HOOFDSTUK 18


‘Z

e was een gevangene, wat ze al had gevreesd. Nadat ze een passende aantekening in het grootboek had gemaakt, sloeg ze weer een bladzijde om. Ze was een gevangene van de hoogste stand,

een gevangene achter een papieren slot, maar niettemin een gevangene. Verna gaapte terwijl ze de volgende bladzijde doorliep en de verschillende kostenposten van het paleis controleerde. Elke post vereiste haar goedkeuring en moest van haar paraaf worden voorzien om aan te geven dat de Priores de uitgaven persoonlijk had goedgekeurd. Waarom dat nodig was, was een raadsel voor haar, maar na dit ambt nog maar een paar dagen te hebben bekleed, had ze er moeite mee te verklaren dat het verspilling van haar tijd was om Zuster Leoma, Dulcinia of Philippa, in hun angst de Priores te beschamen, met afgewende ogen te horen fluisteren dat een en ander echt noodzakelijk was, en ze tot in de kleinste details te horen uitleggen wat de nare gevolgen konden zijn van het nalaten van iets dat zo eenvoudig was en van de Priores nauwelijks enige inspanning vereiste, maar zo gunstig voor anderen zou zijn.

Ze wist hoe men zou reageren als ze zou zeggen dat ze zich niet wilde bezighouden met het nalopen van de aantekeningen: Nu, Priores, als het volk niet bang was dat de Priores zelf niet zo zorgzaam was hun werkopdrachten te bekijken, dan zouden ze zich verstouten het paleis te bedriegen. Dan zou men de Zusters beschouwen als spilzieke dwazen zonder een greintje gezond verstand. Maar als de werkopdrachten in afwachting van de aanwijzingen van de Priores niet werden uitbetaald, dan zouden de arme gezinnen van de arbeiders honger lijden. U wilt toch niet dat die kinderen honger lijden omdat u eenvoudigweg geen zin had zo vriendelijk te zijn ze te laten betalen voor hun harde, reeds voltooide werk? Alleen omdat u geen zin hebt het grootboek in te zien en de moeite te nemen het te paraferen? Wilt u echt dat ze de Priores zo harteloos vinden?

Verna zuchtte, terwijl ze de overzichten van uitgaven voor de stallen doornam: hooi en graan, de hoefsmid, extra hoefnagels, vervanging van verloren hoefnagels, reparaties aan de stal nadat een dekhengst een gat in een box geslagen had, reparaties ten gevolge van het feit dat een aantal paarden op zekere nacht blijkbaar waren geschrokken, een hek omver hadden gelopen en het land in waren gerend. Ze moest maar eens een praatje met de stalknechten maken om te zorgen dat ze hun zaakjes wat beter in de hand hielden. Ze ramde de pen in de inktpot, zuchtte nogmaals en parafeerde de bladzijde onderaan.

Terwijl ze de overzichten omkeerde en boven op de stapel legde die ze al had doorgenomen, geparafeerd en in haar grootboek genoteerd, klopte iemand zachtjes op de deur. Ze nam een nieuw blad van de stapel die nog moest worden bekeken. Het was een ellenlange slagersrekening. Ze las de bedragen door en had geen idee hoe duur het was het Paleis van de Profeten te runnen.

Er werd opnieuw zacht geklopt. Waarschijnlijk Zuster Dulcinia, of Phoebe, die haar een nieuwe stapel overzichten kwam brengen. Die leverden ze sneller aan dan zij kon paraferen. Hoe kreeg Priores Annalina dat allemaal voor elkaar? Verna hoopte dat het niet Zuster Leoma was die weer kwam om haar het nieuws onder de aandacht te brengen van een of andere ramp die de Priores had veroorzaakt door een onnadenkende daad of een opmerking. Misschien zouden ze denken dat ze het veel te druk had, en zouden ze weggaan als ze geen antwoord gaf.

Verna had Zuster Dulcinia samen met haar oude vriendin Phoebe tot een van haar administrateurs benoemd. Het was handig te kunnen beschikken over de ervaring van een Zuster als Dulcinia. Het stelde haar ook in staat een oogje op die vrouw te houden. Dulcinia had zelf om die baan gevraagd en had zich beroepen op haar 'kennis van paleisaangelegenheden'.

Dat Zuster Leoma en Philippa haar 'vertrouwde adviseuses' waren, kwam haar in elk geval goed uit, aangezien ze een oogje op ze kon houden. Ze vertrouwde die twee niet. Wat dat betreft vertrouwde ze geen van allen — dat kon ze zich niet permitteren. Verna moest echter wel toegeven dat ze hadden bewezen goedwillende adviseuses te zijn die de aandacht voor de Priores en het paleis hoog in het vaandel droegen. Het ergerde haar dat ze geen fout in hun adviezen kon ontdekken.

Er werd opnieuw beleefd maar aanhoudend geklopt.

`Ja! Wat is er?'

De dikke deur ging open en Warren stak zijn hoofd met krullerig blond haar door de deuropening. Hij grijnsde toen hij haar norse blik zag. Verna zag dat Dulcinia haar nek uitstak om langs hem heen te kijken om te zien hoever de Priores met haar stapels papierwerk was gevorderd. Warren liep verder de kamer binnen.

Hij keek de sombere kamer rond en bekeek het werk dat men er aan had besteed, met kritische blik. Na de verloren strijd die haar voorgangster met de Zusters van het Licht had gevoerd, was het kantoor een puinhoop. Een ploeg werklieden had het haastig opgeknapt en het zo snel mogelijk aan kant gemaakt, opdat de nieuwe Priores niet al te lang zou zijn ontriefd. Verna wist hoeveel dat had gekost — ze had de rekening gezien.

Warren kuierde naar de andere kant van de zware walnotenhouten tafel. `Goeienavond, Verna. Je bent zo te zien hard aan het werk. Belangrijke paleiszaken, vermoed ik, gezien het feit dat je nog zo laat bezig bent.'

Ze drukte haar lippen tot een smal lijntje opeen. Voor ze in staat was in een tirade te ontsteken, nam Dulcinia de gelegenheid te baat haar hoofd naar binnen te steken voordat ze de deur achter de bezoeker dichtdeed.

`Ik ben net klaar met het op volgorde leggen van de dagverslagen, Priores. Wilt u ze nu hebben? U zult wel bijna klaar zijn met de andere.' Verna wierp haar een schurkachtige grijns toe en stak een kromme vinger naar haar helpster uit. Zuster Dulcinia deinsde achteruit voor haar zelfgenoegzame grijns. Ze keek met haar doordringende blauwe ogen de kamer rond, keek toen Warren aan en liep de kamer binnen, terwijl ze haar grijze haar met een onderdanig gebaar achterover streek.

`Mag ik u helpen, Priores?'

Verna vouwde haar handen op tafel ineen. 'Natuurlijk mag u dat, Zuster. Uw ervaring in deze kwestie is van onschatbare waarde.' Verna nam een rapport van de stapel. 'Ik zou graag willen dat u onmiddellijk op onderzoek naar de stallen gaat. Er schijnen daar moeilijkheden te zijn —een wat mysterieuze zaak.'

Zuster Dulcinia's gezicht klaarde op. 'Moeilijkheden, Priores?' `Ja. Het schijnt dat er wat paarden zoek zijn.'

Zuster Dulcinia boog zich iets voorover en zei op zachtere toon en op haar typische, verdraagzame manier: 'Voor zover ik me het rapport waarover u spreekt, kan herinneren, waren de paarden op zekere nacht ergens van geschrokken, en waren ze op de vlucht geslagen. Ze zijn simpelweg nog niet boven water gekomen, dat is alles.'

`Dat weet ik, Zuster. Ik zou willen dat Meester Finch me uitlegt hoe het mogelijk was dat de paarden die zijn schutting omverliepen, er vandoor konden gaan en niet meer zijn teruggevonden.'

`Priores?'

Verna trok haar wenkbrauwen quasi-verwonderd op. 'We wonen toch op een eiland, of niet? Hoe is het mogelijk dat de paarden niet meer op het eiland zijn? Geen enkele bewaker heeft ze over de brug zien galopperen. Ik heb daar tenminste geen rapport van gezien. In deze tijd van het jaar zijn de vissers dag en nacht op de rivier bezig op aal te vissen, en toch heeft niemand van hen ook maar één paard naar de oever zien zwemmen. Waar zijn ze dan?'

`Nou, ik weet zeker dat ze op de vlucht zijn geslagen, Priores. Misschien...'

Verna glimlachte goedig. 'Misschien heeft Meester Finch ze verkocht en alleen maar gezegd dat ze waren weggerend om hun verdwijning te verheimelijken.'

Zuster Dulcinia ging rechtop staan. 'Maar Priores, u wilt beweren dat...' Verna sloeg met haar hand op de tafel en sprong overeind. 'Er zijn ook hoefnagels verdwenen. Zijn die ook 's nachts weggelopen? Of hebben de paarden besloten die zelf in hun eigen hoeven te slaan en een uitstapje te maken?'

Zuster Dulcinia verbleekte. 'Ik... nou, ik... ik zal eens gaan kijken...' `Ga nu meteen naar de stallen en zeg Meester Finch dat als hij de paarden niet heeft gevonden voordat ik besluit deze zaak weer te onderzoeken, ik de kosten van de paarden op zijn salaris zal inhouden en de hoefnagels persoonlijk uit zijn vel zal trekken!'

Zuster Dulcinia maakte een korte buiging en rende de kamer uit. Warren grinnikte toen de deur met een klap dichtsloeg.

`Zo te zien ben je al aardig ingewerkt, Verna.'

`Durf het eens om mij lastig te vallen, Warren!'

De grijns verdween van zijn gezicht. 'Rustig maar, Verna. Het gaat alleen maar om een paar paarden. Die man zal ze vast wel vinden. Het is niet de moeite waard om in huilen uit te barsten.'

Verna keek hem knipperend aan. Ze betastte haar wangen en voelde dat ze inderdaad betraand waren. Ze slaakte een vermoeide zucht en liet zich op haar stoel zakken.

`Het spijt me, Warren. Ik weet niet wat me bezielt. Ik denk dat ik gewoon moe en teleurgesteld ben.'

`Verna, ik heb je nog nooit meegemaakt als nu, zoals je je van streek laat maken door wat stomme paperassen.'

`Warren, moet je dit maar eens zien!' Ze griste het rapport van tafel. 'Ik ben hier net een gevangene — ik moet de kosten van het wegslepen van mest fiatteren! Heb je enig idee hoeveel mest die paarden produceren? Of hoeveel ze eten, om al die mest te kunnen maken?'

`Nou, nee. Ik moet bekennen dat...'

Ze nam het volgende rapport van de stapel. 'Boten.:

`Boter?'

`Ja. Boter.' Verna las het rapport door. 'Die schijnt ranzig te zijn geworden, en we moesten er bijna een mud van kopen om die te vervangen. En nu moet ik hierover nadenken en beslissen of de zuivelboer ons een redelijke prijs heeft berekend, en of we in de toekomst zaken met hem moeten doen.'

`Het zal vast belangrijk zijn dat zulke dingen worden gecontroleerd.' Verna pakte het volgende vel papier op. 'Metselaars. Metselaars die het lekkende dak van de eetzaal hebben gerepareerd. En dakleien. Men zegt dat een bliksemstraal enkele leiplaten heeft doorboord, en dat bijna een heel vierkant moest worden losgehaald en vervangen. Tien mannen zijn er twee weken mee bezig geweest, staat hier. En nu moet ik beoordelen of die werktijden kloppen, en ik moet hun loon fiatteren.'

`Nou, als mensen werken, hebben ze toch recht op loon, of niet?'

Ze wreef met haar vinger over de gouden ring met het patroon van zonnestralen. 'Ik dacht, dat ik verandering zou brengen in de manier waarop de Zusters het werk van de Schepper doen, als ik ooit aan de macht zou komen. Maar het enige wat ik doe is dit, Warren: rapporten nalopen. Ik zit hier dag en nacht de meest platvloerse dingen te lezen tot het zwart ziet voor mijn ogen.'

`Het zal wel belangrijk zijn, Verna.'

`Belangrijk?' Ze zocht met een overdreven eerbiedig gebaar een ander rapport uit. 'Eens even kijken... twee van onze "jonge mannen" schijnen dronken te zijn geworden en een herberg in brand te hebben gestoken... men heeft het vuur geblust... de herberg heeft nogal wat schade geleden... men eist schadevergoeding van het paleis.' Ze legde het rapport naast zich neer. 'Ik zal een lang en luidruchtig praatje met die twee maken.'

`Dat lijkt me een goede beslissing, Verna.'

Ze pakte een ander rapport. 'En wat hebben we hier? Een rekening van de naaisters. De jurken voor de novices.' Verna pakte er nog een. 'Zout. Drie soorten.'

`Maar, Verna...'

Ze pikte nog een rapport op. 'En dit?' Ze zwaaide quasi-plechtig met het papier. 'Doodgravers.'

`Wat?'

`Twee doodgravers. Ze willen betaald krijgen voor hun werk.' Ze las de notities door. 'Ik mag wel zeggen dat ze hun vak in ere houden, maar de prijs die ze ervoor vragen...'

`Verna, luister. Ik vind dat je hier al veel te lang zit opgesloten, en dat je wel wat frisse lucht kunt gebruiken. Zullen we een wandeling maken?' `Een wandeling? Warren, ik heb geen tijd...'

`Priores, je zit hier al veel te lang. Je hebt een beetje beweging nodig.' Hij hield zijn hoofd schuin terwijl hij zijn ogen op een overdreven manier in de richting van de deur liet rollen. Wat vind je daarvan?'

Verna keek naar de deur. Als Zuster Dulcinia deed wat haar was opgedragen, zou alleen Zuster Phoebe in het buitenkantoor zijn. Phoebe was haar vriendin. Ze herinnerde zich het feit dat ze niemand kon vertrouwen.

`Nou— ja, ik denk dat ik wel zin heb in een wandelingetje.'

Warren liep om het bureau heen en hielp haar bij haar arm uit de stoel. `Goed dan. Zullen we gaan?'

Verna rukte haar arm los uit zijn greep en wierp hem een moordlustige blik toe. Knarsetandend zei ze zangerig: 'Gunst, ja, waarom ook niet.'

Toen ze de deur hoorde dichtgaan, maakte Zuster Phoebe snel een buiging. 'Priores... wilt u iets gebruiken? Een beetje soep misschien? Een kopje thee?'

`Phoebe, ik heb je nu al tien keer gezegd dat je niet steeds hoeft te buigen als je me aankijkt.'

Phoebe maakte weer een buiging. la, Priores.' Haar ronde gezicht werd vuurrood. 'Ik bedoel... het spijt me, Priores. Vergeeft u me.'

Verna verzamelde haar geduld 'met een zucht. 'Zuster Phoebe, we kennen elkaar sinds we novices waren. Hoe vaak werden we niet samen naar de keuken gestuurd om potten te schrobben voor...?' Verna keek Warren aan. 'Nou, ik kan me niet meer herinneren waarvoor, maar ik wil maar zeggen dat we oude vriendinnen zijn. Probeer dat alsjeblieft te onthouden.'

Phoebe's wangen werden mollig toen ze glimlachte. 'Natuurlijk— Verna.' Ze kromp ineen toen ze zichzelf de Priores 'Verna' hoorde noemen, zelfs al was het op bevel.

Toen ze op de gang stonden, vroeg Warren waarom ze eigenlijk potten moesten schrobben.

`Ik had al gezegd dat ik dat niet meer weet,' snauwde ze terwijl ze de lege gang door keek. 'Wat gaat er gebeuren?'

Warren haalde zijn schouders op. 'Gewoon, een wandeling.' Hij keek zelf ook de gang door en wierp haar opnieuw een veelbetekenende blik toe. 'Ik dacht dat de Priores Zuster Simona misschien zou willen opzoeken.'

Verna maakte een misstap. Zuster Simona verkeerde al wekenlang in een verwarde toestand – iets dat met dromen te maken had – en ze was geïsoleerd in een hermetisch afgesloten kamer waar ze noch zichzelf, noch onschuldigen kon verwonden.

Warren boog zich naar haar toe en fluisterde: 'Ik ben al een keertje bij haar op bezoek geweest.'

`Waarom?'

Warren wees met zijn vinger eerst omhoog en toen omlaag, naar de vloer.

De kluizen. Hij bedoelde de kluizen. Ze keek hem fronsend aan. `En hoe was het met die arme Simona?'

Toen ze bij een kruispunt waren gekomen, keek Warren links en rechts de gang door en ook weer achterom. 'Ze vonden het niet goed dat ik met haar zou praten,' fluisterde hij.

Buiten stortte de regen bulderend uit de hemel. Verna trok de sjaal over haar hoofd en dook de stortvloed in, sprong over plassen en probeerde op de toppen van haar tenen op de staptegels in het doorweekte gras te lopen. Het gele licht dat door de ramen scheen, flikkerde in de plassen stilstaand water. De bewakers die bij het hek van het omheinde gebouw van de Priores stonden, maakte een buiging toen zij en Warren ze snel voorbijliepen, op zoek naar een overdekt wandelpad.

Toen ze onder het lage dak waren, schudde ze het water van haar sjaal en drapeerde die over haar schouders, terwijl ze beiden hijgend op adem kwamen. Warren schudde het water van zijn gewaden. De boogvormige zijkanten van de droogloop werden slechts beschut door lattenwerk dat dik begroeid was met klimplanten, maar de regen werd niet door de wind voortgejaagd, dus het was er droog genoeg. Ze tuurde de duisternis in, maar zag niemand. Het was een flink eind lopen naar het volgende gebouw: de plompe ziekenboeg.

Verna liet zich op een stenen bankje vallen. Warren was klaar om de regen weer in te gaan, maar toen ze ging zitten, deed hij dat ook maar. Het was koud, en de warmte van zijn lichaam vlak naast zich voelde haar weldadig aan. De scherpe geur van regen en nat zand was verfrissend, nadat ze zo lang binnen had gezeten. Verna was niet gewend zo lang binnen te zijn. Ze hield van de buitenlucht en vond dat de grond een lekker bed kon zijn, en de bomen en de velden een mooi kantoor, maar dat deel van haar leven was nu voorbij. Voor het kantoor van de Priores was een tuin, maar ze had nog geen tijd gehad om haar hoofd door het raam te steken en ernaar te kijken.

Het getrommel in de verte donderde onophoudelijk door als de hartslag van het noodlot.

`Ik heb mijn Han gebruikt,' zei hij na een tijdje. 'Ik voel niemand meer in mijn aanwezigheid.'

`Maar je kunt de aanwezigheid van iemand met Subtractieve Magie toch nog voelen?' fluisterde ze.

Hij sloeg zijn ogen in het donker op. 'Daar heb ik nog nooit aan gedacht.'

Wat ben je van plan, Warren?'

`Denk je dat we alleen zijn?'

`Hoe moet ik dat weten?' snauwde ze.

Hij keek weer om zich heen en slikte. 'Nou, ik heb de laatste tijd heel veel gelezen.' Hij wees in de richting van de kluizen. 'Ik dacht alleen maar: laten we naar Zuster Simona toegaan.'

`Dat heb je al gezegd. Maar je hebt me nog steeds niet gezegd waarom.' `Sommige dingen waarover ik heb gelezen, gingen over dromen,' zei hij geheimzinnig.

Ze probeerde hem in de ogen te kijken, maar kon alleen zijn donkere silhouet zien. 'Simona heeft veel gedroomd.'

Ze had haar dij tegen de zijne gedrukt. Hij rilde van de kou. Dat dacht ze tenminste. Voor ze besefte wat ze deed, had ze haar arm om hem heen geslagen en zijn hoofd tegen haar schouder getrokken.

`V-Verna; stamelde hij, 'ik voel me zo alleen. Ik ben bang om met iemand te praten. Ik heb het gevoel alsof iedereen me in de gaten houdt. Ik ben bang dat iedereen me zal vragen wat, waarom, en op wiens gezag ik studeer. Ik heb jou sinds drie dagen maar een keer gezien, en er is niemand anders met wie ik kan praten.'

Ze klopte hem op de nek. 'Dat weet ik, Warren. Ik heb ook met je willen praten, maar ik heb het zo druk gehad. Ik moet nog zoveel werk doen.'

`Misschien geven ze jou dat werk om je bezig te houden en te zorgen dat je ze niet in de haren vliegt, terwijl ze zelf bezig zijn met... zaken.' Verna schudde haar hoofd in het donker. 'Misschien. Ik ben daar ook bang voor, Warren. Ik weet niet hoe ik Priores moet zijn. Ik ben bang dat ik het Paleis van de Profeten te gronde richt als ik niet doe wat er gedaan moet worden. Ik ben bang om nee te zeggen tegen Leoma, Philippa, Dulcinia en Maren. Ze proberen me te adviseren over het zijn van Priores en als ze echt aan onze kant staan, dan is hun advies goed. Als ik er niet naar luister, zou ik een grote fout kunnen begaan. Als de Priores een fout maakt, moet iedereen ervoor boeten. Als ze niet aan onze kant staan, nu ja, dan zijn die dingen die ik moet doen, blijkbaar niet zo belangrijk dat ik er veel schade mee kan aanrichten. Hoeveel schade kan ik aanrichten met het lezen van rapporten?'

`Weinig, behalve als men je van iets belangrijks wil afleiden.'

Ze streelde zijn rug en duwde hem toen opzij. 'Dat weet ik. Ik zal proberen vaker met jou uit wandelen te gaan. Ik denk dat de frisse lucht me goed doet.'

Warren kneep in haar hand. 'Daar ben ik blij om, Verna.' Hij ging staan en fatsoeneerde zijn donkere gewaden. 'Laten we gaan kijken hoe het met Simona gaat.'

De ziekenboeg was een van de kleinere gebouwen op het eiland Halsband. De Zusters konden veel gewone wonden genezen met hun Han, maar ziekten die de macht van hun gave te boven gingen, eindigden meestal maar al te snel in de dood, dus de ziekenboeg bood voornamelijk plaats aan een paar oudere en zwakkere stafleden die hun leven lang in het Paleis van de Profeten hadden gewerkt en nu niemand meer hadden die voor hen kon zorgen. Het was ook de plek waar krankzinnigen werden opgesloten. De gave was slechts van beperkt nut voor de bestrijding van geestesziekten.

Toen ze vlak bij de deur was, deed Verna haar Han in een lamp en droeg die met zich mee toen ze de eenvoudige geverfde gangen door liepen, op weg naar de plaats waar Warren had gezegd dat Simona was opgesloten. Slechts een paar kamers waren bezet, en de bewoners lieten gesnurk, pufjes en kuchjes door de donkere gangen weerklinken.

Toen ze bij het eind van de gang waren aangekomen waar de ouderen en zwakkeren waren gehuisvest, moesten ze een drietal gammele deuren door die alle waren afgeschermd met sterke webben van uiteenlopende samenstelling. Maar schilden konden worden doorbroken door mensen met de gave, zelfs door zwakzinnigen. De vierde deur was van ijzer en had een massieve klink die werd beschermd door een ingewikkeld schild, ontworpen om pogingen om hem vanaf de andere kant te openen, met behulp van magie te verijdelen: hoe meer kracht er werd gebruikt, des te vaster kwam de klink te zitten. Hij was door drie Zusters aangebracht en kon er dus niet door iemand aan de andere kant worden afgehaald. Twee bewakers gingen in de houding staan toen zij en Warren de hoek om liepen. Ze bogen hun hoofd maar gingen geen stap van de deur vandaan. Warren groette ze vriendelijk en gebaarde ze met een snelle handbeweging de klink van de deur te halen.

`Sorry, jongeman, we mogen hier niemand binnenlaten.'

Verna keek de bewaker met vurige ogen aan en duwde Warren opzij. 'Is dat zo, mijn jongen?' Hij knikte zelfverzekerd. 'En wie heeft je die opdracht dan wel gegeven?'

`Mijn commandant, Zuster. Ik weet niet wie hem die opdracht heeft gegeven, maar dat moet een Zuster van enig gezag zijn.'

Ze trok een nors gezicht en hield de ring met het zonnestraalmotief vlak voor zijn gezicht. 'Meer gezag dan dit?'

Zijn ogen werden groot. 'Nee, Priores. Natuurlijk niet. Vergeeft u me, ik had u niet herkend.'

`Hoeveel mensen zijn er achter deze deur?'

De klink maakte een luid gekletter door de gang. 'Alleen de ene Zuster, Priores.'

`Zijn er geen Zusters bij haar?'

`Nee. Ze zijn vanavond weg.'

Warren grinnikte zodra ze aan de andere kant waren en ze hem niet konden horen. 'Zo te zien heb je eindelijk een nuttige bestemming voor die ring gevonden.'

Verna ging langzamer lopen en bleef opeens met een raadselachtige blik staan. 'Warren, hoe is volgens jou die ring na de begrafenis op die sokkel terechtgekomen?'

Warrens grijns hield stand, maar was niet echt overtuigend. 'Nou, eens kijken...' De grijns verdween ten slotte van zijn gezicht. 'Ik weet het niet. Wat denk jij?'

Ze schudde haar hoofd. 'Er zat een lichtschild omheen. Er zijn niet veel mensen die zo'n web kunnen weven. Als Priores Annalina alleen mij vertrouwde, zoals jij zei, wie zou ze dan genoeg vertrouwen om de ring daar neer te leggen en er zo'n net omheen te weven?'

`Ik kan niemand bedenken.' Warren hees zijn vochtige gewaden op zijn schouders. 'Zou ze dat web zelf geweven kunnen hebben?'

Verna trok een wenkbrauw op. 'Vanaf de brandstapel?'

`Nee, ik bedoel: had ze het zelf geweven kunnen hebben en het iemand anders daar hebben laten ophangen. Je weet wel, zoals je een stok kunt omgeven met toverkracht, zodat iemand anders er een lamp mee kan aansteken. Ik heb dat Zusters wel zien doen, zodat het personeel de lampen kon aansteken zonder te hoeven rondlopen met een brandende kaars waar heet kaarsvet vanaf druipt op hun vingers of op de vloer.'

Verna tilde de lamp een stukje op om hem in de ogen te kunnen kijken. `Warren, wat briljant!'

Hij glimlachte. De glimlach vervaagde. 'Maar de vraag blijft: wie?'

Ze liet de lamp zakken. 'Misschien iemand van het personeel die ze vertrouwde. Iemand zonder de gave, zodat ze zich geen zorgen hoefde te maken dat ze...' Ze keek achterom de donkere, lege gang door. le weet wel wat ik bedoel.' Hij knikte bevestigend toen ze ging lopen. 'Ik zal het moeten uitzoeken.'

Onder de deur van Zuster Simona's kamer door kwam geflikker — geluidloze kleine lichtflitsen die steeds uit de spleet onder de deur kwamen. Het schild fonkelde toen de knetterende lichtstraaltjes het beroerden, de kracht met tegenkrachten deden oplossen en de magie met tegengestelde magie neutraliseerden. Zuster Simona probeerde het schild te doorbreken.

Zuster Simona was gestoord — dat moesten ze verwachten. De vraag was: waarom werkte het niet? Verna herkende het schild om de deur en wist dat het iets eenvoudigs was dat werd gebruikt om koppige jonge tovenaars achter slot en grendel te houden.

Verna opende zich voor haar Han en stapte door het schild. Warren deed hetzelfde toen ze aanklopte. De lichtflitsen die onder de deur door kwamen, hielden meteen op.

Simona? Ik ben het, Verna Sauventreen. Je weet toch nog wie ik ben, hè lieverd? Mag ik binnenkomen?'

Er kwam geen antwoord, dus Verna draaide aan de knop en deed de deur voorzichtig open. Ze hield de lamp voor zich en stuurde het gelige schijnsel naar voren om het donker in de kamer te verbreken. De kamer was leeg, op een dienblad met een schenkkan, brood, fruit, een veldbed, een po en een klein, smerig vrouwtje dat ineengedoken in een hoek zat, na.

`Laat me met rust, duivelsmens!' gilde ze.

`Simona, het is goed. Ik ben het maar, Verna, en mijn vriend Warren. Wees maar niet bang.'

Simona knipperde tegen het licht alsof de zon net was opgegaan. Verna zette de lamp achter zich neer zodat de vrouw er niet door werd verblind.

Simona tuurde omhoog. 'Verna?'

`Dat klopt.'

Simona kuste haar ringvinger twaalf keer en overlaadde de Schepper met dankbetuigingen en zegeningen. Ze kroop op handen en knieën door het kamertje, graaide naar de zoom van Verna's jurk en kuste ook die keer op keer.

`0, dank je dat je bent gekomen.' Ze krabbelde overeind. 'Vlug! We moeten vluchten!'

Verna greep de vrouw bij de schouders en zette haar op haar veldbed. Met zachte hand streek ze de dikke bos grijs haar glad.

Haar hand verstijfde.

Simona had een halsband om haar nek. Daarom kon ze het schild niet doorbreken. Verna had nog nooit een Zuster een Rada'Han zien dragen. Ze had honderden jongetjes en jongemannen er een zien dragen, maar nog nooit een Zuster. Ze werd bijna misselijk als ze ernaar keek. In het grijze verleden was haar geleerd dat Zusters die krankzinnig waren geworden, een Rada'Han om de nek kregen. Iemand met de gave die door krankzinnigheid was bezeten was hetzelfde als een bliksemschicht afvuren op een stampvol marktplein. Zo iemand moest je tegen zichzelf in bescherming nemen. Maar toch...

Simona, je bent veilig. Je bent in het paleis, onder de hoedende ogen van de Schepper. Er kan je niets gebeuren.'

Simona barstte in tranen uit. 'Ik moet vluchten. Alsjeblieft, laat me gaan. Ik moet vluchten.'

`Waarom moet je vluchten, lieverd?'

De vrouw veegde de tranen van haar vuile gezicht. 'Hij komt.' Wie?'

`Degene uit mijn dromen. De droomwandelaar.'

Wie is die droomwandelaar?'

Simona kromp ineen en deinsde achteruit. `De Wachter.'

Verna zweeg even. 'Is die droomwandelaar dezelfde als de Wachter?' Ze knikte zo heftig dat Verna bang was dat haar nek ontwricht zou raken. 'Soms. Soms is hij de Schepper.'

Warren boog zich tussen hen in. 'Wat?'

Simona week achteruit. 'Ben jij hem? Jij?'

`Ik ben Warren, Zuster. Ik ben student, dat is alles.'

Simona legde een vinger tegen haar gebarsten lippen. 'Dan moet je ook wegvluchten. Hij komt. Hij wil mensen met de gave.'

`Die figuur uit jouw dromen?' vroeg Verna. Simona knikte driftig. 'Wat doet hij in je dromen?'

`Hij martelt me. Hij doet me pijn. Hij...' Ze kuste haar ringvinger als een bezetene en smeekte de Schepper daarmee om bescherming. 'Hij zegt me dat ik mijn eed moet verzaken. Hij draagt me dingen op. Hij is een duivel. Soms doet hij zich als de Schepper voor, om me voor de gek te houden, maar ik weet dat hij het is. Ik weet het. Hij is een duivel.'

Verna omhelsde de bange vrouw. 'Het is alleen maar een nachtmerrie, Simona. Het is niet echt. Probeer dat in te zien.'

Simona schudde haar hoofd bijna van haar romp. 'Nee! Het is een droom, maar het is echt. Hij komt! We moeten er vandoor!'

Verna glimlachte uit medeleven. 'Waarom denk je dat?'

`Dat heeft hij gezegd. Hij komt.'

`Begrijp je het niet, schat? Dat was alleen maar in je droom, niet als je wakker bent. Het is niet echt.'

`Dromen zijn echt, Als ik wakker ben, weet ik het ook.'

`Je bent nu wakker. Weet je het nu, lieverd?' Simona knikte. 'Hoe weet je, als je wakker bent, dat hij niet in je hoofd zit en je dezelfde dingen vertelt als wanneer je droomt?'

`Ik hoor zijn signaal.' Ze keek van Verna naar Warren en toen van Warren weer naar Verna. 'Ik ben niet gek. Beslist niet. Horen jullie de trommels niet?'

`Ja Zuster, we horen de trommels.' Warren glimlachte. 'Maar dat is uw droom niet. Dat zijn gewoon de trommels waarmee men de naderende komst van de keizer aankondigt.'

Simona legde haar vinger weer tegen haar mond. 'Keizer?'

`Ja,' zei Warren geruststellend, 'de keizer van de Oude Wereld. Hij komt hier op bezoek, dat is alles. Dat willen die trommels zeggen.'

Ze rimpelde bezorgd het voorhoofd. 'De keizer?'

`Ja,' zei Warren. 'Keizer Jagang.'

Met een rauwe gil sprong Simona in een hoek. Ze schreeuwde alsof ze met messen werd bewerkt. Ze zwaaide met haar handen om zich heen. Verna stoof op haar af en probeerde haar armen vast te pakken en haar te kalmeren.

`Simona, samen met ons ben je veilig. Wat heb je toch?'

`Dat is hem!' gilde ze. `Jagang! Zo heet de droomwandelaar! Laat me gaan! Laat me alsjeblieft gaan, voor hij komt!'

Simona rukte zich los, rende als bezeten de kamer rond en vuurde bliksemflitsen om zich heen af. Die krabden de verf van de muren als gloeiende klauwen. Verna en Warren probeerden haar te kalmeren, haar beet te pakken en haar te stoppen. Toen Simona merkte dat ze de kamer niet uit kon, begon ze met haar hoofd tegen de muur te slaan. Simona was een kleine vrouw, maar ze leek de kracht te hebben van tien mannen. Uiteindelijk voelde Verna zich met grote tegenzin gedwongen de Rada'Han te gebruiken om haar onder bedwang te krijgen.

Nadat ze haar hadden gekalmeerd, genas Warren Simona's bloedende voorhoofd. Verna herinnerde zich een bezwering die ze eens had geleerd en die men toepaste op jongens die pas in het paleis waren en last hadden van nachtmerries waarin ze van hun ouders werden weggehaald. Het was een bezwering die angst verdreef en het bange kind een droomloze slaap schonk. Verna nam de Rada'Han in haar handen en straalde met haar Han Simona in. Eindelijk vertraagde haar adem. Ze verslapte en viel in slaap. Verna hoopte dat het een droomloze slaap zou zijn.

Verna sloot de deur van de donkere kamer en leunde er tegenaan. Ze was geschokt. 'Ben je te weten gekomen wat je wilde weten?'

"arren slikte. 'Ik ben bang van wel.'

Dat antwoord had Verna niet verwacht. Hij zei verder niets. 'Nou?' `Nou, ik ben er niet zo zeker van dat Zuster Simona krankzinnig is. Tenminste, niet in de gebruikelijke zin des woords.' Hij plukte aan het vlechtwerk op de mouw van zijn gewaad. 'Ik moet nog wat meer lezen. Het zou een kleinigheid kunnen zijn. De boeken zijn ingewikkeld. Ik laat het je weten als ik iets heb gevonden.'

Verna kuste haar vinger, maar de ring van de Priores tegen haar lippen voelde nog wat onwennig aan. 'Lieve Schepper,' bad ze hardop, 'behoed deze dwaze jongeman, want ik zou al zijn haar van zijn hoofd kunnen rukken, en daarna zou ik hem met mijn blote handen kunnen wurgen.' Warren rolde met zijn ogen. 'Luister, Verna...'

`Priores,' verbeterde ze.

Warren zuchtte en knikte na een tijdje. 'Ik zal het je maar vertellen, maar begrijp goed dat dit een hele oude en geheimzinnige vertakking is. De profetieën wemelen van de valse vertakkingen. Deze is tweemaal zo verdorven, door ouderdom en zeldzaamheid. Dat alleen al maakt hem verdacht, afgezien van al het andere. In boekdelen die zo oud zijn, zitten legio kruisverwijzingen en valstrikken, en ik zal maanden werk hebben om die na te trekken. Sommige dwarsverbindingen worden uitgesloten door drievoudige vertakkingen. Als je een drievoudige vertakking tot zijn oorsprong volgt, dan worden valse vertakkingen op de hoofdtak gekwadrateerd, en als daar drievoudige tussen zitten, nou, dan zal het raadsel dat veroorzaakt wordt door de geometrische progressie die je tegenkomt omdat...'

Verna legde hem het zwijgen op door haar hand op zijn arm te leggen. `Warren, ik weet dat allemaal al. Ik begrijp de graden van progressie en regressie met betrekking tot willekeurige variabelen in een tweesprong van een drievoudige vertakking.'

Warren maakte een snel handgebaar. 'Natuurlijk, ja. Ik vergeet zowaar wat een goede leerling jij was. Het spijt me. Ik zit gewoon te ratelen, denk ik.'

`Voor de draad ermee, Warren. Wat zei Simona waardoor jij denkt dat ze misschien niet krankzinnig is "in de gebruikelijke betekenis"?'

`Ze had het over de droomwandelaar. In twee van de oudste boeken wordt een paar keer naar een "droomwandelaar" verwezen. Die boeken verkeren in slechte staat en zijn eigenlijk weinig meer dan stof, maar wat me de meeste zorgen baart is dat de vermelding van het begrip "droomwandelaar" — gezien het feit dat de boeken zo oud zijn — ons alleen al vreemd in de oren zou kunnen klinken, omdat we slechts over twee teksten beschikken. Toentertijd zou het in feite misschien helemaal niet zo ongebruikelijk geweest kunnen zijn. De meeste boeken uit die tijd zijn verloren gegaan.'

`Hoe oud?'

`Meer dan drieduizend jaar.'

Verna trok een wenkbrauw op. 'Uit de tijd van de grote oorlog?' Warren zei dat ze gelijk had. 'Maar wat staat er dan in over de droomwandelaar?'

`Nou, dat is niet zo een-twee-drie te begrijpen. Als ze het al over hem hebben, dan gaat het niet zozeer over een mens, maar meer over een wapen.

`Een wapen? Wat voor wapen?'

`Dat weet ik niet. In een breder verband is het ook niet echt een voorwerp, maar meer een geheel, hoewel het ook weer een persoon zou kunnen zijn.'

`Misschien is het bedoeld op de manier zoals men iemand omschrijft die goed is in iets, zoals een meester-zwaardvechter vaak vol eerbied wordt aangeduid met het wapen dat hij gebruikt.'

Warren stak een vinger op. 'Dat is het. Wat een goede manier om dat te omschrijven, Verna.'

`Wat zeggen de boeken over wat dit wapen met zijn vaardigheid deed?'

Warren zuchtte. 'Ik weet het niet. Maar ik weet wel dat de droomwandelaar iets te maken had met de Torens van de Verdoemenis die de Oude en de Nieuwe Wereld uiteindelijk van elkaar scheidden en ze de laatste drieduizend jaar gescheiden hebben gehouden.'

`Je bedoelt dat de droomwandelaars die torens hebben gebouwd?' Warren boog zich naar haar toe. 'Nee. Ik denk dat men die torens juist heeft gebouwd om ze tegen te houden.'

Verna verstijfde. 'Richard heeft die torens neergehaald,' zei ze hardop, zonder dat te willen. 'En verder?'

`Dat is voorlopig alles wat ik weet. Zelfs wat ik je heb verteld, berust voor het grootste deel op vermoedens. We weten niet veel af van de boeken uit de oorlogstijd. Voor zover ik weet, kunnen het ook gewoon sprookjes zijn.'

Verna keek veelbetekenend naar de deur achter zich. 'Wat ik daar heb gezien zag er echt genoeg uit, volgens mij.'

Warren trok zijn gezicht in een grimas. 'Dat vind ik ook.'

`Wat bedoelde je toen je zei dat ze niet gek is "in de gebruikelijke zin des woords"?'

`Ik denk niet dat Zuster Simona waanzinnige dromen heeft of zich dingen voorstelt — ik denk dat er echt iets is gebeurd, iets dat haar heeft gemaakt tot degene die wij voor ons zien. De boeken zinspelen op gevallen waarin deze of gene "zwaardkunstenaar" een vergissing begaat en het zijn ondergeschikte onmogelijk maakt zijn dromen van de werkelijkheid te onderscheiden, alsof zijn geest nooit geheel uit de nachtmerries kan ontwaken of zich al slapende aan de wereld om zich heen kan onttrekken.'

`Dat lijkt volgens mij behoorlijk op krankzinnigheid, als je niet in staat bent de werkelijkheid van de niet-werkelijkheid te onderscheiden.' Warren hield zijn handpalm omhoog. Vlak boven zijn huid ontbrandde een vlammetje. 'Wat is werkelijkheid? Ik stelde me voor dat er een vlam was, en mijn "droom" werd werkelijkheid. Mijn wakend intellect heerst over wat ik doe.'

Ze trok aan een bruine krul terwijl ze hardop nadacht. 'Net zoals de sluier de wereld van de levenden scheidt van de wereld der doden, is er een barrière in onze geest die de werkelijkheid van de fantasie of de dromen scheidt. We bepalen met onze discipline en wilskracht wat voor ons werkelijkheid is.'

Plotseling keek ze omhoog. 'Lieve Schepper, de barrière in onze geest belet ons onze Han te gebruiken terwijl we slapen. Als die barrière er niet was, dan zou iemand geen intellectuele controle over zijn Han hebben, terwijl hij sliep.'

Warren knikte. 'We hebben wel degelijk controle over onze Han. Als we ons er een voorsteling van maken, dan kan hij echt worden. Maar ons bewuste voorstellingsvermogen wordt overvleugeld door de beperkingen van ons intellect.' Hij boog zich naar haar toe met een gevoelige blik in zijn blauwe ogen. 'De slapende fantasie kent vrijwel geen enkele van zulke beperkingen. Een droomwandelaar kan de werkelijkheid vervormen. Mensen met de gave kunnen die tot leven brengen.'

`Inderdaad, een wapen, dus,' fluisterde ze.

Ze nam Warren bij de arm en begon de gang door te lopen. Al was het onbekende angstaanjagend, het was een hele troost om ten minste een vriend te hebben die haar kon helpen. Haar hoofd tolde van verwarring, twijfel en vragen. Zij was nu de Priores en het was haar taak antwoorden te vinden, voordat het paleis door moeilijkheden zou worden geteisterd.

`Wie zijn er gestorven?' vroeg Warren na een tijdje.

`De Priores en Nathan,' zei Verna afwezig, want zo ver weg was ze in gedachten.

`Nee, die hadden een begrafenisritueel. Ik bedoel: wie nog meer?' Verna's gedachten keerden van een lange reis terug. 'Behalve de Priores en Nathan? Niemand. Er is al een hele tijd niemand gestorven.'

Het lamplicht danste in zijn blauwe ogen. 'Waarom heeft het paleis dan doodgravers in dienst genomen?'