleur.

Aangezien het geen kwaad leek te kunnen het aan te raken, tilde Richard het voorzichtig uit de houder. Het was zwaarder dan hij had verwacht. Het was geen bol geblazen glas die vanbinnen hol was, maar het leek massief. Toen hij het in zijn hand hield, gaf het een warm, goed bruikbaar licht af.

Richard zag dat er verderop in de tunnelachtige gang nog meer van zulke bollen op houders waren. De dichtstbijzijnde in de verte gloeide slechts met een blauwachtig groene gloed. Toen ze erheen liepen, gloeiden ze helderder naarmate Richard dichterbij kwam en doofden toen hij verder liep met de bol die hij bij zich had.

Ze kwamen op een punt waar de gang een bredere, wat meer uitnodigende gang kruiste. Lichtroze stenen liepen als een band aan weerszijden omlaag en hier en daar bood de gang toegang tot grotachtige ruimten met gestoffeerde banken.

Nadat hij de brede dubbele deuren naar een van de grote kamers aan die gang had geopend, ontdekte hij een bibliotheek. De bibliotheek zag er gezellig uit met zijn geboende houten vloer, gelambriseerde muren en gewit plafond. Er stonden tafels naast de rijen boekenplanken, en gerieflijke stoelen. De ramen achterin de ruimte boden uitzicht over Aydindril en voorzagen de kamer van licht en frisse lucht.

Hij liep naar de volgende grotachtige kamer aan de gang en ontdekte dat daar ook nog een bibliotheek aan .grensde. Het leek alsof de gang evenwijdig met de voorgevel van de Burcht liep, langs een hele rij bibliotheken. Toen ze aan het eind van de gang waren, hadden ze nog zo'n vierentwintig reusachtige bibliotheekruimten gezien.

Richard had nooit gedacht dat er zoveel boeken bestonden. Zelfs de kluizen van het Paleis van de Profeten, waar zoveel boeken waren, leken karig na het zien van deze collectie. Het zou hem een jaar kosten om ze allemaal te lezen. Hij voelde zich plotseling overdonderd. Waarmee moest hij beginnen?

`Dit moet zijn wat u zoekt,' zei ze.

Richard fronste. 'Nee, dit niet. Ik weet niet waarom, maar dit is het niet. Dit is veel te gewoon.'

Berdine liep naast hem toen ze door allerlei gangen liepen en diverse trappen afliepen. Ze kwamen bij een trapportaal, en haar Agiel bungelde aan een ketting om haar hand, paraat als altijd. Onderaan de trap was een rijkelijk met bladgoud versierd deurkozijn dat toegang bood tot een kamer die niet van baksteen was gebouwd, maar leek te zijn uitgehouwen uit inktzwarte rotsen. Misschien was het een grot die men later had uitgebroken. Daar waar de rotsen waren uitgehakt, waren glanzende, vlijmscherpe vlakken ontstaan. Dikke pilaren leken na het breekwerk te zijn opgericht om het lage, rotsige plafond te ondersteunen.

Bij de deuropening stuitte Richard voor de vierde keer na zijn binnenkomst in de Burcht op een schild, maar dit leek anders dan de eerste drie. De eerste drie voelden allemaal hetzelfde aan, maar dit was iets heel anders. Toen hij zijn hand er doorheen stak, werd het verticale vlak in de deuropening zonder enige verdere aanleiding roodgloeiend, en in plaats van een tinteling voelde hij hitte waar het rode licht zijn huid raakte. Het was het minst prettige schild dat hij ooit had gevoeld. Hij was bang dat het de haren op zijn arm zou doen schroeien, maar dat gebeurde niet.

Richard trok zijn arm terug. 'Dit schild is anders. Als je dit niet aandurft, moet je me maar tegenhouden.' Hij sloeg zijn arm om Berdine heen om haar beter te beschermen. Ze verstijfde. 'Wees niet ongerust, ik houd er wel mee op als je dat wilt.'

Ze knikte, en hij schuifelde de deuropening door. Toen het rode licht het rode leer om haar arm raakte, deinsde ze terug. 'Geeft niets,' zei ze. `Gaat u maar door.' Hij trok haar door de deuropening heen en liet haar los. Ze leek zich pas te ontspannen nadat hij haar uit zijn armen liet. Het schijnsel van de bol die Richard vasthield, wierp schaduwen tussen de pilaren, en hij zag dat er kleine nissen waren uitgehakt in de rotsen om de kamer heen. Er waren misschien wel zestig of zeventig van zulke nissen in de muren rond de kamer. Hoewel hij niet kon zien wat erin stond, wist hij dat in elke nis een voorwerp stond dat qua afmetingen en vorm van het andere verschilde.

Richard voelde de haren achter in zijn nek overeind gaan staan toen hij  zijn blik op enige afstand over de nissen liet glijden. Hij wist niet wat dat voor dingen waren, maar hij voelde instinctief aan dat ze meer dan gevaarlijk waren.

`Blijf dicht bij me,' zei hij. 'We moeten bij die muren vandaan blijven.' Hij wees met zijn kin naar de andere kant van de reusachtige kamer. `Daarheen. Die gang moeten we in.'

`Hoe weet u dat?'

`Kijk maar naar de vloer.' Het ruwe natuursteen was glad uitgesleten volgens een kronkelpad dat midden door de kamer liep. 'We moesten maar op dit pad blijven.'

Ze keek verontrust op met haar blauwe ogen. 'Wees voorzichtig. Als u iets overkomt, kom ik hier nooit uit om hulp van de anderen te krijgen. Dan zit ik hier gevangen.'

Richard glimlachte en begon toen door de muisstille grot te lopen. 'Kijk, dat is het risico dat je loopt als je mijn oogappeltje bent.'

Haar ongerustheid werd niet minder door zijn poging de stemming wat te verlichten. 'Meester Rahl, denkt u echt dat ik denk dat ik uw oogappeltje ben?'

Richard keek even of ze nog steeds op het pad liepen. 'Berdine, ik zei dat alleen maar omdat je dat zelf altijd zegt.'

Ze zweeg en dacht na terwijl ze voorzichtig door de kamer liepen. 'Meester Rahl, mag ik u iets vragen? In alle ernst? Iets persoonlijks?'

`Ja hoor.'

Ze trok haar golvende bruine vlecht over haar schouder en hield hem vast. 'Als u met de koningin trouwt, zult u toch ook andere vrouwen hebben?'

Richard keek fronsend op haar neer. 'Ik heb nu geen enkele andere vrouw. Ik houd van Kahlan. Ik ben trouw aan mijn liefde voor haar.' `Maar u bent de Meester Rahl. U kunt iedereen hebben die u maar wenst. Zelfs mij. Dat doet de Meester Rahl nu eenmaal — hij heeft veel vrouwen. U hoeft maar met uw vingers te knippen.'

Richard kreeg sterk de indruk dat ze geen avances maakte. 'Heb je het over die keer toen ik je borsten aanraakte?' Ze keek een andere kant uit en knikte. 'Berdine, dat deed ik om je te helpen, niet om... nou, niet om enige andere reden. Ik hoopte dat je dat begreep.'

Ze legde snel haar hand bezorgd op zijn arm. 'Dat weet ik. Dat bedoel ik niet. U hebt me nooit op die andere manier aangeraakt. Ik bedoel, u hebt me nooit zoiets gevraagd.' Ze beet op haar onderlip. 'Ik schaamde me diep toen u me toen aanraakte.'

`Waarom?'

`Omdat u uw leven waagde door me te helpen. U bent mijn Meester Rahl, en ik was niet eerlijk tegen u.'

Richard wenkte haar en loodste haar over het pad dat om een pilaar leidde, die twintig mannen nog niet hadden kunnen omvatten. `Je brengt me in de war, Berdine.'

`Nou, ik zeg altijd dat ik uw lieveling ben opdat u niet het idee hebt dat ik u niet aardig vind.'

Wil je zeggen dat je me niet aardig vindt?'

Ze pakte hem weer bij de arm. 'Nee hoor. Ik hou van u.'

`Berdine, ik zeg net dat ik...'

`Dat bedoel ik niet. Ik bedoel... ik hou van u als mijn Meester Rahl. U hebt me bevrijd. U hebt gezien dat ik meer ben dan gewoon een MordSith, en u hebt me vertrouwd. U hebt mijn leven gered en me weer een heel mens gemaakt. Ik houd van u om de Meester Rahl die u bent.'

Richard schudde afkeurend zijn hoofd. `Je praat wartaal. Wat heeft dat te maken met het feit dat je altijd zegt dat je mijn lieveling bent?'

`Ik zeg dat, zodat u niet denkt dat ik niet vrijwillig met u naar bed zal gaan, als u mij dat zou vragen. Ik was bang dat als u wist dat ik dat niet zou willen, u me tot die perversiteit zou dwingen.'

Richard hield het licht voor zich uit toen ze de gang bereikten die van de kamer weg leidde. Hij zag eruit als een gewone gang van rotsblokken. 'Zit er maar niet verder over in.' Hij wenkte haar door te lopen. `Ik heb je al gezegd dat ik dat niet zal doen.'

`Dat weet ik. Na wat u voor me hebt gedaan...' Ze wees naar haar linkerborst. geloof ik u. Maar daarvoor niet. Ik begin te begrijpen dat u werkelijk anders bent, en in meer dan één aspect.'

`Anders dan wie?'

`Darken Rahl.'

`Nou, daar heb je wel gelijk in.' Terwijl ze door de lange gang liepen, keek hij haar plotseling aan. 'Probeer je me te zeggen dat je verliefd bent op iemand, en je deze dingen alleen maar zegt, zodat ik niet denk dat je mijn genegenheid ontloopt, en daarom niet door me kan worden verleid?'

Ze klemde haar vlecht in haar vuist en deed haar blauwe ogen even dicht. `Ja.'

`Echt waar? Dat is geweldig, Berdine.' Aan het eind van de gang kwamen ze bij een grote kamer waarvan de muren waren volgehangen met ingelijste strengen gevlochten haar en bont. Richard bekeek deze uitstalling van een afstand. Hij herkende een bosje kaaienbont.

Richard keek achterom toen hij weer doorliep, en grijnsde. Wie is de gelukkige?' vroeg hij. Hij wuifde met zijn hand en voelde zich plotselinge verlegen, omdat hij misschien zijn boekje te buiten ging, gezien haar vreemde stemming op dit moment. 'Tenzij je me dat niet wilt vertellen, natuurlijk. Je hoeft het me niet te vertellen. Ik wil niet dat je je daartoe gedwongen voelt. Het is jouw eigen zaak, als je dat wilt.'

Berdine slikte. 'Gezien de dingen die u voor ons, nee, voor mij hebt gedaan, wil ik u iets bekennen.'

Richard trok een gek gezicht. 'Bekennen? Mij vertellen van wie je houdt is toch geen bekentenis afleggen? Het is...'

`Raina.'

Richards mond ging met een klap dicht. Hij keek achterom naar waar ze vandaan waren gekomen. 'Groene tegels. Alleen met je linkervoet op lopen. Rechtervoet alleen op de witte tegels, tot we door deze ruimte heen zijn. Sla geen enkele groene of witte tegel over. Raak de sokkel aan voor je van de laatste tegel stapt.'

Ze volgde hem terwijl ze voorzichtig van de groene op de witte tegels stapte, totdat ze bij de stenen vloer aan de andere kant waren aangekomen. Toen tikten ze de sokkel aan en schuifelden ze een smalle gang van fonkelend zilverachtig steen in, als een kloof in een reusachtig sieraad. `Hoe wist u dat... van die groene en witte tegels?'

Wat?' Hij tuurde fronsend achterom. 'Geen idee. Het zal wel een schild zijn geweest, of zo.' Hij keek naar haar achterom terwijl ze met haar blik naar de grond verder liep. 'Berdine, ik hou ook van Raina. En van Cara en jou, en van Ulic en Egan. Alsof we één familie zijn. Bedoel je dat?' Ze schudde haar hoofd zonder op te kijken.

`Maar... Raina is een vrouw.'

Berdine wierp hem een kille, norse blik toe.

`Berdine; zei hij na een lange stilte, 'je kunt dit beter niet aan Raina vertellen, anders...'

`Raina houdt ook van mij.'

Richard ging rechtop staan en wist niet precies wat hij moest zeggen. `Maar hoe kan... je kunt toch niet... ik begrijp het niet... Berdine, waarom vertel je me dit eigenlijk?'

`Omdat u altijd eerlijk tegen ons bent geweest. Toen u in het begin iets zei, dachten we dat u zich niet aan uw woord zou houden. Nou, niet iedereen. Cara heeft u altijd geloofd, maar ik niet.'

Haar gezichtsuitdrukking verstarde tot de typische trekken van een Mord-Sith. 'Toen Darken Rahl onze Meester Rahl was, kwam hij erachter, en gebood me bij hem in bed te komen. Hij lachte me uit. Hij... wilde met me naar bed omdat hij het wist. Dat was zijn manier om me te vernederen. Ik dacht dat als u het ook zou weten, u hetzelfde met me zou doen, dus ik probeerde het voor u te verbergen door te doen alsof ik een oogje op u had.'

Richard schudde zijn hoofd. 'Berdine, ik zou je dat nooit aandoen.' `Ja, dat weet ik nu ook. Daarom moest ik u deze bekentenis doen — omdat u altijd eerlijk tegen me bent geweest, maar ik niet tegen u.' Richard haalde zijn schouders op. 'Nou, ik ben in elk geval blij dat je je hart hebt gelucht.' Hij dacht na terwijl hij haar een kronkelige gang met gepleisterde muren door loodste. 'Heeft Darken Rahl jou zo gemaakt, door je uit te kiezen om een Mord-Sith te worden? Ben je daardoor mannen gaan haten?'

Ze keek fronsend naar hem op. 'Ik haat geen mannen, ik, ik weet het niet, ik let al vanaf mijn jeugd alleen maar op meisjes. Jongens interesseerden me niet op die manier.' Ze liet haar hand langs haar vlecht zakken. 'Haat u me nu?'

`Nee, nee. Ik haat je helemaal niet, Berdine. Jij bent mijn beschermster, net als altijd. Maar kun je niet proberen niet aan haar te denken, of zo? Het klopt gewoon niet.'

Ze glimlachte vaag. 'Als Raina op haar manier naar mij glimlacht, is mijn dag meteen weer goed, en dat vind ik de normaalste zaak van de wereld. Als ze mijn gezicht aanraakt, en mijn hart begint te bonzen, dan weet ik dat het goed is. Ik weet dat mijn hart bij haar in goede handen is.' Haar glimlach stierf weg. 'Maar nu vindt u me verachtelijk.'

Richard ontweek haar blik en schaamde zich plotseling. 'Zo denk ik over Kahlan. Mijn grootvader zei me eens dat ik haar moest vergeten, maar dat lukte me absoluut niet.'

`Waarom zei hij dat?'

Richard mocht haar niet vertellen dat Zedd dat om Richards bestwil had gezegd, aangezien Kahlan een Belijdster was. Niemand werd in staat geacht van een Belijdster te houden. Hij kon nu niet eerlijk tegen Berdine zijn, en dat knaagde aan hem. Hij haalde zijn schouders op. 'Hij vond niet dat ze de aangewezen vrouw voor me was.'

Richard trok haar door een van die tintelende schilden toen ze aan het eind van de gang waren. In een driehoekige kamer stond een bank. Hij vroeg haar naast hem te komen zitten en zette de gloeiende bol tussen hen in.

`Berdine, ik denk dat ik begrijp hoe je je voelt. Ik weet nog goed hoe ik me voelde toen mijn grootvader me had gezegd Kahlan maar te vergeten. Niemand kan je wijsmaken hoe je je moet voelen. Je voelt je zoals je je voelt. Hoewel ik dit niet begrijp of goedkeur, voel ik me steeds meer bevriend met jullie allen. Als vrienden hoeven jullie niet volmaakt gelijk aan elkaar te zijn, en jullie zijn allemaal vrienden van mij.'

`Meester Rahl, ik weet dat u dit nooit van me zult aanvaarden, maar ik moest het u vertellen. Morgen ga ik terug naar D'Hara. U mag niet iemand als uw bewaker hebben die u afkeurt.'

Richard dacht even na. 'Hou jij van gekookte erwten?'

Berdine fronste. 'Ja.'

`Nou, ik heb er de pest aan. Vind je me daarom minder aardig, alleen omdat ik iets verafschuw waar jij juist van houdt? Zou je er daarom zelfs van afzien mijn beschermster te zijn?'

Ze vertrok haar gezicht. 'Meester Rahl, dit is iets heel anders dan gekookte erwten. Hoe kunt u iemand vertrouwen die u afkeurt?'

`Ik vind je niet afkeurenswaardig, Berdine. Ik vind het alleen niet normaal. Maar dat hoeft niet zo te zijn. Kijk, ik had in mijn jonge jaren een vriend, die was ook woudloper. Giles en ik gingen veel met elkaar om, omdat we veel gemeen hadden.

Hij werd verliefd op Lucy Fleckner. Ik had een hekel aan haar omdat ze gemeen was tegen Giles. Ik kon maar niet begrijpen dat hij iets in haar zag. Ik vond haar niet aardig, en vond dat hij dat ook moest doen. Ik ben mijn vriend verloren, omdat hij niet zo was als ik wilde. Ik raakte hem niet kwijt wegens Lucy, maar door mijn eigen schuld. Ik verloor alle mooie dingen die we samen hadden; omdat ik hem niet wilde laten zijn zoals hij was. Ik heb dat verlies altijd betreurd.

Dit is volgens mij net zoiets. Als je leert anders te zijn dan een MordSith, zoals ik toen ik opgroeide, merk je dat vriendschap betekent dat je iemand aardig vindt om wat hij is, en zelfs die aspecten van diegene accepteert die je niet begrijpt. De redenen waarom je iemand aardig vindt, maken dat de dingen die je niet aan zo iemand begrijpt, onbelangrijk worden. Je hoeft die niet te begrijpen — je moet niet hetzelfde doen als hij of zij, of hun leven voor hun leiden. Als je echt om iemand geeft, dan wil je dat zo iemand is wie hij is — dat was de reden waarom je zo iemand in de eerste plaats aardig vindt.

Ik vind je aardig, Berdine, en dat is het enige wat ertoe doet.' `Echt?'

`Echt.'

Ze sloeg haar armen om zijn hals en omhelsde hem. 'Dank u, Meester Rahl. Nadat u me had gered, was ik bang dat u daar spijt van had gekregen. Ik ben blij dat ik u dit heb verteld. Raina zal opgelucht zijn te horen dat u niet hetzelfde met ons zal doen als Darken Rahl deed.'

Terwijl ze daar zo stonden, begon een deel van de stenen muur opzij te schuiven. Richard pakte haar bij de hand en leidde haar deze vreemde kamer uit, de nieuwe deuropening door, en ze liepen een gang door, en kwamen in een donkere, muffe, vochtige kamer met een stenen vloer die zich in het midden tot een reusachtige bult verhief.

`Nu we zo langzamerhand uw vrienden zijn, mag ik u zeker wel vertellen wat u hebt gedaan dat me niet bevalt, wat ik afkeurenswaardig vind — hoe u uw boekje te buiten ging?' Richard knikte. 'Wat u met Cara deed, bevalt me niet. Ze is boos om wat u met haar hebt gedaan.'

Richard keek achterom de vreemde kamer in die al het licht leek op te slokken. 'Cara? Boos op mij? Wat heb ik haar dan aangedaan?'

`Ur bent onaardig tegen haar geweest, en dat was mijn schuld.' Richard vertrok zijn gezicht van verbazing, en ze vervolgde: 'Toen ik onder die bezwering verkeerde en ik u bedreigde met mijn Agiel, nadat u was teruggekeerd van uw zoektocht naar Brogan, werd u boos op ons alle drie. U hebt hen tweeën behandeld alsof ze er ook schuld aan hadden, hoewel ik de enige was.'

`Ik wist niet wat er aan de hand was. Door wat jij deed, voelde ik me bedreigd door alle Mord-Sith. Dat zou zij moeten begrijpen.'

`Dat doet ze ook, maar toen u er eindelijk achter was wat er aan de hand was en u me geheeld had, hebt u Cara en Raina niet gezegd dat u ze abusievelijk behandelde alsof ze u net als ik bedreigden. Dat deden ze niet.' Richard voelde in het donker dat hij bloosde. 'Je hebt gelijk. Ik schaam me diep. Waarom zei ze niets?'

Berdine trok een wenkbrauw op. `U bent Meester Rahl. Als u zou besluiten haar een pak rammel te geven omdat de manier waarop ze goedemorgen zei u niet beviel, dan zelfs zou ze niets zeggen.'

`Waarom zeg jij dan wel iets tegen me?'

Berdine volgde hem naar een vreemde gang met een vloer van keien die slechts een halve meter breed was en glad, rond en buisachtig, en waarvan de wand geheel met goud was bedekt. 'Omdat u een vriend van me bent.'

Hij keek over zijn schouder en glimlachte dankbaar naar haar, en zij strekte haar arm om het goud aan te raken. Richard greep snel haar pols beet, voor ze de kans kreeg het goud aan te raken. 'Als je dat doet, ben je dood.'

Ze keek hem fronsend aan. 'Waarom zegt u ons dat u niets van deze plek weet, en loopt u er vervolgens rond alsof u hier uw hele leven hebt gewoond?'

Richard knipperde toen hij deze vraag hoorde. Hij sperde zijn ogen wijd open toen hij besefte wat ze bedoelde. 'Dat komt door jou.'

`Door mij?'

`Ja,' zei Richard verbaasd. 'Door tegen mij te praten heb je mijn bewustzijn afgeleid. Je hebt me zo bezig gehouden met wat je zei, en me zo diep over ze laten nadenken, dat ik door mijn gave werd voortgeleid. Ik heb er niet eens iets van gemerkt, terwijl dat gebeurde. Nu ik deze weg heb gevolgd, ken ik alle gevaren, en weet ik hoe ik terug moet. Ik kan nu weer terug.' Hij kneep in haar schouder. 'Dank je, Berdine.'

Ze grijnsde. 'Waar heb je anders vrienden voor?'

`Ik denk dat we het ergste hebben gehad. Deze kant uit.'

Aan het einde van de gouden tunnel was een ronde torenkamer van minstens dertig meter in doorsnede met een spiraalvormige trap die langs de binnenkant van de muur omhoog ging. De trap werd onregelmatig onderbroken op plaatsen waar deuren uitkwamen op kleine overlopen. In de schemerige uitgestrektheid boven hen werd de duisternis door lichtstralen doorboord. De meeste ramen waren klein, maar een zag er reusachtig uit. Richard kon niet zien hoe hoog de toren was, maar het moest wel zo'n zestig meter zijn. Beneden hen verdween de ronde schacht in de duisternis.

`Het bevalt me hier niets,' zei Berdine terwijl ze over de rand van de ijzeren balustrade van de overloop tuurde. 'Dit lijkt me het ergste van deze plek.'

Richard dacht dat hij in de duisternis beneden iets zag bewegen. 'Blijf dicht bij me in de buurt en hou je ogen open.' Hij keek ingespannen naar de plek waar hij dacht iets te hebben zien bewegen. 'Als er iets gebeurt, moet je proberen hier weg te komen.'

Berdine tuurde mistroostig over de balustrade. 'Meester Rahl, we hebben er uren over gedaan om hier te komen. We zijn door meer schilden heen gegaan dan ik me kan herinneren. Als er iets met u gebeurt, ben ik ook dood.'

Richard dacht na over wat hij zou doen. Hij zou zich misschien beter in zijn mriswith-cape kunnen hullen. 'Wacht hier. Ik ga een kijkje nemen.' Berdine greep hem bij de schouder van zijn hemd en draaide hem naar zich toe. Ze keek hem met vurige, blauwe ogen aan. 'Nee, ik wil niet dat u daar alleen naartoe gaat.'

`Berdine...'

`Ik ben uw beschermster. U gaat er niet in uw eentje naartoe. Begrepen?' Ze had zo'n doordringende blik van staal in haar ogen dat hij bang was iets verkeerds te zeggen. Hij zuchtte na een tijdje.

`Goed dan. Maar blijf dicht bij me, en doe precies wat ik zeg.' Ze knikte. 'Ik doe altijd wat u zegt.'