HOOFDSTUK 8


‘D

e twee reusachtige D'Haranen zetten Richard voorzichtig neer. Toen zijn voeten de grond raakten, vond zijn hand de greep van zijn zwaard. De twee mannen spreidden rustig hun benen en

hielden hun handen op hun rug bijeen. De vier gemantelde figuren kwamen vanuit het beschaduwde eind van de steeg op ze toelopen. Besluiten te ontsnappen verdiende de voorkeur boven te vechten. Richard trok zijn zwaard niet, maar dook in plaats daarvan opzij. Hij rolde door de sneeuw en kwam met een sprong overeind. Hij kwam hard met zijn rug tegen de koude bakstenen muur. Hijgend rukte hij de mriswith-cape om zich heen. Binnen één hartslag nam de cape de kleur van de muur aan, en was hij verdwenen.

Het zou een koud kunstje zijn om ertussenuit te knijpen zolang hij door de cape aan het oog werd onttrokken. Beter te vluchten dan te vechten. Eerst op adem komen.

De vier liepen vastberaden door, en hun donkere capes gingen golvend open toen ze in het licht kwamen. Donkerbruin leer van dezelfde kleur als de uniformen van de D'Haranen bedekte hun welgevormde lichamen van teen tot top. Een gele ster tussen de tanden van een sikkel sierde de buikpartij op van de kostuums die de vrouwen droegen.

Richard herkende de sikkel en de gele ster, en hij had het gevoel of er een bliksemflits door zijn geest schoot. Ontelbare keren was zijn gezicht, nat van zijn eigen bloed, tegen dat embleem gedrukt. Als in een reflex stond hij stokstijf stil en trok hij noch zijn zwaard, noch haalde hij adem. Want een gevoel van paniek vulde het moment waarop hij slechts het symbool zag dat hij maar al te goed kende.

Mord-Sith.

De vrouw die vooraan stond, duwde haar capuchon naar achteren en liet haar lange blonde haar dat was samengebonden met één enkel, dik lint, loshangen. Haar blauwe ogen speurden over de muur waar hij voor stond.

`Meester Rahl? Meester Rahl, waar...'

Richard knipperde met zijn ogen. 'Cara?'

Net toen hij zijn concentratie liet verslappen, hij zijn cape weer zwart liet worden en haar blik de zijne trof, stortte de hemel in.

Met vleugelgeklap en met flitsende slagtanden stortte Gratch brullend op de grond neer. De twee mannen hadden bijna onmiddellijk hun zwaarden in de hand, maar ze waren niet zo snel als de Mord-Sith. Voordat de mannen hun zwaarden uit de schede hadden kunnen trekken, hielden de vrouwen hun Agiel in hun vuisten. Hoewel een Agiel niets meer leek te zijn dan een dun, roodleren staafje, wist Richard dat het afschuwelijk krachtige wapens waren. Richard was 'opgeleid' met een Agiel.

Richard wierp zich op de kaai en kwakte hem tegen de muur voor de twee mannen en vier vrouwen bij hem in de buurt konden komen Gratch duwde hem ruw opzij, popelend zich op het gevaar te storten.

`Hou op! Ophouden allemaal!' De zes mensen en de ene kaai verstijfden toen ze zijn gil hoorden. Richard wist niet wie dit gevecht zou winnen, maar hij wilde niet wachten op de uitslag. Hij benutte het moment dat hij had voordat ze zouden besluiten zich in beweging te zetten en naar Gratch toe te springen. Met zijn rug naar de kaai stak hij zijn handen naar weerszijden uit. 'Gratch is mijn vriend. Hij wil me alleen maar beschermen. Blijf staan waar jullie staan en hij zal jullie niets doen.'

Gratch' harige arm cirkelde rond Richards middel en hij trok hem achteruit, tegen de harde, roze huid van zijn borst en buik aan. De steeg dreunde van gegrom dat vriendelijk en tegelijkertijd dreigend in de oren van de anderen klonk.

`Meester Rahl,' zei Cara fluweelzacht, terwijl de twee mannen hun zwaarden in de schede schoven, 'we zijn hier ook om u te beschermen.' Richard maakte zich los uit de arm van de kaai. 'Het is goed, Gratch. Ik ken ze. Goed gedaan — precies zoals ik je vroeg, maar het is al goed zo. Rustig maar.'

Gratch liet een kabbelend gegrom horen dat door de muren werd weerkaatst als in een smal, diep ravijn. Richard kende dit als een geluid van tevredenheid. Hij had Gratch gezegd dat hij hem moest volgen, door hoog in de lucht of van het ene naar het andere dak te vliegen, maar hij mocht zich niet vertonen, tenzij er problemen waren. Gratch had inderdaad goed werk verricht — Richard had geen teken van hem vernomen, totdat hij zich op ze liet neerstorten.

`Cara, wat doe jij hier?'

Cara raakte behoedzaam zijn arm aan en was verbaasd toen die als massief aanvoelde. Ze prikte haar vinger in zijn schouder en grijnsde. `Zelfs Darken Rahl kon zich niet onzichtbaar maken. Hij kon beesten commanderen, maar hij kon niet onzichtbaar worden.'

`Ik commandeer Gratch niet — hij is mijn vriend. En ik word niet echt... Cara, wat doe je hier?'

Ze keek stomverbaasd toen ze deze vraag hoorde. 'Jou beschermen.' Richard wees naar de twee mannen. 'En zij? Ze zeiden dat ze van plan waren me te doden.'

De twee mannen stonden als een paar eiken als aan de grond genageld. `Meester Rahl,' zei de ene, 'we zouden nog liever sterven dan toestaan dat je door het kwaad zou worden getroffen.'

`We hadden je al bijna ingehaald, toen je tussen die opgedoste ruiters terechtkwam,' zei Cara. 'Ik zei Egan en Ulic dat ze je daar vandaan moesten halen zonder dat er zou worden gevochten, anders zou je gewond kunnen raken. Als die mannen hadden gedacht dat we je probeerden te redden, zouden ze je misschien hebben gedood. We wilden jouw leven niet op het spel zetten.'

Richard keek naar de twee grote blonde mannen. De donkere leren riemen, de schilden en de gordels van hun uniform waren gemaakt om als een tweede huid om de uitstekende contouren van hun spieren te passen. In het midden van hun borst was in het leer de rijk versierde letter R uitgesneden met twee gekruiste zwaarden eronder. De ene — Richard wist niet zeker of het Egan of Ulic was — bevestigde de realiteit van wat Cara had gezegd. Omdat Cara en de andere Mord-Sith hem twee weken daarvoor in D'Hara hadden geholpen en het hem mogelijk hadden gemaakt Darken Rahl te verslaan, was hij geneigd haar te geloven.

Richard had niet op hun keuze gerekend toen hij de Mord-Sith vrij had verklaard van de ketenen van hun tucht, en toen ze eenmaal vrij waren, wilden ze zijn lijfwacht zijn, en beschermden hem uit alle macht. Hij leek niets te kunnen doen om hen op andere gedachten te brengen.

Een van de andere vrouwen sprak Cara's naam voorzichtig uit en knikte in de richting van de opening in de straat. Mensen gingen langzamer lopen toen ze voorbijkwamen, gluurden de steeg in en bekeken hen vluchtig. Eén blik van de twee mannen, die zich omdraaiden, was genoeg om hun pas te doen versnellen en hun de ogen te doen afwenden.

Cara greep Richards arm boven zijn elleboog. 'Het is hier niet veilig —nog niet. Kom met ons mee, Meester Rahl.'

Ze wachtte zijn antwoord of medewerking niet af, maar trok hem in de schaduw achter in de steeg. Richard maakte zwijgend een gebaar om Gratch gerust te stellen. Cara tilde een los luik van onderen op en duwde hem voor zich uit door de opening. Het raam waardoor ze naar binnen gingen, was het enige van een kamer waarin een stoffige tafel met drie kandelaars, een paar banken en een stoel stonden. Hun uitrusting lag op een grote stapel tegen de muur op de grond.

Gratch kon zijn vleugels opvouwen en zich eveneens door de opening wurmen. Hij ging dicht bij Richard staan en sloeg de anderen zwijgend gade. Zij, die op hun beurt hadden gehoord dat hij Richards vriend was, leken zich niet te bekommeren om het feit dat ze werden bekeken door een vervaarlijk uitziende kaai die slechts een halve meter tegenover ze stond.

`Cara, wat dóé je hier?'

Ze fronste haar voorhoofd alsof hij achterlijk was. 'Dat heb ik je al gezegd: we zijn gekomen om je te beschermen.' Een ondeugende glimlach beroerde haar mondhoeken. 'Het ziet er naar uit dat we precies op tijd zijn gekomen. Meester Rahl moet zich erop toeleggen de magie tegen de magie te zijn — een taak die u het best ligt — en ons toestaan het staal tegen het staal te zijn.' Ze stak haar hand uit naar de andere drie vrouwen. 'We hadden geen tijd in het paleis ons aan elkaar voor te stellen. Dit zijn mijn zusters van de Agiel: Hally, Berdine en Raina.'

Bij het licht van een flakkerende kaars bestudeerde Richard hun gezichten. Hij had destijds verschrikkelijk veel haast, en kon zich alleen Cara herinneren — zij was degene die namens hen had gesproken en hij hield een mes op haar keel, totdat hij ervan overtuigd was dat ze de waarheid sprak. Net als Cara was Hally blond en had blauwe ogen, en ze was lang. Berdine en Raina waren iets kleiner. Berdine had blauwe ogen en haar golvende, donkerblonde haar was tot een vlecht geknoopt, en Raina had donker haar en een paar ogen die Richards ziel op de kleinste nuance van sterkte, zwakte en karakter onderzochten met een eigenaardige, doordringende blik die uniek voor Mord-Sith was. Raina's donkere ogen maakten haar indringende oordeel nog priemender duidelijk. Richard liet zich niet door hun blikken intimideren. 'Waren jullie degenen die me veilig door het paleis hebben geloodst?' Ze knikten. 'Dan genieten jullie mijn eeuwige dankbaarheid. En hoe zit het met de anderen?' `De anderen bleven in het paleis, voor het geval u zou terugkeren voor we u hadden kunnen vinden,' zei Cara. 'Commandant-Generaal Trimack drong erop aan dat Ulic en Egan zouden meegaan, aangezien ze deel uitmaken van de persoonlijke lijfwacht van Meester Rahl. We zijn minder dan een uur na u vertrokken, om te proberen u te pakken te krijgen.' Ze schudde vol verwondering haar hoofd. 'We hebben geen tijd verspild, en u hebt bijna een dag voorsprong op ons gekregen.'

Richard rukte de schouderriem van zijn zwaard recht. 'Ik had haast.' Cara haalde haar schouders op. 'IJ bent Meester Rahl. Geen van uw daden kon ons verbazen.'

Richard bedacht dat ze heel verbaasd keek, toen ze zag dat hij onzichtbaar werd, maar dat zei hij niet, aangezien hij net had besloten zijn grove taalgebruik wat te kuisen.

Hij keek de schaars verlichte, stoffige kamer door. 'Wat doe je in dit gat?'

Cara trok haar handschoenen uit en gooide ze op tafel. 'We wilden dit als basis gebruiken, terwijl we naar u zochten. We zijn hier nog maar pas. We hebben deze plek gekozen, omdat dit dicht bij het D'Haraanse hoofdkwartier ligt.'

`Ik heb gehoord dat ze in een groot gebouw achter de markt zitten.' `Dat is zo,' zei Hally. 'Dat hebben we nagegaan.'

Richard keek haar zoekend in haar doordringende, blauwe ogen. 'Ik was daarheen onderweg toen u mij vond. Ik dacht dat het geen kwaad kon om u bij me te hebben.' Hij maakte de mriswith-cape om zijn hals los en krabde achter in zijn nek. 'Hoe hebben jullie me in zo'n grote stad kunnen vinden?'

De twee mannen stonden erbij zonder enige emotie te tonen, maar ze trokken hun wenkbrauwen op terwijl ze naar de vrouwen keken.

`1.1 bent Meester Rahl,' zei Cara, die dacht dat dit genoeg zou verklaren. Richard zette zijn vuisten in zijn zij. 'Dus?'

`De band,' zei Berdine. Ze keek stomverbaasd naar de onverschillige uitdrukking op zijn gezicht. 'We hebben een band met Meester Rahl.'

`Ik begrijp niet wat dat betekent. Wat heeft dat te maken met het feit dat jullie me hebben gevonden?'

De vrouwen wisselden blikken met elkaar uit. Cara hield haar hoofd iets scheef. `U bent Meester Rahl, de Meester van D'Hara. Wij zijn D'Haranen. Waarom begrijpt u dat niet?'

Richard veegde het haar van zijn voorhoofd en slaakte een zucht van uitputting. 'Ik ben in het Westland opgevoed, twee grenzen van D'Hara vandaan. Ik heb nooit iets van D'Hara geweten, en van Darken Rahl nog minder, totdat men de grenzen heeft neergehaald. Ik kwam er pas een paar maanden geleden achter dat Darken Rahl mijn vader was.' Hij keek van hun verbijsterde blikken weg. 'Hij verkrachtte mijn moeder, en zij vluchtte naar het Westland voordat ik werd geboren, voordat men de grenzen slechtte. Darken Rahl heeft tot aan zijn dood toe nooit geweten dat ik bestond, en dat ik zijn zoon was. Of ik Meester Rahl ben of niet — daar weet ik niets van.'

De twee mannen stonden er al die tijd al emotieloos bij. De vier MordSith keken hem een poos aan en de vlam van de kaars weerspiegelde zich als een lichtpuntje in hun ooghoeken, toen ze zijn ziel opnieuw leken te onderzoeken. Hij vroeg zich af of ze spijt hadden dat ze de eed van trouw aan hem hadden afgelegd.

Richard voelde zich ongemakkelijk als hij zijn afkomst uit de doeken deed aan mensen die hij niet echt kende. 'Jullie hebben me nog steeds niet uitgelegd hoe jullie me hebben gevonden.'

Toen Berdine haar cape uittrok en hem boven op de stapel spullen gooide, legde Cara haar hand op zijn schouder en drukte hem op het hart in de stoel te gaan zitten. Toen hij merkte dat de loszittende onderdelen onder zijn gewicht scheefzakten, betwijfelde hij of de stoel hem zou kunnen dragen, maar dat was wel zo. Ze keek naar de twee mannen op. `Misschien kunnen jullie hem die verbondenheid beter uitleggen, want jullie voelen die het sterkst. Ulic?'

Ulic ging op zijn andere been staan. 'Waar moet ik beginnen?'

Cara stond op het punt iets te zeggen, maar Richard onderbrak haar. `Ik heb belangrijke dingen te doen en ik heb niet zoveel tijd. Vertel me alleen de hoofdzaken. Vertel me over die band.'

Ulic knikte. 'Ik zal u vertellen wat wij daarover hebben geleerd.' Richard wees naar de bank en beduidde Ulic te gaan zitten. Het maakte hem onzeker om de man boven zich te zien uittorenen als een soort berg met armen. Richard keek over zijn schouder en zag dat Gratch tevreden zijn vacht likte, maar zijn gloeiende groene ogen op de mensen gericht hield. Richard glimlachte gerustgesteld. Gratch was nooit zoveel mensen gewend, en Richard wilde dat hij zich op zijn gemak voelde, zeker met het oog op zijn plannen. Het gezicht van de kaai plooide zich tot een glimlach, maar zijn oren stonden gespitst terwijl hij luisterde. Richard wenste dat hij zeker wist hoeveel Gratch van hun gesprek begreep. Ulic schoof de bank naar voren en ging zitten. 'Lang geleden...'

`Hoe lang?' viel Richard hem in de rede.

Ulic wreef met zijn duim over het handvat van het mes aan zijn riem, terwijl hij nadacht wat hij zou antwoorden. Zijn diepe stem klonk alsof hij er kaarslicht mee zou kunnen doven. 'Lang geleden... ten tijde van het ontstaan van D'Hara. Een paar duizend jaar geleden, denk ik.'

`En wat gebeurde er in die tijden van het begin?'

`Nu, toen ontstond de band. In de tijden van het begin wierp de eerste Meester Rahl zijn toverkracht, zijn magie, over het D'Haraanse volk uit, om ons te beschermen.'

Richard trok een wenkbrauw op. 'Je bedoelt: om over jullie te heersen.'

Ulic schudde zijn hoofd. 'Het was een overeenkomst. Het Huis van Rahl...' hij klopte op de sierletter — de letter R die in het leer op zijn borst was gesneden, 'zou de magie, en het D'Haraanse volk zou het staal zijn. Wij beschermen hem en hij beschermt ons op zijn beurt. We hebben een onderlinge band.'

`Waarom zou een tovenaar de bescherming van staal nodig hebben? Tovenaars hebben hun eigen magie.'

Ulics leren uniform kraakte toen hij met zijn elleboog op zijn knie leunde en ernstig keek. 'IJ hebt magie. Heeft die u altijd beschermd? Je kunt niet altijd wakker zijn, of zien wie er achter je staat, of je magie snel genoeg aanroepen als ze met een heleboel zijn. Zelfs mensen met magie zullen sterven als iemand ze de keel doorsnijdt. U hebt ons nodig.' Richard gaf zich op dat punt gewonnen. 'Dus wat heeft die band met mij te maken?'

`Nou, de overeenkomst, de magie verbindt het volk van D'Hara met Meester Rahl. Als Meester Rahl sterft, kan de band worden overgedragen op zijn begaafde erfgenaam.' Ulic haalde zijn schouders op. 'De band is het magische van die verbintenis. Alle D'Haranen voelen dat. We begrijpen dat vanaf onze geboorte. We herkennen Meester Rahl door die band. Als Meester Rahl dicht bij ons is, voelen wij zijn aanwezigheid. Zo hebben wij u gevonden. Als we dichtbij genoeg zijn, dan kunnen we u voelen.' Richard greep de leuningen van de stoel beet terwijl hij voorover leunde. 'Je bedoelt dat alle D'Haranen mijn aanwezigheid kunnen voelen, en weten waar ik ben?'

`Nee. Er zit meer achter.' Ulic wurmde zijn vinger onder een leren schild om zijn schouder te krabben, en probeerde intussen een plausibele verklaring te bedenken.

Berdine zette haar ene voet naast Ulic op de bank en leunde op één elleboog voorover. Ze wilde hem te hulp snellen. Haar dikke bruine vlecht viel over haar schouder naar voren. 'IJ moet weten dat we allereerst de nieuwe Meester Rahl moeten herkennen. Ik bedoel daarmee dat we zijn regels op een formele manier moeten herkennen en aanvaarden. Die aanvaarding is niet formeel in ceremoniële zin, maar meer als een soort begrip en aanvaarding in ons hart. Het hoeft geen aanvaarding te zijn die we wensen, en in het verleden was dat met ons ook niet het geval, maar aanvaarding is desondanks vanzelfsprekend.'

`Je bedoelt dat je moet geloven.'

Alle gezichten keken hem glunderend aan.

`Ja. Zo kun je het heel goed uitdrukken,' bracht Egan te berde. 'Als we eenmaal zijn heerschappij aanvaarden, voelen we ons met Meester Rahl verbonden, zo lang hij leeft. Als hij sterft, neemt de nieuwe Meester Rahl zijn plaats in, en dan zijn we met hem verbonden. Zo zou het tenminste moeten werken. Ditmaal ging er iets mis en Darken Rahl, of liever zijn geest, bleef voor een deel in deze wereld voortbestaan.'

Richard' zette zijn stoel rechtop. 'De poort. De kisten in de Levenstuin zijn een poort naar de onderwereld, en ze hebben er eentje open laten staan. Toen ik twee weken geleden terugkwam, heb ik hem weer dichtgedaan en Darken Rahl voorgoed naar de onderwereld teruggestuurd.' Ulics spieren zwollen op toen hij zijn handpalmen tegen elkaar wreef. `Toen Darken Rahl aan het begin van de winter stierf en u voor het paleis sprak, dachten veel D'Haranen dat u de nieuwe Meester Rahl was. Maar sommigen ook niet. Sommigen gehoorzaamden nog steeds aan hun trouw, hun band met Darken Rahl. Dat moet iets te maken hebben met die poort die volgens u openstond. Dat is nog nooit eerder gebeurd, althans, voor zover ik weet.

Toen u naar het paleis terugkeerde en Darken Rahls geest versloeg door uw gave te gebruiken, hebt u ook de rebellerende officiers verslagen die u aan de kaak stelden. Door Darken Rahls geest uit te bannen hebt u de band verbroken die nog steeds bij sommigen van hen bestond, en hebt u de anderen in het paleis overtuigd van uw autoriteit als Meester Rahl. Ze zijn u nu allemaal trouw. Het hele paleis. Ze voelen zich allen met u verbonden.'

`Zoals dat hoort,' zei Raina beslist. 'ti hebt de gave — u bent een tovenaar. U bent de magie tegen magie, en de D'Haranen, uw volk, zijn staal tegen staal.'

Richard keek haar in de donkere ogen. 'Ik weet minder van die band, van dit gedoe over staal tegen staal en magie tegen magie af dan ik weet over hoe het is om een tovenaar te zijn, en van dat laatste weet ik vrijwel niets af. Ik weet niet hoe ik magie moet gebruiken.'

De vrouwen staarden hem even aan en begonnen toen te lachen, alsof hij een grap had gemaakt en zij hem de indruk wilden geven dat ze daar erg veel schik om hadden.

`Ik meen het. Ik weet niet hoe ik mijn gave moet gebruiken.'

Hally klopte hem op zijn schouder en wees naar Gratch. 'IJ voert het bevel over de beesten, net als Darken Rahl. Wij kunnen geen beesten commanderen. U praat zelfs met hem. Een kaai!'

`Daar weet je niets van. Ik heb hem gered toen hij nog maar een pup was. Ik heb hem opgevoed, dat is alles. We zijn vrienden geworden. Dat heeft niets met magie te maken.'

Hally klopte hem weer op zijn rug. 'Dat mag voor u dan geen magie lijken, Meester Rahl, maar geen van ons zou dat klaarspelen.'

`Maar... ?'

`We hebben vandaag gezien dat u onzichtbaar werd,' zei Cara. Ze lachte niet meer. 'Gaat u ons vertellen dat dat geen magie was?'

`Nou, ja, ik denk dat dat magie was, maar niet het soort waar jullie aan denken. Jullie begrijpen gewoon niet...'

Cara trok een wenkbrauw op. 'Meester Rahl, voor u is dat begrijpelijk, want u hebt de gave. Voor ons is dat magie. U wilt toch niet zeggen dat een van ons zoiets zou kunnen?'

Richard veegde met zijn hand over zijn gezicht. 'Nee, dat zouden jullie niet kunnen Maar het is nog steeds niet wat jullie denken dat het is.' Raina keek hem met haar donkere ogen aan op de manier waarop MordSith kijken wanneer ze onderworpenheid verwachten in plaats van een woordentwist — een staalachtige blik die zijn tong leek te verlammen. Hoewel hij geen gevangene van Mord-Sith meer was en deze vrouwen hem probeerden te helpen, deed haar blik hem nog steeds zwijgen. `Meester Rahl,' zei ze op een zachte toon die de muisstille kamer vulde, `in het Volkspaleis vocht u tegen de geest van Darken Rahl. U vocht als een man van vlees en bloed tegen de geest van een machtig tovenaar die was teruggekeerd van de onderwereld — de wereld van de doden, om ons allemaal te vernietigen. Hij bestond niet in lichamelijke zin, hij was een geest, die slechts door magie werd bezield. U kon zo'n demon slechts met uw eigen magie bestrijden.

In het gevecht liet u bliksemschichten ontstaan die waren aangedreven door magie, en ze flitsten door het paleis en verwoestten de rebelse leiders die zich tegen u hadden gekeerd en wilden dat Darken Rahl zou zegevieren. Iedereen in het paleis die geen band met u had, raakte die dag alsnog met u verbonden. Die dag heeft niemand van ons in zijn hele leven ooit iets wat zo op magie lijkt door het paleis zien knetteren.'

Ze boog zich naar hem toe en hield hem nog steeds gevangen in de blik van haar donkere ogen, en de hartstocht in haar stem sneed door de stilte. 'Dat was magie, Meester Rahl. We stonden allen op het punt te worden gedood, te worden opgeslokt door de wereld van de doden. U hebt ons gered. U hebt zich gehouden aan uw deel van de overeenkomst: u was magie tegen de magie. U bent Meester Rahl. We zouden ons leven voor u opofferen.'

Richard besefte dat hij met zijn linkerhand het gevest van zijn zwaard stevig vastgreep. Hij kon de bobbelige letters van het woord WAARHEID in zijn huid voelen drukken.

Hij slaagde erin zich aan Raina's blik te ontworstelen en nam de anderen in zich op. 'Alles wat jullie zeggen is waar, maar het is niet zo eenvoudig als jullie geloven. Er zit meer achter. Ik wil niet dat jullie denken dat ik de dingen die ik deed, kon doen omdat ik wist hoe dat moest. Het gebeurde gewoon. Darken Rahl heeft zijn hele leven gestudeerd om een tovenaar te zijn, om de magie te kunnen gebruiken. Ik weet daar bijna niets van. Jullie stellen te veel vertrouwen in me.'

Cara haalde haar schouders op. 'Dat begrijpen we: u moet nog veel meer over magie leren. Dat is goed. Het is altijd goed om meer te leren. U zult ons beter dienen naarmate u meer hebt geleerd.'

`Nee, je begrijpt niet...'

Ze legde haar hand geruststellend op zijn schouder. 'Hoeveel u ook weet, er zal altijd meer zijn — niemand weet alles. Maar dat verandert niets. U bent de Meester Rahl. We zijn met u verbonden.' Ze pakte zijn schouder. 'Zelfs al zou iemand van ons daar iets aan willen veranderen, dan zouden we dat niet eens kunnen.'

Plotseling voelde Richard zich rustig. Hij wilde hen eigenlijk niet op andere gedachten brengen, want hij kon hun hulp en trouw goed gebruiken. 'Jullie hebben me al eens eerder geholpen, misschien hebben jullie mijn leven zelfs wel gered, daarginds midden op straat, maar ik wil alleen niet dat jullie meer vertrouwen in me hebben dan gerechtvaardigd is. Ik wil jullie niet bedriegen. Ik wil dat jullie me volgen, omdat wat ik doe rechtvaardig is, en niet op grond van een band die met magie is gesmeed. Dat is slavernij.'

`Meester Rahl,' zei Raina, en haar stem klonk voor het eerst wat onvast, `vroeger waren we met Darken Rahl verbonden. We hadden daarin niet meer keus dan nu. Hij heeft ons uit ons huis gehaald toen we jong waren, hij heeft ons opgeleid en ons gebruikt om....'

Richard ging staan en hield zijn vingertoppen voor haar lippen. 'Dat weet ik. Dat geeft niet. Je bent nu vrij.'

Cara greep hem bij zijn hemd en trok hem naar zich toe. 'Begrijpt u het dan niet? Zelfs al haatten velen van ons Darken Rahl, toch werden we gedwongen hem te dienen, omdat we met hem verbonden waren. Dat was slavernij.

Het is voor ons niet belangrijk dat u niet alles weet. We zijn aan u als Meester Rahl verbonden, wat er ook gebeurt. Voor het eerst in ieder van ons leven is dat geen last. Als de band er niet was geweest, dan zouden we hetzelfde kiezen — en dat is geen slavernij.'

`We weten niets van uw magie af,' zei Hally, 'maar we kunnen u helpen leren wat het betekent om Meester Rahl te zijn.' De ironie van haar breder wordende glimlach maakte de uitdrukking van haar blauwe ogen zachter en liet iets zien van de vrouwen achter het begrip Mord-Sith. `Het is tenslotte de doelstelling van Mord-Sith om op te leiden, te onderwijzen.' Haar glimlach vervaagde, toen ze ernstig begon te kijken. `Het kan ons niet schelen als u nog meer stappen op uw reis moet zetten — we zullen u daarom niet in de steek laten.'

Richard kamde met zijn vingers door zijn haar. Hij was ontroerd door wat ze hadden gezegd, maar hun blinde devotie maakte hem wat ongerust. 'Als jullie maar begrijpen dat ik niet de tovenaar ben die jullie dachten te vinden. Ik weet een beetje van bepaalde magie, zoals mijn zwaard, maar ik weet niet veel van het gebruik van mijn gave af. Ik gebruikte wat uit mezelf voortkwam zonder het te begrijpen of het te kunnen beheersen, en de goede geesten hielpen me daarbij.' Hij zweeg een tijdje en keek in de diepte van hun afwachtende ogen. 'Denna is één van hen.'

De vier vrouwen glimlachten, elk op haar eigen manier. Ze hadden Denna gekend en wisten dat ze hem had opgeleid, en dat hij haar had gedood om te kunnen ontsnappen. Door dat te doen, bevrijdde hij haar van de band met Darken Rahl, en van wat ze was geworden, maar tegen een prijs die hem altijd zou blijven achtervolgen, zelfs al was haar geest nu in vrede — hij had het Zwaard van de Waarheid witheet moeten laten worden en heeft haar leven met die kant van de magie moeten beëindigen: met liefde en vergevingsgezindheid.

`Wat zou er beter kunnen fijn dan dat de goede geesten aan onze kant staan,' zei Cara zacht, die namens allen leek te spreken. 'Het is goed te weten dat Denna onder hen verkeert.'

Richard maakte zich los van hun blikken in een poging zich ook aan zijn kwellende herinneringen te ontworstelen. Hij veegde het stof van zijn broek en veranderde van onderwerp.

`Welnu, als Zoeker van de Waarheid was ik op weg om te zien wie hier in Aydindril de leiding over de D'Haranen voert. Ik heb iets belangrijks te doen en ik moet me haasten. Ik wist niet van deze band af, maar ik weet dat ik de Zoeker ben. Ik neem aan dat het geen kwaad kan om jullie allemaal bij me te hebben.'

Berdine schudde haar hoofd vol golvend, kastanjebruin haar. 'Wat een geluk dat we hem bijtijds hebben gevonden.' De andere drie mompelden instemmend.

Richard keek hen een voor een aan. 'Waarom is dat een geluk?' `Omdat,' zei Cara, 'men u nog niet als de Meester Rahl kent.'

`Ik heb je al eerder gezegd dat ik de Zoeker ben. Dat is belangrijker dan de Meester Rahl te zijn. Vergeet niet dat ik als de Zoeker de laatste Meester Rahl heb gedood. Maar nu jullie me over die band hebben verteld,-ben ik van plan het D'Haraanse commando te vertellen dat ik ook de nieuwe Meester Rahl ben, en loyaliteit van hen eis. Dat zal de uitvoering van mijn plannen er zeker gemakkelijker op maken.'

Berdine lachte blafferig. 'We wisten niet hoe gelukkig we waren om u op tijd te vinden.'

Raina veegde haar donkere pony naar achteren en keek haar zuster van de Agiel aan. 'Ik moet er nog van huiveren als ik eraan denk dat we hem op een haartje na kwijtraakten.'

`Waar heb je het over? Zij zijn D'Haranen. Ik dacht dat ze me konden voelen, dankzij die band.'

`We hadden jullie verteld,' zei Ulic, 'dat we eerst Meester Rahls heerschappij op een formele manier moeten erkennen en aanvaarden. Dat hebben jullie niet gedaan met deze mannen. Bovendien is de band niet bij iedereen van ons even sterk.'

Richard wierp zijn handen omhoog. 'Eerst zeggen jullie me dat ze me zullen volgen, en nu zeg je van niet?'

`IJ moet ze zelf aan u binden, Meester Rahl,' zei Cara. Ze zuchtte. 'Als u dat kunt. Het bloed van Generaal Reibisch is niet zuiver.'

Richard fronste. 'Wat betekent dat nu weer?'

`Meester Rahl,' zei Egan terwijl hij naar voren stapte, 'in de tijden van het begin, toen de eerste Meester Rahl het web uitspreidde en ons aan zich bond, was D'Hara niet wat het vandaag de dag is. D'Hara was een land in een groter land, ongeveer net zoals het Middenland uit verschillende landen bestaat.'

Richard herinnerde zich plotseling het verhaal dat Kahlan hem had verteld op de avond dat hij haar had ontmoet. Terwijl ze huiverend in de beschutting van een grillige pijnboom bij een vuur zaten, en ze zich bijna wezenloos waren geschrokken na hun ontmoeting met een kaai, had ze hem het een en ander verteld over de wereld buiten zijn thuisland, het Westland.

Richard staarde in een donkere hoek en herinnerde zich het verhaal. `Darken Rahls grootvader, Panis, de Meester van D'Hara, begon alle landen onder zijn bewind samen te voegen. Hij verzwolg alle landen en koninkrijken, en maakte er één geheel van: D'Hara.'

`Dat klopt,' zei Egan. 'Niet alle mensen die zichzelf nu D'Haranen noemen, stammen ook werkelijk van de eerste D'Haranen af — alleen degenen die een band hadden. Sommigen hebben een beetje echt D'Haraans bloed en anderen wat meer, en weer anderen, zoals Ulic en ik, hebben zuiver D'Haraans bloed. Een aantal heeft geen echt D'Haraans bloed —die voelen de band niet.

Darken Rahl liet net als zijn vader diegenen bij zich komen die hun geestverwant waren: mensen die naar macht hunkerden. Veel van die D'Haranen waren qua bloed niet zuiver, maar wel wat eerzucht betreft. Commandant-Generaal Trimack in het paleis, en de mannen van de Eerste Rot...' Richard gebaarde naar Ulic en Egan. `... en Meester Rahls persoonlijke lijfwachten zijn dus echt D'Haraans?'

Ulic knikte. 'Net als zijn vader vertrouwde Darken Rahl alleen mensen met zuiver bloed als zijn lijfwacht. Hij gebruikte mannen met gemengd bloed of zonder enige band om ver van het centrum van D'Hara oorlog te voeren en andere landen te veroveren.'

Richard streek met een vinger over zijn onderlip terwijl hij nadacht. 'Hoe zit het met die man die hier in Aydindril de D'Haraanse troepen aanvoert? Hoe heet hij?'

`Generaal Reibisch,' zei Berdine. 'Hij heeft gemengd bloed, dus zal het niet zo gemakkelijk gaan, maar als u ervoor kunt zorgen dat hij u erkent als de Meester Rahl, dan zal hij genoeg D'Haraans bloed blijken te hebben om zich te laten binden. Als een commandant zich eenmaal heeft laten binden, dan zullen velen van zijn manschappen hem meteen volgen — ze vertrouwen immers hun commandant, en ze zullen geloven wat hij gelooft. Als u Generaal Reibisch aan u kunt binden, dan zult u de troepen in Aydindril in uw macht hebben. Zelfs ondanks het feit dat sommige mannen geen echt D'Haraans bloed in de aderen hebben, zijn ze toch trouw aan hun leiders en zullen ze zich toch laten binden, om het maar zo uit te drukken.'

`Dan zal ik iets moeten doen om die Generaal Reibisch ervan te overtuigen dat ik de nieuwe Meester Rahl ben.'

Cara grijnsde gemeen. 'Daarom hebt u ons nodig. We hebben iets voor u meegebracht van Commandant-Generaal Trimack.' Ze wenkte Hally. `Laat het hem maar zien.'

Hally maakte de bovenste knopen van haar leren uitrusting los en haalde een lange gordeltas tussen haar borsten vandaan. Met een trotse glimlach gaf ze hem aan Richard. Hij haalde de rol eruit en keek aandachtig naar het in goudkleurige was gestempelde symbool van een doodshoofd met twee gekruiste zwaarden eronder.

`Wat is dit?'

`Commandant-Generaal Trimack wilde u helpen,' zei Hally. Met de glans van een glimlach nog in haar ogen raakte ze de was met één vinger aan. `Dit is het persoonlijke zegel van de commandant-generaal van de Eerste Rot. Het document is in zijn eigen handschrift geschreven. Hij heeft het geschreven, terwijl ik erop stond te wachten, en hij zei me dat ik het aan u moest geven. Het is een verklaring dat u de nieuwe Meester Rahl bent, en er staat in dat de Eerste Rot en alle troepen en veldheren in D'Hara u als zodanig erkennen, een band met u hebben, en klaarstaan om uw verrijzenis tot de macht met hun leven te verdedigen. Eeuwige wraak wordt beloofd op eenieder die tegen u in opstand komt.'

Richard keek op naar haar blauwe ogen. `Hally, ik zou je wel kunnen kussen.'

Haar glimlach verdween ogenblikkelijk. 'Meester Rahl, u hebt ons vrij verklaard. We hoeven ons niet meer te onderwerpen...' Ze hield snel haar mond toen haar gezicht vuurrood werd, net als dat van de andere vrouwen. Hally boog haar hoofd en keek strak naar de vloer. Haar stem klonk als onderdanig gefluister. 'Vergeef me, Meester Rahl. Als u dat van ons wilt, dan offeren we ons natuurlijk gewillig op.'

Richard tilde haar kin met zijn vingertoppen op. `Hally, het was maar een woordspeling. Zoals je me al zei, jullie zijn ditmaal geen slaven, hoewel jullie een band hebben. Ik ben niet slechts de Meester Rahl, ik ben ook de Zoeker van de Waarheid. Ik hoop dat je me zult volgen omdat het voor een goede zaak is. Ik wil dat je je daar aan verbindt, en niet aan mij. Je zult nooit hoeven vrezen dat ik jouw vrijheid zal intrekken.' Hally slikte. 'Dank u, Meester Rahl.'

Richard zwaaide met de rol. 'Nu, zullen we die Generaal Reibisch eens kennis laten maken met de nieuwe Meester Rahl, zodat ik verder kan met wat ik moet doen?'

Berdine legde haar hand op zijn arm alsof ze hem wilde tegenhouden.

`Meester Rahl, de woorden van de commandant-generaal zijn als leidraad bedoeld. Ze zullen de troepen niet vanzelf aan u binden.' Richard zette zijn vuisten op zijn heupen. 'Jullie vieren hebben de kwalijke gewoonte iets vlak voor mijn gezicht te laten bungelen en het dan opeens weg te halen. Wat zou ik anders moeten doen? Een of ander listig toverkunstje?'

De vier knikten alsof hij eindelijk had geraden wat ze van plan waren. `Wat!' Richard boog zich naar hen toe. 'Bedoelen jullie dat die generaal me een of ander toverkunstje wil laten uithalen om mezelf te bewijzen?' Cara haalde haar schouders op. Ze voelde zich weinig op haar gemak. `Meester Rahl, dit zijn slechts woorden op papier. Ze zijn bedoeld om u te steunen, om u te helpen, en niet om uw taak te vervullen. In het paleis in D'Hara is het woord van de commandant wet, en u hebt een hogere rang, maar op het veld is dat niet zo. Hier is Generaal Reibisch de wet. U moet hem ervan overtuigen dat u boven hem staat.

Die manschappen zullen u niet gemakkelijk in hun hart sluiten. De Meester Rahl moet zich tonen als een figuur met een buitengewone kracht en macht. Ze moeten worden overdonderd om de band af te smeken, net als de troepen in het paleis, toen u de muren met bliksem in vuur en vlam zette. Zoals u zei: ze moeten geloven. Om te geloven is meer nodig dan woorden op papier. Generaal Trimacks brief is bedoeld als een deel, maar kan niet het geheel zijn.'

`Magie,' mompelde Richard terwijl hij zich in de gammele stoel liet zakken. Hij krabde zich in het gezicht en probeerde ondanks de beneveling van zijn vermoeidheid na te denken. Hij was de Zoeker, door een tovenaar benoemd, en dat was een positie van macht en verantwoordelijkheid — de Zoeker moest aan zijn eigen wetten gehoorzamen. Hij had zich voorgenomen dit als Zoeker te doen. Hij kon dat nog steeds als Zoeker. Hij wist wat het betekende de Zoeker te zijn.

Maar toch — als de D'Haranen in Aydindril hem trouw zouden zijn... Ondanks zijn vermoeidheid was één ding duidelijk: hij moest zich ervan verzekeren dat Kahlan in veiligheid was. Hij moest zijn verstand gebruiken en niet slechts op zijn hart vertrouwen. Hij kon niet eenvoudigweg achter haar aan hollen zonder acht te slaan op wat er gaande was, niet als hij echt zeker wilde weten dat ze het goed maakte. Hij moest dit doen. Hij moest de harten van de D'Haranen zien te veroveren. Richard sprong overeind. 'Hebben jullie je roodleren uitrusting meegebracht?' Bloedrode leren Mord-Sith-kostuums werden gedragen als ze van plan waren elke vorm van discipline aan de kant te zetten — op rood zag je geen bloed. Als een Mord-Sith haar roodleren tenue droeg, dan gold dat als een verklaring dat ze een hoop bloed verwachtte, en iedereen wist dat dat niet het hare zou zijn.

Hally glimlachte schrander, terwijl ze haar armen over haar borsten sloeg. 'Een Mord-Sith gaat nergens heen zonder haar rode tenue.'

Cara knipperde verwachtingsvol met haar ogen. 'Had u iets bijzonders in gedachten, Meester Rahl?'

`Ja.' Richard glimlachte poeslief naar haar. 'Willen ze macht en kracht zien? Willen ze een verbijsterend staaltje toverkunst zien? We zullen ze toverkunst geven. We zullen ze overdonderen.' Hij stak een vinger waarschuwend omhoog. 'Maar jullie moeten doen wat ik zeg. Ik wil niet dat er iemand van jullie gewond raakt. Ik heb jullie niet bevrijd om je te laten doden.'

Hally keek hem met een ijzeren blik aan. 'Mord-Sith sterven niet oud en tandeloos in bed.'

Richard zag in die blauwe ogen een spoortje van de waanzin die meedogenloze wapens van deze vrouwen had gemaakt. Hij had zelf iets moeten doorstaan van wat hun was aangedaan, en wist wat het betekende met die waanzin te leven. Hij bleef haar aankijken en probeerde met zachte stem de hardheid in haar blik te verzachten. 'Als jullie je laten doden, Hally, wie zal mij dan beschermen?'

`Als we onze levens moeten .opofferen, dan doen we dat, anders zal er geen Meester Rahl zijn die bescherming biedt.' Een onverwachte glimlach verzachtte Hally's ogen en bracht een beetje licht in de schaduw. `We willen dat Meester Rahl in bed sterft, oud en tandeloos. Wat moeten we doen?'

Een schaduw van twijfel gleed over zijn gedachten. Werd zijn eerzucht door diezelfde waanzin verwrongen? Nee. Hij had geen keus. Dit zou levens redden, geen levens vergen.

`Trekken jullie vieren je roodleren tenue aan. We wachten wel buiten, terwijl jullie je omkleden. Als jullie daarmee klaar zijn, zal ik alles uitleggen.'

Hally greep zijn hemd beet, toen hij zich omdraaide en wilde weglopen. `Nu we u gevonden hebben, laten we u niet uit het zicht verdwijnen. U moet hier blijven, terwijl we ons omkleden. U mag u omdraaien als u wilt.' Richard draaide zich met een zucht om en sloeg zijn armen over elkaar. De twee mannen stonden toe te kijken. Richard fronste zijn wenkbrauwen en gebaarde hen zich ook om te draaien. Gratch hield zijn hoofd een beetje schuin en keek verbaasd. Hij haalde zijn schouders op en draaide zich net als Richard om.

`We zijn blij dat u hebt besloten die manschappen aan u te binden, Meester Rahl,' zei Cara. Hij hoorde dat ze spullen uit hun bepakking haalden. 'IJ zult veel veiliger zijn onder de bescherming van een heel leger. Nadat u ze aan u hebt verbonden, zullen we meteen naar D'Hara vertrekken, waar u veilig zult zijn.'

`We gaan niet naar D'Hara,' zei Richard over zijn schouder. 'Ik heb belangrijke dingen te doen. Ik heb plannen.'

`Plannen, Meester Rahl?' Hij kon Raina's adem bijna achter in zijn nek voelen toen ze haar bruine leren tenue afstroopte. 'Wat voor plannen?' `Wat voor plannen zou de Meester Rahl kunnen hebben? Ik ben van plan de wereld te veroveren.'