HOOFDSTUK 11
‘H
et zijn de D'Haranen, Heer Generaal.' Nadat hij
de laatste van zijn trofeeën had teruggelegd, deed Bro-
gan het deksel van zijn tasje dicht en keek Galtero in diens donkere ogen. 'Wat is er met die D'Haranen?'
`Vanochtend vroeg wist ik dat er iets op handen was, toen ze zich begonnen te verzamelen. Daarom was het volk zo in beroering.' `Verzamelen?'
Galtero knikte. 'Rond het Paleis van de Belijdsters, Heer Generaal. Midden op de middag begonnen ze allemaal te zingen.'
Tobias boog zich verbaasd naar zijn kolonel. 'Te zingen? Weet je de woorden nog?'
Galtero stak zijn duim achter zijn wapengordel. 'Het duurde twee volle uren — het zou moeilijk zijn het na het zoveel keren te hebben gehoord, te vergeten. De D'Haranen maakte een buiging, raakten met hun voorhoofd de grond aan, en scandeerden allemaal dezelfde worden. "Mees-
- ter Rahl, leid ons, Meester Rahl, onderwijs ons, Meester Rahl, bescherm ons. In uw licht zullen wij gedijen. In uw genade zullen we beschutting vinden. In uw wijsheid zullen wij ons nederig weten. We leven slechts om te dienen. Ons leven is het uwe."'
Brogan tikte met een vinger op tafel. 'En deden alle D'Haranen dat? Met z'n hoevelen zijn ze?'
`Elke D'Haraan, Heer Generaal, en het zijn er misschien meer dan we dachten. Ze vulden het hele plein voor het paleis, stroomden naar de parken en pleinen en toen naar de straten eromheen. Je kon niet eens tussen hen door lopen; ze stonden zo dicht op elkaar gepakt, alsof ze allemaal zo dicht mogelijk bij het Paleis van de Belijdsters wilden zijn. Volgens mijn telling zijn er bijna tweehonderdduizend in de stad, waarvan de meesten zich rond het paleis hebben verzameld. De mensen verkeerden bijna in paniek, want ze wisten niet wat er gebeurde.
Ik reed het land in, en daar waren nog heel veel anderen die niet naar de stad waren gekomen. Waar ze ook waren, zij bogen zich ook voorover, legden hun voorhoofd op de grond en scandeerden met hun broeders in de stad mee. Ik reed snel, om zoveel mogelijk afstand af te leggen en zoveel mogelijk te kunnen zien, en ik zag niet één D'Haraan die niet boog en begon te scanderen. Je kon hun stemmen al horen vanaf de heuvels en passen rond de stad. Niemand merkte ons op, toen we op verkenning waren.'
Brogan deed zijn mond dicht. 'Dus hij is hier, die Meester Rahl.' Galtero ging op zijn andere voet staan. 'Hij is hier, Heer Generaal. Terwijl de D'Haranen zongen, al die tijd dat ze scandeerden, stond hij boven aan de trap voor de hoofdingang, en keek toe. Iedereen boog voor hem, alsof hij de Schepper zelf was.'
Brogans mond vertrok van walging. 'Ik heb altijd al gedacht dat de D'Haranen heidenen waren. Stel je eens voor: voor een gewone man bidden. Wat gebeurde er toen?'
Galtero maakte een vermoeide indruk — hij had de hele dag snel paard gereden. 'Aan het eind sprongen ze allemaal in de lucht en juichten en schreeuwden een hele tijd van opwinding alsof ze net waren bevrijd uit de greep van de Wachter. Ik slaagde erin twee mijl achter de menigte om te rijden, terwijl het geroep en gejuich voortduurde. Eindelijk weken de mannen uiteen en werden twee lijken het plein op gedragen, en dat alles gebeurde in volkomen stilte. Er werd een brandstapel gemaakt en in brand gestoken. Al die tijd — totdat de lijken tot as waren verbrand en de as ten slotte was begraven, stond die Meester Rahl op de trap en keek toe.'
`Heb je hem goed bekeken?'
Galtero schudde zijn hoofd. 'De mannen stonden dicht op elkaar, en ik durfde niet met geweld dichterbij te komen, omdat ik bang was dat ze me ervan zouden beschuldigen hun ceremonie te verstoren.'
Brogan wreef met de zijkant van zijn duim tegen het tasje, terwijl hij in gedachten voor zich uit staarde. 'Natuurlijk. Ik dacht al niet dat je je leven zou vergooien, enkel en alleen om eens goed te kijken hoe die man eruitziet.'
Galtero aarzelde een ogenblik. 'IJ zult hem zelf snel genoeg zien, Heer Generaal. U bent uitgenodigd in het paleis.'
Brogan keek op. 'Ik heb geen tijd voor aardigheidjes. We moeten ervandoor, achter de Biechtmoeder aan.'
Galtero haalde een blaadje uit zijn zak en gaf het hem. 'Ik kwam net terug toen een grote groep D'Haraanse soldaten op het punt stond ons paleis binnen te gaan. Ik hield ze staande en vroeg wat ze wilden, en toen gaven ze me dit.'
Brogan vouwde het papier open en las het haastige handschrift. Meester Rahl nodigt alle hoogwaardigheidsbekleders, diplomaten en functionarissen van alle landen uit om onmiddellijk naar het Paleis van de Belijdsters te komen. Hij verfrommelde het papier in zijn vuisten. 'Ik neem geen audiënties af, ik verleen ze. En, zoals ik al zei, ik heb geen tijd voor flauwekul.'
Galtero stak zijn duim op en wees naar de straat. 'Ik meende dat ook, en vertelde de soldaten van wie ik dit heb gekregen, dat ik de uitnodiging zou doorgeven, maar dat we druk bezig waren met andere zaken en niet wisten of iemand van het Nicobarese Paleis tijd zou hebben aanwezig te zijn.
Hij zei dat Meester Rahl wilde dat iedereen er zou zijn, en dat we er tijd voor moesten zien te maken.'
Brogan wuifde dit dreigement weg. 'Niemand zal hier in Aydindril moeilijkheden veroorzaken, omdat we de bijeenkomst niet bijwonen om een nieuw stamhoofd te ontmoeten.'
`Heer Generaal, de Koningsstraat staat schouder aan schouder met de D'Haraanse soldaten. Elk paleis in die Straat moet worden omsingeld, net als de regeringsgebouwen in de stad. De man die me het blaadje gaf, zei dat hij hierheen zou komen om ons naar het Paleis van de Belijdsters te "escorteren". Hij zei dat ze ons zouden komen ophalen als we er niet snel heen gingen. Hij had tienduizenden manschappen achter zich staan, en die keken me allemaal aan terwijl hij dat zei.
Die mannen zijn geen winkeliers of boeren die een paar maanden voor soldaatje spelen — het zijn beroepssoldaten, en ze zien er heel vastberaden uit.
Ik vertrouw erop dat de Bloedbroederschap zich tegen die mannen verzet als we onze hoofdstrijdkracht kunnen bereiken, maar we hebben slechts een vuistvol Broeders naar de stad meegenomen. Vijfhonderd man is niet genoeg om ons hieruit te vechten. We zouden nog geen twintig meter ver komen voor elk van ons zou worden neergemaaid.'
Brogan keek naar Lunetta, die tegen de muur stond. Ze aaide haar gekleurde lappen en streek ze glad, en lette volstrekt niet op het gesprek. Ze mochten dan slechts vijfhonderd man in de stad hebben — Lunetta was er ook nog.
Hij wist niet wat die Meester Rahl in zijn schild voerde, maar dat deed er niet echt toe — D'Hara stond op één lijn met de Imperiale Orde en aanvaardde haar bevelen. Dit was waarschijnlijk slechts een poging zich binnen de Orde een hoger aanzien te verwerven. Je had altijd lieden die naar macht hunkerden maar zich niet wilden bekommeren om de morele verplichtingen die daaruit voortvloeiden.
`Goed dan. Het zal trouwens gauw donker zijn. We zullen die ceremonie bezoeken, naar de nieuwe Meester Rahl glimlachen, zijn wijn drinken, zijn voedsel nuttigen en hem zich welkom laten voelen. Bij dageraad laten we Aydindril aan de Imperiale Orde over, en gaan we achter de Biechtmoeder aan.' Hij wenkte zijn zuster. `Lunetta, kom met ons mee.'
`En hoe denkt u haar te zullen vinden?' Lunetta krabde haar arm. `De Biechtmoeder, Heer Generaal, hoe denkt u haar te vinden?'
Tobias duwde zijn stoel naar achteren en ging staan. `Ze is naar het zuidwesten. We hebben meer dan genoeg mannen om haar te zoeken. We zullen haar vinden.'
`Echt?' Lunetta uitte nog steeds een zweempje ongehoorzaamheid als gevolg van haar machtsgebruik. 'Zeg me, hoe denkt u haar te herkennen?' `Ze is de Biechtmoeder! Hoe zouden we haar niet kennen, achterlijke streganicha die je bent!'
Ze trok haar ene wenkbrauw op toen haar woeste blik de zijne kruiste. `De Biechtmoeder is dood. Hoe kun je een dode zien lopen. ?'
`Ze is niet dood. De kokkin weet wat de waarheid hierachter is — dat zei je zelf. De Biechtmoeder leeft, en we zullen haar te pakken krijgen.' `Als wat die oude vrouw zei, waar is, en er een doodsbezwering is uitgesproken, wat kan daar dan de bedoeling van zijn? Zeg het maar eens tegen Lunetta.'
Tobias fronste. 'Om de mensen te laten denken dat ze is vermoord, zodat ze kon vluchten.'
Lunetta glimlachte sluw. 'En hoe kwam het dan dat ze haar niet hebben zien vluchten? Om diezelfde reden zult u haar niet kunnen vinden.' `Hou op met dat magische gewauwel en zeg me wat je bedoelt.'
`Heer Generaal, als er zoiets als een doodsbezwering bestaat en als die op de Biechtmoeder is toegepast, dan zou het nogal logisch zijn dat die magie haar identiteit verbergt. Dat zou verklaren hoe ze ontkwam — niemand heeft haar herkend wegens de magie om haar heen. Om diezelfde reden zult u haar evenmin herkennen.'
`Kun je die verbreken, die bezwering?' stamelde Tobias.
Lunetta hinnikte. 'Heer Generaal, ik heb nog nooit van zulke magie gehoord. Ik weet er niets van.'
Tobias besefte dat zijn zuster gelijk had. `Je weet het een en ander van magie af. Zeg me hoe we haar kunnen herkennen.'
Lunetta schudde haar hoofd. 'Heer Generaal, ik weet niet hoe ik de draden kan zien van het net dat de tovenaar speciaal heeft uitgeworpen om iets te verbergen. Ik zeg u alleen wat aannemelijk is: als zo'n bezwering is gebruikt om haar te verbergen, zullen wij haar ook niet kunnen herkennen.'
Hij stak een vinger naar haar uit. 'Jij hebt magie. Jij kent een methode om ons de waarheid te laten zien.'
`Heer Generaal, de oude vrouw zei dat slechts
een tovenaar een doodsbezwering kan aanroepen. Als een tovenaar
zo'n net uitwerpt, dan moeten we de draden van het web kunnen zien
om het te kunnen ontrafelen. Ik weet niet hoe ik dwars door het
bedrog van de magie heen de waarheid kan zien.'
Tobias wreef over zijn kin terwijl hij hierover nadacht. 'Door het bedrog heen kijken. Maar hoe?'
`Een mot raakt verstrikt in een spinnenweb omdat hij de draden niet kan zien. We raken ook verstrikt in dat web, net als degenen die haar onthoofding zagen, omdat we de draden niet kunnen zien. Ik weet niet hoe we dat zouden kunnen.'
`Tovenaar,' mompelde hij in zichzelf. Hij gebaarde naar de zilveren munt op tafel. 'Toen ik haar vroeg of er hier in Aydindril een tovenaar is, liet ze me die munt zien met dat gebouw erop.'
`Het Paleis van de Profeten.'
Hij hief zijn hoofd op toen hij die naam hoorde. 'Ja, zo noemde ze het. Ze zei me dat ik jou moest vragen wat dat was. Hoe weet jij daar van? Waar heb jij van dat Paleis van de Profeten gehoord?'
Lunetta kromp ineen en keek een andere kant uit. 'Vlak nadat u werd geboren, vertelde mamma me erover. Het is een plek waar tovenaressen...'
`Streganicha; verbeterde hij haar.
Ze zweeg een tijdje. 'Het is een plek waar streganicha mannen tot tovenaar opleiden.'
`Dan is het een huis van het kwaad.' Ze stond voorovergebogen en stokstijf stil, toen hij omlaag naar de munt keek. 'Wat zou mamma van zo'n kwade plek weten?'
`Mamma is dood, Tobias — laat haar met rust,' fluisterde ze.
Hij wierp haar een venijnige, norse blik toe. 'Daar hebben we het later nog wel over.' Hij trok de sjerp met zijn rang recht en vroeg om zijn met zilverdraad geborduurde grijze jas en pakte toen zijn karmozijnrode cape op. 'Die oude vrouw moet hebben bedoeld dat er een tovenaar in Aydindril is die in dat huis van het kwaad is opgeleid.' Hij richtte zijn aandacht op Galtero. 'Gelukkig houdt Ettore haar vast voor verdere ondervraging. Die oude vrouw heeft ons nog veel meer te vertellen — dat voel ik aan mijn water.'
Galtero knikte. 'We kunnen beter naar het Paleis van de Belijdsters gaan, Heer Generaal.'
Brogan zwaaide zijn cape over zijn schouders. 'We zullen Ettore nog even spreken als we naar buiten gaan.'
Er werd een flink vuur gestookt dat bulderde toen ze gedrieën het kamertje binnenliepen om Ettore en zijn twee pupillen om opheldering te vragen. Ettore was tot zijn middel ontbloot, en zijn spiermassa's waren bedekt met de glans van zweet. Verscheidene scheermessen fonkelden boven op de schoorsteen naast een verzameling pas geslepen speerpunten. De uiteinden van ijzeren staven staken als een waaier buiten de haard uit. De andere uiteinden gloeiden oranje in de vlammen.
De oude vrouw in de achterste hoek dook ineen en sloeg haar arm beschermend om het meisje, dat haar gezicht in de bruine deken verstopte.
`Heeft ze je enige last bezorgd?' vroeg Brogan.
Ettore wierp hem zijn gebruikelijke grijns toe. 'Haar arrogante houding verdween zodra ze merkte dat we geen last hebben van onbeschaamdheid. Zo gaat dat met verdorvenen — zodra ze zich tegenover de macht van de Schepper geplaatst weten, maken ze ruim baan.'
`Wij drieën moeten er een tijdje tussenuit. De rest van de vuist blijft hier in het paleis, voor het geval je hulp nodig mocht hebben.' Brogan keek naar de ijzeren staven die in het vuur gloeiden. 'Als ik terugkom, wil ik haar bekentenis horen. Dat meisje laat me koud, maar die oude vrouw kan maar beter in leven zijn en staan te popelen om die bekentenis af te leggen.'
Ettore streek met zijn vingers langs zijn voorhoofd, terwijl hij een buiging maakte. 'Bij de Schepper, wat u beveelt zal geschieden, Heer Generaal. Ze zal alle misdaden bekennen die ze in de ogen van de Schepper heeft begaan.'
`Goed. Ik heb nog meer vragen, en ik zal de antwoorden daarop krijgen.'
`Ik beantwoord geen van uw vragen meer,' zei de oude vrouw.
Ettore tuitte zijn lip terwijl hij nors over zijn schouder keek. De oude vrouw deinsde nog verder terug in de donkere hoek. 'Je zult die eed verbreken voor de avond om is, ouwe tang. Je zult smeken om vragen te beantwoorden als je ziet wat ik met dat slechterikje van je uithaal. Je zult haar eerst zien gaan, zodat je alvast kunt nadenken over wat er komen gaat als jij aan de beurt bent.'
Het meisje kermde en drukte zich dieper in de deken van de oude vrouw. Lunetta keek naar de twee in de hoek van de kamer en krabde langzaam haar arm. 'Wilt u dat ik hier blijf om op Ettore te passen, Heer Generaal? Dat lijkt mij het beste.'
`Nee. Ik wil dat je vanavond met me meekomt.' Hij keek op naar Galtero. 'Goed van je om me deze hier te brengen.'
Galtero schudde zijn hoofd. 'Ze zou me nooit zijn opgevallen als ze niet had geprobeerd mij honingcake te verkopen. Iets aan haar wekte mijn achterdocht.'
Brogan haalde zijn schouders op. 'Zo gaat dat met verdorvenen: ze laten zich tot de Bloedbroederschap aantrekken als motten tot een vlam. Ze zijn stoutmoedig omdat ze trouw zijn aan hun kwade meester.' Hij keek weer naar de vrouw in de hoek die ineenkromp. 'Maar ze zwichten allemaal als de Bloedbroederschap hen terechtwijst. Dit zal slechts een kleine trofee zijn, maar de Schepper zal ermee zijn gediend.'