HOOFDSTUK 9
‘Z
e hoefden zich niet met geweld een weg te banen door de menigte, want ze deden een golf van paniek over hen heen slaan, zoals het aanzicht van wolven een kudde schapen verontrust.
Mensen schreeuwden, terwijl ze alle kanten uit stoven. Moeders tilden kinderen in de armen, terwijl ze wegrenden, mannen vielen met hun gezicht in de sneeuw toen ze wilden opstaan en weghollen, straatventers lieten hun waar in de steek om als bezetenen voor hun leven te rennen en aan beide kanten van de straat werden winkeldeuren dichtgeslagen.
Die paniek was een goed teken, dacht Richard. Ze zouden in elk geval niet over het hoofd worden gezien. Het was natuurlijk tamelijk lastig om een kaai van meer dan twee meter die midden op de dag door de stad liep over het hoofd te zien. Richard dacht dat Gratch de dag van zijn leven moest hebben. De anderen, die een minder onschuldige opvatting van hun naderende taak hadden, keken grimmig, terwijl ze in het midden van de straat voortliepen.
Gratch liep achter Richard, die op zijn beurt achter Egan en Ulic liep en Cara en Berdine links en Raina rechts van zich had. Deze volgorde was niet toevallig. Ulic en Egan hadden erop aangedrongen dat zij aan weerszijden van hem moesten lopen, alsof ze Meester Rahls lijfwachten waren. De vrouwen hadden weinig op met dat idee en wierpen tegen dat ze op die manier de laatste verdedingingslijn rond Meester Rahl zouden vormen. Gratch kon het niet schelen waar hij liep — als hij maar dicht genoeg bij Richard was.
Richard moest zijn stem verheffen om die discussie een halt toe te roepen. Hij had ze gezegd dat Ulic en Egan voorop zouden lopen om de weg vrij te maken als dat nodig was, dat de Mord-Sith beide flanken zouden beschermen en dat de kaai achteraan zou lopen, omdat hij over elk van hen heen kon kijken. Allen leken toen tevreden, in de veronderstelling dat de positie die hen was toebedeeld, de beste bescherming voor Meester Rahl zou blijken te zijn.
Ulic en Egan hadden hun capes naar achteren over hun schouders geduwd en droegen de banden met de scherpe uitsteeksels boven hun ellebogen, maar ze droegen hun zwaard in de schede aan hun riem. De vier vrouwen die van top tot teen waren bedekt door nauwe, bloedrode leren tenues met op hun buik de gele ster en de sikkel van Mord-Sith, droegen hun Agiel in hun vuisten, gestoken in bepantserde roodleren handschoenen.
Richard wist maar al te goed hoeveel moeite het kostte om een Agiel vast te houden. Net als de Agiel waarmee Denna hem had leren omgaan en die ze hem had gegeven, hem pijn deed wanneer hij hem vasthield, was het voor deze vrouwen niet mogelijk hun eigen Agiel vast te houden zonder dat ze de magie ervan voelden. Die pijn was ondraaglijk, wist Richard, maar Mord-Sith waren getraind in een hoge pijngrens en ze verlustigden zich koppig in hun vermogen die te kunnen verdragen. Richard had geprobeerd ze over te halen afstand te doen van hun Agiel, maar dat weigerden ze. Hij zou dat kunnen bevelen, dacht hij, maar als hij dat deed zou hij de vrijheid die hij ze had verleend, intrekken, en het stond hem tegen zoiets te doen. Als ze afstand wilden doen van hun Agiel, dan moesten ze dat zelf weten. Ze zouden het toch niet doen, dacht hij. Nu hij het Zwaard van de Waarheid zo lang had gedragen, begreep Richard dat wensen strijdig kunnen zijn met principes – hij had een hekel aan het zwaard en was er liever van af, en van de dingen die hij ermee deed en die het met hem deed, maar bij iedere afslag had hij gevochten om het te behouden.
Een stuk of zestig manschappen liepen als een kudde in de rondte voor het vierkante, twee verdiepingen tellende gebouw dat door het D'Haraanse commando in beslag was genomen. Slechts zes van hen die in het voorportaal stonden, leken formeel op hun positie te staan. Zonder zijn pas te vertragen liepen Richard en zijn kleine gezelschap in een rechte lijn dwars door het kluitje mannen heen naar de trap. De mannen deinsden allemaal wankelend achteruit en schrik maakte zich van hen meester toen ze dit vreemde tafereel aanschouwden.
Ze raakten niet in paniek zoals de mensen op de markt, maar gingen vooral achteruit om ze door te laten. De blikken van de vier vrouwen deden de anderen even gemakkelijk terugdeinzen als koud staal. Sommige mannen grepen het gevest van hun zwaard, terwijl ze een paar stappen achteruit deden.
`Opzij voor Meester Rahl!' riep Ulic. De soldaten wankelden in hun wanorde nog verder naar achteren. Een paar ervan, die in verwarring verkeerden, maar geen risico wilden nemen, maakten een buiging.
Vanuit de cocon van zijn concentratie bekeek
Richard dit alles onder de capuchon van zijn
mriswith-cape.
Voordat iemand de tegenwoordigheid van geest had ze tegen te houden of ze een vraag te stellen, liepen ze door de menigte soldaten heen en beklommen ze de twaalf treden naar de eenvoudige, in ijzer gevatte deur. Bovenaan besloot een man die ongeveer even groot was als Richard eraan te twijfelen of ze hier wel naar binnen mochten. Hij ging voor de deur staan.
`U moet wachten...'
`Ga opzij voor Meester Rahl, idioot!' gromde Egan zonder zijn pas te vertragen.
De bewaker keek naar de armbanden. 'Wat— ?'
Egan, die nog steeds doorliep, gaf de man een klap met de rug van zijn hand en duwde hem opzij. De bewaker tuimelde van het portaal. Twee van de anderen sprongen naar beneden om ruimte voor ze te maken, en de andere drie openden de deur en liepen achteruit door de deuropening. Richard huiverde. Hij had iedereen, zelfs Gratch, gezegd dat hij niet wilde dat er ook maar iemand gewond raakte, tenzij dat echt nodig was. Hij maakte zich zorgen om wat iedereen noodzakelijk zou vinden.
De soldaten die binnen waren en de consternatie buiten hadden gehoord, stormden op hen af vanuit zalen die slechts door een paar lampen werden verlicht. Toen ze Ulic en Egan en de gouden banden boven hun ellebogen zagen, trokken zij hun wapens niet, hoewel dat maar weinig leek te schelen. Een dreigend gegrom van Gratch deed hen wat langzamer lopen. Toen ze de Mord-Sith in hun rode leer zagen, bleven ze staan.
`Generaal Reibisch,' zei Ulic alleen maar.
Een paar mannen stapten naar hem toe.
`Meester Rahl wil Generaal Reibisch spreken,' zei Egan op kalme, gezaghebbende toon. 'Waar is hij ?'
De mannen keken achterdochtig maar zeiden niets. Een stoere officier rechts van hen, met de vuisten op de heupen en met een woeste blik op zijn pokdalige gezicht, duwde zich door zijn manschappen heen.
`Wat is hier aan de hand?'
Hij deed agressief een stap naar voren – één te veel – en stak dreigend een vinger naar hen op. In een oogwenk had Raina haar Agiel op zijn schouder gedrukt, en had hem op zijn knieën doen vallen. Ze hield hem schuin omhoog en duwde de punt in de zenuw aan de zijkant van zijn nek. Zijn gil galmde door de zalen. De rest van zijn lichaam schoot in een stuip achteruit.
`Je mag alleen maar vragen beantwoorden,' zei Raina op de onmiskenbare bedwelmende toon van een Mord-Sith die de zaak feilloos in de hand heeft, 'je mag ze niet stellen.' s Mans hele lichaam schokte, terwijl hij schreeuwde. Raina boog zich over hem heen en het rode leer kraakte. 'Ik geef u nog maar één kans. Waar is Generaal Reibisch?' Zijn arm schoot omhoog en zwaaide onbeheerst heen en weer, maar hij kon de richting van de middelste van de drie zalen nog net aanwijzen. `Deur... eind... zaal.'
Raina trok haar Agiel terug. 'Dank je.' De man zakte in elkaar als een marionet waarvan de draden zijn doorgeknipt. Richard spaarde zijn concentratie niet en kromp ineen van meevoelendheid. Al kon een Agiel alle pijn van de wereld doen, Raina had hem niet gebruikt om ermee te doden — hij zou herstellen, maar de andere mannen keken met grote ogen toe terwijl hij ineenkromp van een restje doodsangst. 'Buig voor de Meester Rahl,' siste ze. ',Jullie allemaal.'
`Meester Rahl?' vroeg een paniekerige stem. ,
Hally stak haar hand uit naar Richard. 'Meester Rahl.'
De mannen staarden in verwarring. Raina knipte met haar vingers en wees naar de vloer. Ze vielen op hun knieën. Voor ze tijd hadden om na te denken, waren Richard en zijn kleine gezelschap al op weg naar de zaal, en de stappen van hun laarzen op de vloer van brede planken galmden tegen de muren. Sommige mannen volgden hen met getrokken zwaard.
Aan het eind van de zaal smeet Ulic een deur open die toegang bood tot een kamer met een hoog plafond die van elke versiering was ontdaan. Hier en daar schemerden zwemen van het vroegere blauwe kleurschema door de eenvoudige, witte pleisterlaag heen. Gratch moest zich buigen en zijn achterste optillen om door de deuropening te kunnen. Richard lette niet op het zorgelijke gevoel in zijn maag dat hem vertelde dat ze in een slangenkuil terechtkwamen.
In de kamer werden ze begroet door drie reusachtige gelederen van D'Haraanse soldaten, die allen strijdbijlen of zwaarden in hun hand hielden. Het was een massieve muur van grimmige gezichten, spieren en staal. Achter de soldaten stond een lange tafel voor een muur met kale ramen die uitzicht boden op een besneeuwde binnenplaats. Boven de achterste muur van de binnenplaats zag Richard de torenspitsen van het Paleis van de Belijdsters, en hoog daarboven, op de berg, de Tovenaars-toren.
Een rij strenge mannen zat achter de tafel en keek de indringers aan. Op hun bovenarmen, die gedeeltelijk schuilgingen onder mouwen van maliënkolder, zaten regelmatig aangebrachte littekens waarvan Richard vermoedde dat die de rang van de desbetreffende functionaris aanduidden. De mannen gedroegen zich ongetwijfeld als officieren: hun ogen glinsterden van zelfvertrouwen en waardigheid.
De man in het midden liet zijn stoel achterover kantelen en sloeg zijn gespierde armen over elkaar, armen met meer littekens dan die van de anderen. Zijn pluizige, roestkleurige baard bedekte gedeeltelijk een oud, wit litteken dat van zijn linkerslaap tot aan zijn kaak liep. Zijn zware wenkbrauwen hingen omlaag van ongenoegen.
Hally keek de soldaten woest aan. 'We zijn hier om Generaal Reibisch te spreken. Ga uit de weg, of we zullen u een handje helpen.'
De commandant van de bewakers stak zijn arm naar haar uit. IJ zult...' Hally mepte met haar bepantserde handschoen tegen de zijkant van zijn schedel. Egan hief zijn elleboog op om op de schouder van de commandant in te hakken. Toen hij terugdeinsde, greep Egan de commandant bij zijn haar, boog zijn nek over zijn knie en omklemde diens luchtpijp.
`Als u wilt sterven, dan zegt u het maar.'
De commandant klemde zijn lippen zo stevig op elkaar dat ze wit werden. De andere mannen barstten in woedend gevloek uit en drongen naar voren. Gratch kwam waarschuwend overeind.
`Laat ze erdoor,' zei de baardige man achter de tafel.
De mannen deinsden achteruit en maakten slechts genoeg ruimte voor ze vrij om zich er doorheen te wringen. De vrouwen zwaaiden hun Agiel naar weerszijden, en de soldaten maakten wat meer ruimte. Egan liet de commandant vallen. Hij knielde hoestend op zijn niet-aangedane arm en knieën neer en snakte naar adem. Achter hen vulden de deuropening en de zaal daarachter zich met nog meer mannen, die allen gewapend waren.
De man met de roestkleurige baard liet de voorste stoelpoten met een bons op de vloer neerkomen. Hij vouwde zijn handen ineen boven een hoopje paperassen tussen stapels papier die keurig aan weerszijden waren neergelegd.
`Wat komt u doen?'
Hally stapte tussen Ulic en Egan door naar hem toe. `U bent Generaal Reibisch?' De man met de baard knikte. Hally boog haar hoofd naar hem toe. Het was een lichte buiging — Richard had een Mord-Sith zich nooit tot meer zien verwaardigen, zelfs niet tegenover een koningin. 'We brengen een boodschap van Commandant-Generaal Trimack van de Eerste Rot. Darken Rahl is dood, en zijn geest is door de nieuwe Meester Rahl naar de onderwereld verbannen.'
Hij trok een wenkbrauw op. 'Is dat zo?'
Ze haalde de rol uit de gordeltas en gaf die hem. Hij inspecteerde even het zegel en brak het met zijn duim. Hij kantelde weer met zijn stoel achterover, terwijl hij de brief openvouwde en zijn grijsachtig groene ogen schoten heen en weer, terwijl hij las. Eindelijk liet hij zijn stoel weer met een bons neerkomen.
`En daar zijn jullie met z'n allen voor moeten
komen — om me een boodschap te overhandigen?'
Hally plantte haar gepantserde knokkels op de tafel en boog zich naar hem toe. 'We brengen u niet slechts een boodschap, Generaal Reibisch, we brengen u ook Meester Rahl.'
`Zozo? En waar is die Meester Rahl van jullie dan wel?'
Hally keek hem aan met haar beste Mord-Sith-uitdrukking: alsof ze geen nieuwe vragen verwachtte. 'Hij staat tegenover u.'
Reibisch keek langs haar heen naar het gezelschap vreemdelingen en had een tijdje nodig om de kaai in zich op te nemen. Hally ging rechtop staan en strekte haar arm naar Richard uit.
`Mag ik u voorstellen: Meester Rahl, de Meester van D'Hara en het gehele volk.'
Mannen fluisterden en gaven haar woorden door aan degenen in de zaal. Generaal Reibisch maakte een verward gebaar naar de vrouwen.
`Een van jullie beweert Meester Rahl te zijn?'
`Doe niet zo dwaas,' zei Cara. Ze stak haar hand naar Richard uit. 'Dit is Meester Rahl.'
De wenkbrauwen van de generaal trokken zich samen tot een frons. 'Ik weet niet wat voor spelletje dit is, maar mijn geduld raakt...'
Richard duwde de capuchon van zijn mriswith-cape naar achteren en liet zijn concentratie verslappen. Voor de ogen van de generaal en al zijn mannen leek Richard uit het niets te verschijnen.
Overal om hen heen snakten soldaten naar adem. Sommigen vielen achterover. Anderen lieten zich in diepe buigingen op de knieën zakken. `Ik,' zei Richard zacht, 'ben Meester Rahl.'
Er volgde een ogenblik van doodse stilte, en toen barstte Generaal Reibisch in lachen uit en sloeg met zijn vlakke hand op tafel. Hij wierp zijn hoofd achterover en bulderde. Sommige mannen hinnikten met hem mee, maar te oordelen naar de manier waarop hun ogen bewogen was het duidelijk dat ze niet precies wisten waarom ze meelachten — ze dachten er alleen verstandig aan te doen.
Nadat zijn gelach was verstomd, kwam Generaal Reibisch overeind. `Knappe truc, jongeman. Maar ik heb een hoop trucs gezien sinds ik hier in Aydindril ben gestationeerd. Goh, op een dag kwam een man mij vermaken door vogels uit zijn broek te laten vliegen.' Hij fronste weer. 'Een moment geloofde ik je bijna, maar je bent nog geen Meester Rahl door een toverkunstje op te voeren. Misschien in Trimacks ogen, maar niet in de mijne. Ik buig niet voor straattovenaars.'
Richard stond als versteend en voelde alle ogen op zich gericht, terwijl hij uit alle macht probeerde te bedenken wat hij nu zou kunnen doen.
Hij had niet verwacht dat men in lachen zou uitbarsten. Hij kon geen enkel andere magie bedenken die hij zou kunnen gebruiken, en deze man kon blijkbaar geen echte magie van een goedkoop toverkunstje onderscheiden. Aangezien hij niets beters kon verzinnen, probeerde hij ten minste vol zelfvertrouwen te spreken.
`Ik ben Meester Rahl, de zoon van Darken Rahl. Hij is dood. Ik ben nu Meester Rahl. Als u uw positie wilt blijven vervullen, dan moet u voor me buigen, en me erkennen. Zo niet, dan zal ik u laten vervangen.' Generaal Reibisch grinnikte opnieuw en stak een vinger achter zijn broekriem. 'Doe nog maar een trucje, en als ik dat net zo goed vind, dan geef ik jou en je groep een munt, voordat ik jullie hier wegstuur. Ik geef je één munt voor je dapperheid, maar voor niets anders.'
De soldaten kwamen dichterbij en de stemming in de ruimte kreeg iets dreigends.
`Meester Rahl doet geen "kunstjes",' snauwde Hally.
Reibisch plantte zijn vlezige handen op tafel en boog zich naar haar toe. `Jullie kostuums zijn hoogst overtuigend, maar jullie kunnen beter niet voor Mord-Sith spelen, jongedame. Als een van hen jou te pakken krijgt, dan zal die zich jouw pretenties niet laten welgevallen. Mord-Sith vatten hun beroep serieus op.'
Hally dreef haar Agiel in zijn hand. Met een gil sprong Generaal Reibisch naar achteren, en zijn gezicht was een tafereel vol schrik. Hij trok een mes.
Gratch' gegrom deed de ruiten rinkelen. Zijn groene ogen gloeiden, terwijl hij zijn slagtanden ontblootte. Hij spreidde zijn vleugels met een klap als zeilen in een storm. Mannen deinsden achteruit en lieten hun gewapende handen zakken.
Richard kreunde inwendig. De dingen begonnen nu snel uit de hand te lopen. Hij wenste dat hij hier wat beter over had nagedacht, maar hij was er zeker van dat hij de D'Haranen uit ontzag tot zich kon bekeren door zichzelf onzichtbaar te maken. Hij had ten minste over hun ontsnapping moeten nadenken. Hij wist niet hoe ze dit gebouw levend moesten ontvluchten. Zelfs als ze daarin zouden slagen, zou dat ten koste van velen zijn — het zou een bloedbad kunnen worden. Dat wilde hij niet. Hij was dit gedoe rond Meester Rahl begonnen om te voorkomen dat mensen gewond raakten, niet om dat te veroorzaken. Om hem heen klonk geroep.
Bijna voor hij besefte wat hij deed, trok Richard zijn zwaard. Zeldzaam gerinkel van staal vulde de kamer. De magie van het zwaard vloeide in hem, snelde hem te hulp en overstroomde hem met woede. Het leek alsof hij werd getroffen door de hitte van een fornuis dat iemand tot op het bot kan verschroeien. Hij kende dat gevoel heel goed en wakkerde het aan - hij had geen keus. Vulkanen van woede kwamen in hem tot uitbarsting. Hij liet de geesten van hen die het zwaard voor hem hadden gebruikt, op de stormen van wraak met zich meevoeren.
Reibisch doorkliefde de lucht met zijn mes. 'Dood die bedriegers!' Toen de generaal over de tafel naar Richard sprong, galmde in de kamer plotseling een donderend lawaai. Overal vlogen glasscherven door de lucht die alle licht deden schitteren.
Richard bukte zich snel, toen Gratch over hem heen sprong. Stukjes van raamstijlen dwarrelden in spiralen boven hun hoofd. De officieren achter de tafel, van wie velen door het glas waren verwond, doken naar voren. Richard was stomverbaasd en besefte dat de ramen waren geïmplodeerd.
Gekleurde vegen flitsten door de glasregen. Schaduwen en licht vielen uit de lucht op de grond te pletter. Richard voelde ze ondanks de woede van het zwaard, en schrok.
Mriswith.
Ze kregen gedaante, toen ze de grond raakten.
De kamer werd één groot strijdtoneel. Richard zag flitsen rood, bonte vegen en zwaaiende bogen van staal. Een officier knalde met zijn gezicht op de tafel, en bloed spatte op de paperassen. Ulic gooide twee mannen over zich heen naar achteren. Egan sleurde nog twee mannen over de tafel.
Richard lette niet op het tumult om hem heen, maar greep het kalme middelpunt van dit alles. De kakofonie verstomde toen hij het koude staal tegen zijn voorhoofd hield en de kling zachtjes smeekte om hem vandaag trouw te zijn.
Hij zag en voelde alleen maar mriswith. Met elke vezel van zijn lichaam wilde hij ook niet anders.
De mriswith die het dichtst bij hem was, sprong omhoog, met zijn rug naar hem toe. Met een kreet van woede ontketende Richard de toorn van het Zwaard van de Waarheid. De punt van de kling maakte een fluitend geluid toen het zwaard in beweging kwam en het zijn doel trof —de magie had de smaak van bloed te pakken. De mriswith zakte zonder hoofd in elkaar en het driebladige mes scheerde over de vloer.
Richard draaide zich razendsnel om naar het hagedisachtige schepsel aan zijn andere zij. Hally sprong tussen hen in en stond hem in de weg. Hij draaide nog steeds rond en gebruikte deze energie om haar met zijn schouders opzij te duwen terwijl hij zijn zwaard in het rond zwaaide, en hij kliefde de tweede mriswith doormidden, nog voor het hoofd van de eerste de grond had geraakt. Stinkend bloed vertroebelde de lucht.
Richard sprong naar voren. Hij was in de greep van de woede en was één met de kling, met de geesten en zijn magie. Hij was, zoals de oude profetieën in Hoog D'Haran hem hadden genoemd en hij zichzelf had genoemd, fuer grissa ost drauka: de brenger van dood. Elke mindere kwalificatie zou de dood van zijn vrienden betekenen, maar hij kon nu niet meer redelijk denken. Hij was eenzaam in nood.
Hoewel de derde mriswith donkerbruin was, de kleur van het leer, kon Richard hem toch onderscheiden, toen hij door de mannenmenigte wegsnelde. Met een krachtige stoot dreef hij zijn zwaard tussen zijn schouderbladen. De doodskreet van de mriswith sidderde door de lucht. Mannen verstijfden toen ze dat geluid hoorden, en het werd stil in de kamer. Richard wierp de mriswith grommend van inspanning en woede opzij. Het levenloze karkas gleed van de kling op de vloer en smakte tegen een tafelpoot. De poot brak en een hoek van de tafel bezweek onder een stapel fladderend papier.
Richard wierp zijn zwaard verbeten in de richting van de man die vlak achter de plek stond waar de mriswith even tevoren nog was. De punt kwam vlak voor zijn keel tot stilstand, rotsvast en druipend van het bloed. De magie woedde tomeloos op en smachtte hongerig naar een mogelijkheid de dreiging te elimineren.
De dodelijke blik van de Zoeker trof de ogen van Generaal Reibisch. Zijn ogen zagen voor het eerst wie er tegenover hem stond. De magie die in Richards ogen danste, was onmiskenbaar; die aanblik was gelijk aan het zien van de zon en het voelen van de hitte ervan, men herkende die zonder twijfel.
Iedereen was muisstil, maar zelfs al waren ze dat niet geweest, dan zou Richard daar niets van hebben gehoord — hij had al zijn aandacht gericht op de man op wie de punt van het zwaard rustte en zijn wraakgevoelens verkeerden op een hoogtepunt. Richard was halsoverkop over de rand van zijn dodelijke bezetenheid heen in een kookpot vol ziedende magie terechtgekomen, en zijn terugkeer zou een kwellende strijd betekenen.
Generaal Reibisch kwam op zijn knieën overeind en ving langs de kling van het zwaard Richards havikachtige blik. Zijn stem verdreef de tuitende stilte.
`Meester Rahl, leid ons. Meester Rahl, onderwijs ons. Meester Rahl, bescherm ons. Wij gedijen in uw licht. In uw genade vinden wij beschutting. In uw wijsheid weten we onszelf nederig. We leven slechts om te dienen. Onze levens zijn de uwe.'
Dit waren geen loze woorden waarmee hij het vege lijf wilde redden — het waren de eerbiedige woorden van een man die iets had gezien dat hij allerminst had verwacht.
Richard had deze zelfde woorden talloze malen gescandeerd tijdens devoties. Want elke ochtend en middag ging het volk van D'Hara bij het luiden van de klokken voor een periode van twee uur naar het gebedsplein, en scandeerde men tot op de grond voorovergebogen, precies deze woorden. Richard had, zoals hem was geboden, dezelfde woorden gesproken toen hij Darken Rahl voor het eerst ontmoette.
Toen hij op de generaal neerkeek en diezelfde woorden hoorde, walgde Richard, maar hij voelde zich tegelijkertijd ook opgelucht.
`Meester Rahl,' fluisterde Reibisch, `u hebt mijn leven gered. U hebt al onze levens gered. Dank u.'
Richard wist dat als hij nu het Zwaard van de Waarheid tegen hem zou proberen te gebruiken, het zijn lichaam niet eens zou raken. Diep in zijn hart wist Richard dat deze man geen gevaar meer betekende en geen vijand meer van hem was. Het zwaard kon niemand verwonden die geen gevaar betekende, tenzij hij het wit zou laten worden en alle liefde en vergevingsgezindheid van de magie zou inzetten. De toom reageerde echter niet op rede, en hem een aanslag onthouden betekende een doodsstrijd. Richard deed eindelijk zijn gezag over de woede gelden en schoof het Zwaard van de Waarheid in de schede, waarmee hij op hetzelfde moment de magie en de woede terugdreef.
Alles was even snel afgelopen als het was begonnen. Voor Richard leek het een onverwachte droom, een enkele gewelddadige stuiptrekking, en toen was het weer voorbij.
Een dode officier lag op het hellende tafelblad en zijn bloed stroomde over het schuine, geboende hout naar beneden. De vloer was bezaaid met glasscherven, her en der verspreide papieren en stinkend mriswithbloed. Alle soldaten in de kamer en de zaal knielden. Ook hun ogen hadden het ondubbelzinnige aanschouwd.
`Is iedereen verder ongedeerd?' Richard besefte dat zijn stem schor van het schreeuwen was. 'Is er nog iemand anders gewond?'
Stilte echode door de kamer. Een paar mannen behandelden hun wonden die er pijnlijk maar niet levensgevaarlijk uitzagen. Ulic en Egan, die allebei hijgden, hadden hun zwaarden nog steeds in de schede, en met bebloede knokkels stonden ze tussen de knielende mannen in. Ze waren al in het Volkspaleis geweest en hun ogen hadden al aanschouwd.
Gratch vouwde zijn vleugels en grijnsde. Er was er tenminste eentje, dacht Richard, met wie hij door vriendschap was verbonden. Vier dode mriswith lagen uitgespreid op de vloer — Gratch had er een gedood en Richard drie, gelukkig net voordat zij iemand anders hadden kunnen doden. Het had allemaal voor hetzelfde geld veel erger kunnen zijn. Cara veegde een sliert haar uit haar gezicht, terwijl Berdine stukjes glas van haar hoofd borstelde. Raina liet de arm van een soldaat los, terwijl ze hem voorover liet zakken om op adem te komen.
Richard keek langs het gehavende bovenlichaam van een mriswith die op de grond lag. Hally stond voorovergebogen met haar armen gekruist voor haar buik, en haar roodleren tenue vormde een schril contrast met haar blonde haren. Haar Agiel bungelde aan een ketting om haar pols. Haar gezicht was asgrauw.
Toen Richard omlaag keek, liep er een tinteling van ijskoude vrees over zijn huid. Haar roodleren tenue had verborgen wat hij nu pas zag: ze stond in een plas bloed. Haar eigen bloed.
Hij sprong over de mriswith heen en nam haar in zijn armen.
`Hally!' Richard ondersteunde haar en legde haar op de vloer. 'Goeie geesten, wat is hier gebeurd?' Voordat hij deze woorden had uitgesproken, wist hij het al: zo doodden de mriswith. De andere drie vrouwen kwamen naar hem toe en knielden achter hem neer, toen hij zijn hoofd in haar schoot vlijde. Gratch hurkte naast hem neer.
Ze keek hem met haar blauwe ogen aan. 'Meester Rahl...'
`0 Hally, het spijt me zo. Ik had je nooit mogen...'
`Nee... luister. Ik werd afgeleid — stom van me... en hij was snel... maar toch... ving ik zijn magie op... net toen hij me een jaap gaf. Dat ene moment... voor u hem doodde... was die van mij.'
Mord-Sith konden gebruik maken van magie die tegen hen was gekeerd, om zo hun tegenstander hulpeloos te maken. Zo had Denna hem gevangen.
`Ach, Hally. Het spijt me dat ik niet snel genoeg was.'
`Het was de gave.'
`Wat?'
`Zijn magie was dezelfde als de uwe... de gave.'
Zijn hand streek over haar koude wenkbrauwen en dwong hem haar in de ogen te kijken, in plaats van het hoofd te laten hangen. `De gave? Dank voor de waarschuwing, Hally. Ik ben je hoogst dankbaar.'
Ze greep zijn hemd met een bloederige hand vast. 'Dank u, Meester Rahl... voor mijn vrijheid.' Ze haalde moeizaam oppervlakkig adem. `Kort als het duurde... het was de prijs... waard.' Ze keek haar zusters van de Agiel aan. 'Bescherm hem...'
De lucht stroomde voor de laatste keer met een misselijk makend gepiep uit haar longen. Haar levenloze ogen staarden hem aan.
Richard drukte haar slappe lichaam tegen zich aan en huilde in een wanhopige reactie op zijn machteloosheid om ongedaan te maken wat er eenmaal was gebeurd. Gratch legde teder een klauw op haar rug, en Cara legde haar hand op de zijne.
`Ik wilde niet dat iemand van jullie zou sterven. Goeie geesten, dat wilde ik echt niet.'
Raina kneep hem in de schouder. 'Dat weten we, Meester Rahl. Daarom moeten we u beschermen.'
Richard legde Hally voorzichtig op de grond en boog zich over haar heen, omdat hij niet wilde dat de anderen de afschuwelijke wond zouden zien die haar was toegebracht. Toen hij zoekend in het rond keek, zag hij vlakbij een mriswith-cape liggen. In plaats van die op te rapen sprak hij een soldaat aan die bij hem in de buurt was.
`Geef me je mantel.'
De man rukte de mantel van zijn lijf alsof die in brand stond. Richard deed Hally's ogen dicht en dekte haar toe met de mantel, terwijl hij de neiging om over te geven met kracht bedwong.
`We zullen haar op gepaste D'Haraanse manier laten begraven, Meester Rahl.' Generaal Reibisch stond naast hem en wees naar de tafel. 'En Edwards ook.'
Richard kneep zijn ogen dicht en zei een gebed voor de goede geesten waarin hij hun verzocht over haar geest te waken, en stond toen op. `Na de gebedsoefening.'
De generaal knipperde met één oog. 'Meester Rahl?'
`Ze vocht voor mij. Ze stierf, omdat ze me probeerde te beschermen. Voordat ze te ruste wordt gelegd, wil ik dat haar geest ziet dat dit niet voor niets was. Vanmiddag zullen Hally en uw man worden begraven, na de gebedsoefening.'
Cara boog zich naar hem toe en fluisterde: 'Meester Rahl, de volledige gebedsoefening vindt plaats in D'Hara, en niet in het veld. In het veld is een enkel moment van bezinning gebruikelijk, zoals Generaal Reibisch heeft gepleegd.'
Generaal Reibisch knikte verontschuldigend. Richard keek de kamer door. De ogen van iedereen waren op hem gericht. Het witte pleisterwerk achter de gezichten was besmeurd met vlekken mriswith-bloed. Hij keek de generaal weer met zijn stalen blik aan.
`Wat u in het verleden hebt gedaan kan me niet schelen. Er zal vandaag, hier in Aydindril, een volledige gebedsoefening worden gehouden. Morgen mag je terugvallen op je eigen gebruiken. Vandaag zullen alle D'Haranen in en om de stad een volledige devotie houden.'
De generaal frunnikte met zijn vingers aan zijn baard. 'Meester Rahl, er zijn heel veel troepen in dit gebied. Die moeten allemaal op de hoogte worden gebracht en...'
`Ik ben niet geïnteresseerd in uitvluchten, Generaal Reibisch. Voor ons ligt een moeilijke weg. Als u deze taak niet kunt volbrengen, dan moet u niet verwachten dat ik erop vertrouw dat u de rest wel tot een goed eind brengt.'
Generaal Reibisch keek snel over zijn schouder naar de officieren, alsof hij wilde zeggen dat hij zijn belofte zou doen en ook hen daartoe verplichtte. Hij draaide zich naar Richard om en drukte zijn vuist tegen het hart. 'Op mijn erewoord van soldaat in dienst van D'Hara — staal tegen staal — zal geschieden wat Meester Rahl beveelt. Vanmiddag zullen alle D'Haranen vereerd zijn een volledige devotie op te dragen aan de nieuwe Meester Rahl.'
De generaal keek naar de mriswith die onder een hoek van de tafel lag. `Ik heb nog nooit gehoord dat een Meester Rahl samen met zijn mannen als staal tegen staal vecht. Het leek alsof de geesten zelf uw hand lieten bewegen.' Hij schraapte zijn keel. 'Mag ik zo vrij zijn, Meester Rahl, u te vragen welke moeilijke weg zich voor ons uitstrekt?'
Richard bekeek 's mans gezicht vol littekens aandachtig. 'Ik ben een oorlogstovenaar. Ik vecht met alles wat ik heb: magie en staal.'
`Maar — mijn vraag, Meester Rahl?'
`Ik heb uw vraag zojuist beantwoord, Generaal Reibisch.'
Een dun glimlachje deed de mondhoek van de generaal verstrakken. Richard keek onwillekeurig op Hally neer. De mantel bedekte niet alles dat haar was ontrukt. Kahlan zou nog minder kans tegen een mriswith hebben. Hij werd weer bang te moeten overgeven.
`Weet dat ze is gestorven zoals ze dat wenste, Meester Rahl,' zei Cara op zachte, meelevende toon. 'Als Mord-Sith.'
Hij probeerde zich de glimlach die hij pas een paar uur kende, voor de geest te halen, maar dat lukte hem niet. Zijn geest toonde hem alleen de afschuwelijke wond die hij slechts een paar seconden lang had gezien. Richard balde zijn vuisten om het misselijke gevoel te verdrijven en keek naar de drie overgebleven Mord-Sith. 'In naam van de geesten wens ik dat jullie allen in bed mogen sterven, oud en tandeloos. Probeer maar vast aan dat idee te wennen!'