HOOFDSTUK 5
‘Z
uster Verna stond als aan de grond genageld toen ze de vlammen zag, en in hun diepten verschenen transparante spiralen met glinsterende kleuren en flikkerende stralen in zwaaiende bewegingen als vingers, verstrengeld in een dans, en ze zogen de lucht zo krachtig naar binnen dat hun kleren wapperden toen ze er langs liepen, en ze verspreidden een warmte die hen allen achteruit had doen deinzen ware het niet dat ze hun schilden hadden. De reusachtige, bloedrode zon hing half ondergedompeld boven de horizon en deed de glorie doven van het vuur dat de lichamen had verslonden. Een paar Zusters die om haar heen stonden, snikten zacht, maar Zuster Verna had alle tranen vergoten die ze te plengen had.
Ruim honderd jongens en jonge mannen stonden in een kring rond het vuur, en daarbinnen stond een kring van tweemaal zoveel Zusters van het Licht en novices. Behalve één Zuster en één jongen die op symbolische wijze de wacht over het paleis hielden, en natuurlijk die ene Zuster die er totaal verward uitzag en voor haar eigen bestwil was opgesloten in een lege, afgeschermde kamer, stonden allen op de heuvel boven Tanimura te kijken naar de vlammen die de hemel in schoten. Zelfs in deze grote groep, was iedereen in zichzelf gekeerd en eenzaam teruggetrokken in zelfbeschouwing en gebed. Zoals was bevolen, sprak niemand een woord tijdens het begrafenisritueel.
Zuster Verna's rug deed pijn van de nachtelijke staande wake bij de lichamen. Gedurende de uren van duisternis hadden ze allen staan bidden en hielden ze het schild van schalmen als symbolische bescherming van de eerwaarde boven de lichamen. Het was tenminste een opluchting weg te zijn van het onophoudelijke getrommel in de stad.
Bij het eerste licht had men het schild laten vallen en had iedereen een stroom van haar Han in de brandstapel gezonden, waardoor die ontbrandde. Door magie gevoed vuur snelde door de opeengestapelde houtblokken en vervolgens door de twee lichamen in zware lijkwaden waarvan het ene klein en gedrongen was en het andere lang en krachtig gebouwd, en er ontstond een vlammenzee vol goddelijke kracht.
Ze moesten de kluizen doorzoeken om een protocol te vinden, aangezien geen enkele levende ziel ooit aan die ceremonie had deelgenomen. Hij was in bijna achthonderd jaar niet uitgevoerd — in 791, om precies te zijn, de laatste keer dat er een prelaat was gestorven.
Zoals ze uit de oude boeken hadden vernomen, mocht alleen de ziel van de Priores worden toevertrouwd aan de bescherming van de Schepper in het heilige begrafenisritueel, maar in dit geval hadden de Zusters allen hun stem uitgebracht om hetzelfde voorrecht te verkrijgen voor degene die zo moedig had gevochten voor hun redding. De boeken vermeldden dat vrijstelling van uitsluiting slechts kon worden verkregen door unanieme toestemming. Er was verhitte overredingskracht voor nodig om dat gedaan te krijgen.
Zoals gebruikelijk werd de kracht van Han herroepen, toen de zon eindelijk in haar volle omvang de horizon had overwonnen en het vuur had overspoeld met het complete schouwspel van het eigen licht van de Schepper. Toen hun macht werd ingetrokken, stortte de brandstapel in en bleven slechts een hoopje as en een paar verschroeide houtblokken over die de plek aangaven waar de ceremonie op de groene heuveltop had plaatsgevonden. Rook kringelde omhoog en vervloog in de geluidloze, helder wordende dag.
Grijsachtige witte as was alles dat was overgebleven in de wereld van het leven van Priores Annalina en de Profeet Nathan. Het was gebeurd. Zonder een woord te spreken begonnen de Zusters zich te verspreiden, sommigen in eenzaamheid, anderen met een troostende arm om de schouders van een jongen of een novice. Als verloren zielen meanderden ze de heuvel af, naar de stad, en het Paleis van de Profeten, alsof ze naar een moederloos thuis gingen. Terwijl Zuster Verna haar ringvinger kuste, bedacht ze dat nu de profeet ook dood was, ze in zekere zin ook zonder vader zaten.
Ze strengelde haar vingers ineen voor haar buik terwijl ze afwezig toezag hoe de anderen de verte in liepen. Ze had nooit de kans gehad vrede te sluiten met de Priores, voor haar dood. Die vrouw had haar gebruikt, haar vernederd en liet haar zich verlagen om haar plichten te . vervullen en bevelen op te volgen. Hoewel alle Zusters de Schepper dienden en hoewel ze wist dat wat de Priores had gedaan een hoger doel moest hebben gediend, deed het haar verdriet dat de Priores haar trouw had uitgebuit. Ze voelde zich genomen.
Aangezien Priores Annalina tijdens de aanval van Ulicia, een Zuster van het Duister, gewond was geraakt en daarna bijna drie weken lang, tot aan haar dood, bewusteloos was geweest, had Zuster Verna nooit een kans gehad met haar te praten. Alleen Nathan had de Priores verzorgd en had onophoudelijk geprobeerd haar beter te maken, maar uiteindelijk slaagde hij daar niet in. Het wrede lot benam ook hem het leven. Hoewel Nathan altijd een sterke indruk op haar had gemaakt, moet de inspanning te veel voor hem zijn geweest — hij was tenslotte bijna duizend jaar oud. Ze bedacht dat hij oud was geworden in de laatste twintig-en-nog-wat jaar dat ze op zoek was naar Richard en hem uiteindelijk naar het paleis bracht.
Zuster Verna glimlachte toen ze aan Richard dacht — ze miste hem ook. Hij had haar tot de grenzen van haar verdraagzaamheid geërgerd, maar ook hij was een slachtoffer geweest van de plannen van de Priores, hoewel hij haar daden leek te begrijpen en te aanvaarden, en geen kwade gevoelens jegens haar koesterde.
Ze voelde een steek in haar hart, toen ze bedacht dat Kahlan, Richards geliefde, waarschijnlijk was gestorven in de climax van die verschrikkelijke profetie. Ze hoopte dat dat niet zou zijn gebeurd. De Priores was een vastberaden vrouw en had in de levens van zeer velen gebeurtenissen geënsceneerd. Zuster Verna hoopte dat ze dat werkelijk had gedaan tot heil van de kinderen van de Schepper en niet enkel en alleen om er haar eigen ambities mee te bevredigen.
`Wat kijkt u boos, Zuster Verna.'
Ze draaide zich om en zag de jonge Warren staan, met zijn handen in de met zilverbrokaat afgezette mouwen van zijn donkerpaarse gewaden. Ze keek om zich heen en besefte dat ze alleen waren op de heuvel — de anderen, die lang geleden waren vertrokken, waren slechts stipjes in de verte. `Misschien ben ik dat ook, Warren.'
`Waar bent u dan boos om, Zuster?'
Ze streek haar rok met haar handpalmen glad over haar heup. 'Misschien ben ik alleen maar boos op mezelf.' Ze probeerde van onderwerp te veranderen terwijl ze haar lichtblauwe sjaal fatsoeneerde. 'Je bent nog zo jong, ik bedoel wat jouw studie betreft, dat het me nog steeds moeite kost om eraan te wennen jou te zien zonder een Rada'Han.'
Hij streelde met zijn vingers langs zijn nek, waar de kraag voor het grootste deel van zijn leven had gezeten, alsof ze hem eraan had herinnerd. `Misschien jong in de ogen van degenen die in het paleis onder de ban leven, maar geenszins jong voor degenen in de wereld daarbuiten — ik ben honderdzevenenvijftig, Zuster. Maar ik waardeer het dat u mijn kraag hebt afgedaan.' Hij haalde zijn vingers van zijn nek en veegde een lok van zijn krullerig blond haar naar achteren. 'Het lijkt wel alsof de hele wereld de afgelopen paar maanden op zijn kop is gezet.'
Ze grinnikte. 'Ik mis Richard ook.'
Een ontspannen glimlach deed zijn gezicht opklaren. 'Echt waar? Hij was een uniek persoon, of niet? Ik kan bijna niet geloven dat hij in staat was de Wachter te beletten de onderwereld te ontvluchten, maar hij moest de geest van zijn vader tegenhouden en heeft de Steen van Tranen op zijn juiste plek teruggelegd om te voorkomen dat we met ons allen door de doden zouden worden verslonden. Om je de waarheid te vertellen, voelde ik het koude zweet zelfs in het diepst van de winter.'
Zuster Verna knikte alsof ze haar oprechtheid wilde benadrukken. 'De dingen die je hem hebt aangeleerd, moeten heel waardevol zijn geweest. Jij hebt ook grootse dingen gedaan, Warren.' Ze keek een tijdje aandachtig naar zijn vriendelijke glimlach en het viel haar op hoe weinig die in al die jaren was veranderd. 'Ik ben blij dat je hebt besloten om een tijdje in het paleis te blijven, zelfs zonder kraag. Het zou er anders naar uitzien dat we zonder profeet zaten.'
Hij keek naar de vlek van as. 'Het grootste deel van mijn leven heb ik daarbeneden in de kluizen de profetieën bestudeerd, en ik heb nooit geweten dat sommige afkomstig waren van een profeet die nog leeft, maar veel minder in het paleis vertoefde. Ik zou willen dat ze me dat hadden verteld. Ik wilde dat ze me met hem hadden laten praten, zodat ik van hem kon leren. Nu is die kans verkeken.'
`Nathan was een gevaarlijke man, een raadsel dat geen van ons ooit volledig kon begrijpen of vertrouwen, maar misschien was het verkeerd van ze om jou te beletten hem te bezoeken. En dat terwijl de Zusters je dat mettertijd wel zouden hebben toegestaan, als ze dat al niet van je zouden hebben geëist.'
Hij keek een andere kant uit. 'Maar nu is die kans verkeken.'
`Warren, nu je de kraag niet om hebt, weet ik dat je niet kunt wachten om de wereld in te trekken, maar je hebt gezegd dat je, althans voorlopig, in het paleis wilt blijven om te studeren. Het paleis zit nu zonder profeet. Ik vind dat je het feit in overweging moet nemen dat jouw gave zich in die omgeving sterk openbaart. Op een goede dag zou jij zelf een profeet kunnen zijn.'
Een zacht briesje blies plooien in zijn gewaden, toen hij over de groene heuvels naar het paleis keek. 'Niet alleen mijn gave, maar ook mijn interesses en mijn hoop hebben altijd veel met de profetieën te maken gehad. Ik ben pas kortgeleden begonnen ze te begrijpen op een manier zoals niemand anders dat doet, maar ze begrijpen is nog iets anders dan ze te verschaffen.'
`Daar is tijd voor nodig, Warren. Weet je, ik denk dat Nathan vast niet veel meer bedreven was in profetie dan jij, toen hij jouw leeftijd had. Als je hier zou blijven om verder te studeren, denk ik dat je na vier- of vijfhonderd jaar een even grote profeet als Nathan zou kunnen zijn.'
Hij zweeg een tijdje. 'Maar er wacht mij daarginds een hele wereld. Ik heb gehoord dat er boeken in de Tovenaarstoren van Aydindril zijn, en ook op andere plaatsen. Richard zei dat er zeker veel moeten zijn in het Volkspaleis in D'Hara. Ik wil leren, en er kunnen wetenswaardigheden zijn die ik hier niet zal kunnen vinden.'
Zuster Verna schommelde met haar schouders om de pijn wat te verzachten. 'Het Paleis van de Profeten is in de ban, Warren. Als je weggaat, zul je net zo snel oud worden als de mensen in de buitenwereld. Denk maar aan wat er met mij is gebeurd in de twintig-en-nog-wat luttele jaren dat ik er niet was: zelfs al zijn we een jaar na elkaar geboren zie jij er nog uit alsof je aan trouwen zou kunnen denken, en zie ik eruit alsof ik straks een kleinkind op mijn knie laat springen. Nu ik terug ben, zal ik ouder worden naar de tijd in het paleis, maar wat ik kwijt ben, kan ik niet meer terugkrijgen.'
Warren wendde zijn blik af. 'Ik denk dat je meer rimpels meent te zien dat er zijn, Verna.'
Ze glimlachte in weerwil van zichzelf. 'Wist jij, Warren, dat ik op zeker moment smoorverliefd op je was?'
Hij was zo verbaasd dat hij wankelend een stapje achteruit deed. 'Op mij? Dat kun je niet menen. Wanneer?'
`0, lang geleden. Veel meer dan honderd jaar geleden, denk ik. Je was toen zo ontwikkeld en intelligent, en je had van die mooie blonde krullen. En die blauwe ogen van je deden mijn hart op hol slaan.'
`Zuster Verna!'
Ze kon haar gegrinnik niet onderdrukken, toen ze zag dat zijn gezicht dieprood werd. 'Het was lang geleden, Warren, en ik was jong, net zoals jij. Het was een vluchtige verliefdheid.' Haar glimlach stierf weg. 'In mijn ogen zie je er nu uit als een kind, en ik zie er oud genoeg uit om je moeder te kunnen zijn. Weg zijn van het paleis heeft mij op meer dan één manier oud doen worden.
In de buitenwereld zul je een paar tientallen jaren de tijd hebben om alles te leren wat zou kunnen, maar je zult oud worden en sterven. Hier zou je alle tijd hebben om te leren, en misschien zul je een profeet worden. De boeken die men in die plaatsen heeft, kun je altijd lenen en hierheen laten brengen om ze te bestuderen.
Jij bent hier de enige die op een profeet lijkt. Nu de Priores en Nathan dood zijn, weet je op dit moment misschien meer over de profetieën dan welke levende ziel ook. We hebben je nodig, Warren.'
Hij keek naar het zonlicht dat van de torenspitsen en daken van het paleis schitterde. 'Ik zal erover nadenken, Zuster.'
`Dat is alles wat ik van je vraag, Warren.' Hij draaide zich met een zucht om. Wat nu? Wie zullen ze volgens jou tot nieuwe priores kiezen?'
Hun onderzoek naar het begrafenisritueel had hun geleerd dat de procedure rond het kiezen van een nieuwe priores bijzonder ingewikkeld was. Warren zou er alles van weten — weinigen kenden de boeken in de kluizen zo goed als hij.
Ze haalde haar schouders op. 'Voor die functie is veel ervaring en kennis vereist. Dat betekent dat de keuze op een van de oudere Zusters zou kunnen vallen. Leoma Marsick zou een voor de hand liggende kandidaat zijn, of Philippa, of Dulcinia. Zuster Maren zou natuurlijk boven aan de lijst van gegadigden staan. Er zijn zoveel bevoegde Zusters — ik zou er ten minste dertig kunnen opnoemen, hoewel ik betwijfel of er meer dan een stuk of tien een serieuze kans maken prelaat te worden.' Hij wreef afwezig met zijn vinger over zijn neusvleugel. le zult wel gelijk hebben.'
Zuster Verna twijfelde er niet aan dat Zusters nu al moeite deden zichzelf in de strijd te werpen, zo niet boven aan de lijst te komen, en dat de minder aanbedenen hun kampioen uitkozen en zich achter de betrokkene schaarden en hun best deden om te zorgen dat zij werd verkozen, in de hoop te worden beloond met een invloedrijke positie als hun favoriet de nieuwe prelaat zou worden. Naarmate het aantal kandidaten zou verminderen, zouden de invloedrijkere Zusters die nog geen partij hadden gekozen gunstig worden gestemd, totdat ze zouden zijn overgehaald om zich achter deze of gene leidende Zuster te scharen. Het was een gewichtige beslissing die de volgende honderden jaren bepalend voor het paleis zou zijn. Het zou waarschijnlijk een bittere strijd worden.
Zuster Verna zuchtte. 'Ik verheug me niet bepaald op dat gevecht, maar ik denk wel dat de selectieprocedure streng moet zijn, opdat de sterkste kandidaat prelaat wordt. Het zou een lange tijd kunnen voortslepen —we zullen het misschien maanden, misschien wel een jaar zonder prelaat moeten stellen.'
Wie ga jij steunen, Zuster?'
Ze slaakte een blafferig lachje. 'Mezelf! Opnieuw zie jij alleen mijn rimpels, Warren. Maar die doen niets af aan het feit dat ik een van de jongere Zusters ben. Ik heb geen enkele invloed temidden van hen die meetellen.'
`Nou, dan vind ik dat je wat invloed moet proberen te krijgen.' Hij boog zich dichter naar haar toe en ging zachter praten, zelfs al was er niemand in hun buurt. 'Weet je nog van de zes Zusters van de Duisternis die van dat schip ontsnapten?'
Ze keek in zijn blauwe ogen en fronste haar voorhoofd. Wat heeft dat te maken met wie er prelaat wordt?'
Warren draaide de gewaden om zijn buik tot een stevige knoop in elkaar. 'Wie weet of het er wel zes waren? Wat als er nog eentje in het paleis is? Of nog een tiental? Of honderd? Zuster Verna, jij bent de enige Zuster van wie ik weet dat die een echte Zuster van het Licht is. Je moet iets doen om te verhinderen dat een Zuster van de Duisternis prelaat wordt.'
Ze tuurde naar het paleis in de verte. 'Zoals ik je zei, ben ik een van de jongere Zusters. Mijn woorden hebben geen gezag, en de anderen weten dat de Zusters van de Duisternis allemaal zijn ontsnapt.'
Warren keek een andere kant uit en probeerde de plooien uit zijn kazuifel te strijken. Plotseling draaide hij zich om met een trek van achterdocht op zijn voorhoofd.
`Je denkt dat ik gelijk heb, nietwaar? Je denkt dat er nog Zusters van de Duisternis in het paleis zijn.'
Ze keek hem kalm in zijn vurige ogen. 'Hoewel ik het niet helemaal onmogelijk acht, is er geen enkele reden dat te geloven, en afgezien daarvan is dat slechts een van de vele zaken die men in ogenschouw moet nemen als...'
`Bespaar me die dubbelzinnigheden waarin Zusters zo uitmunten. Dit is belangrijk.'
Zuster Verna verstijfde. 'Warren, als student die tegen een Zuster van het Licht praat zou je wat gepaster respect mogen tonen.'
`Ik probeer niet oneerbiedig te doen, Zuster. Richard hielp me inzien dat ik voor mezelf moet opkomen, en voor alles waarin ik geloof. Bovendien ben jij degene die me mijn kraag heeft afgenomen, en zoals je al zei: we zijn even oud — je bent niet ouder dan ik.'
`Maar je bent wel een student die...'
`Die, zoals je zelf zei, waarschijnlijk meer van de profetieën weet dan wie ook. Wat dat betreft, Zuster, ben jij mijn student. Ik geef toe dat je over heel veel dingen meer weet dan ik, zoals over het gebruik van Han, maar ik weet meer dan jij van bepaalde dingen. Een deel van de reden waarom je de Rada'Han van mijn hals haalde is omdat je weet dat het verkeerd is om iets gevangen te houden. Ik respecteer je als Zuster om al de goede dingen die je doet en om de kennis die je bezit, maar ik ben geen gevangene van de Zusters meer. Je hebt mijn eerbied verdiend, Zuster, maar niet mijn onderdanigheid.'
Ze keek lang en aandachtig in zijn blauwe ogen. 'Wie had kunnen weten wat er onder die kraag zat.' Na een tijdje knikte ze. 'Je hebt gelijk, Warren, ik vermoed dat er anderen in het paleis waren die een zieleneed aan de Wachter zelf schonken.'
`Anderen.' Warren keek haar zoekend in de ogen. 'Je zei niet: Zusters, je zei: anderen. Je bedoelt zeker ook jonge tovenaars, of niet?'
`Ben je Jedidiah zo snel vergeten?'
Hij verbleekte een beetje. 'Nee, ik ben Jedidiah niet vergeten.'
`Zoals je al zei: waar er eentje is kunnen er meer zijn. Sommige jonge mannen in het paleis kunnen ook een eed aan de Wachter hebben afgelegd.'
Hij boog zich dichter naar haar toe en maakte opnieuw een knoop in zijn gewaad. 'Zuster Verna, wat kunnen we eraan doen? We mogen niet toestaan dat een Zuster van de Duisternis prelaat wordt — dat zou een ramp betekenen. We moeten er zeker van zijn dat geen van hen prelaat wordt.'
`En hoe kunnen we weten of ze een eed aan de Wachter hebben gezworen? Erger nog, zo ja, welke dan? Ze hebben zeggenschap over Subtractieve Magie, wij niet. Zelfs als we erachter zouden kunnen komen wie ze zijn, kunnen we er niets aan doen. Het zou hetzelfde zijn als in een zak graaien en een ratelslang bij de staart pakken.'
Warren verbleekte. 'Daar heb ik nog niet aan gedacht.'
Zuster Verna sloeg haar handen ineen. 'We zullen wel iets bedenken. Misschien zal de Schepper ons helpen.'
`Misschien kunnen we Richard zover krijgen dat hij terugkeert en ons helpt, zoals hij met de zes Zusters van de Duisternis deed. Van die zes hebben we tenminste geen last meer. Die zullen hun gezicht nooit meer laten zien. Richard stopte de vrees van de Schepper in ze en joeg ze weg.' `En intussen raakte de Priores gewond en stierf later, net als Nathan,' herinnerde ze hem. 'De dood loopt naast die man.'
`Maar niet omdat hij die verspreidt,' sprak Warren tegen. 'Richard is een oorlogstovenaar — hij vecht voor gerechtigheid en helpt mensen. Als hij niet had gedaan wat hij deed, dan waren de Priores en Nathan slechts het begin van alle dood en verwoesting.'
Ze kneep hem in zijn arm en ging zachter praten. 'Je hebt natuurlijk gelijk, we zijn Richard allemaal veel verschuldigd. Maar hem nodig hebben en hem vinden zijn twee verschillende zaken. Daar heb ik nu mijn rimpels van gekregen.' Verna liet haar hand zakken. 'Ik denk dat we op niemand behalve elkaar kunnen rekenen. We bedenken wel iets.'
Warren keek haar met een strakke en sombere blik aan. 'Dat is ons geraden: de profetieën maken gewag van kwade voortekenen omtrent het bewind van de volgende prelaat.'
Toen ze terug waren in de stad Tanimura werden ze opnieuw omgeven door het onophoudelijke geluid van trommels uit allerlei richtingen — het was een laag klinkende, regelmatig bonkende cadans die diep in haar borst leek te vibreren. Het was om van in paniek te raken en dat was vast ook de bedoeling, bedacht ze.
De trommelslagers en hun wachters waren drie dagen voor de dood van de prelaat aangekomen, en ze hadden onmiddellijk hun reusachtige pauken op diverse plekken rond de stad geïnstalleerd. Toen ze eenmaal hun langzame, regelmatige ritme hadden ingezet, klonk het onophoudelijk door, dag en nacht. Mannen wisselden elkaar af, zodat het geluid nooit verstomde, zelfs geen seconde.
Het doordringende geluid had de mensen langzaamaan geestelijk murw gemaakt, waardoor iedereen lichtgeraakt en heetgebakerd werd, alsof de verdoemenis zich al in de schaduwen, net buiten het zicht schuilhield en wachtte op het goede moment om toe te slaan. In plaats van het gebruikelijke geroep, gepraat, gelach en de muziek die altijd klonk, droeg een achtergrond van mysterieuze stilte bij tot de bedrukte stemming.
In de buitenwijken van de stad verbleven poorters in de zelfgebouwde schuilstaketsels zonder zich aan conversaties te wagen, en jaagden op kleine voorwerpen, wasten hun kleren in emmers of kookten op kleine vuren, zoals ze altijd deden. Winkeliers stonden met gevouwen armen en gefronste gezichten in hun deuropening of achter simpele planken tafels, waarop ze hun waar hadden uitgestald. Mannen die karren trokken, kweten zich treurig van hun taak. Mensen die spullen nodig hadden, deden hun inkopen haastig en onderwierpen hun aanschaf slechts aan een vluchtige blik. Kinderen hielden met één hand hun moeders rokken vast, terwijl ze als bezeten om zich heen keken. Mannen die ze vroeger had zien dobbelen of andere spelletjes speelden, stonden nu ineengedoken tegen muren geleund.
In het Paleis van de Profeten in de verte luidde elke paar minuten één enkele klok, net zoals de hele nacht daarvoor, en hij zou daarmee doorgaan tot zonsondergang, om te verkondigen dat de Priores dood was. De trommels hadden echter niets te maken met de dood van de Priores, door soldaten bemand kondigden ze de komst van de keizer aan.
Zuster Verna zag de droevige ogen van de mensen die ze passeerde. Ze betastte de hoofden van de slachtoffers die naar haar toe kwamen en troost zochten, en gaf hun de zegen van de Schepper. 'Ik kan me alleen koningen herinneren,' zei ze tegen Warren, 'en niet deze Imperiale Orde. Wie is de keizer?'
`Hij heet Jagang. Tien, misschien vijftien jaar geleden begon de Imperiale Orde de koninkrijken te verslinden en ze onder zijn heerschappij samen te voegen.' In gedachten verzonken streek hij met een vinger langs zijn slaap. 'Ik heb de meeste tijd studerend in de kluis doorgebracht, zoals je begrijpt, dus ik ken niet alle bijzonderheden, maar naar ik heb gehoord, begonnen ze al snel de Oude Wereld aan zich te onderwerpen en alles alles onder hun heerschappij samen te voegen. De keizer zelf heeft echter nooit voor moeilijkheden gezorgd. Tenminste niet hier in Tanimura. Hij houdt zich verre van paleiszaken, en verwacht van ons dat we ons niet met zijn aangelegenheden bemoeien.'
`Waarom komt hij hierheen?'
Warren haalde zijn schouders op. 'Dat weet ik niet. Misschien alleen om dit deel van zijn keizerrijk te bezoeken.'
Nadat ze de zegen van de Schepper had gegeven aan een uitgemergelde vrouw, stapte Zuster Verna over een spoor van verse paardenuitwerpselen, voordat ze doorliep. 'Nu, ik wou dat hij zich een beetje haastte en hierheen kwam, zodat dat helse getrommel eindelijk ophoudt. Ze zijn er nu al vier dagen mee bezig — hij zal vast elk moment hier zijn.'
Warren keek om zich heen, en sprak daarna pas. 'De paleiswachten zijn troepen van de Imperiale Orde. De keizer stelt ze als een soort gunst ter beschikking, omdat hij geen gewapende mannen behalve de zijne toestaat. Maar goed, ik heb met een van die wachten gepraat, en die vertelde me dat de trommelslagen alleen bedoeld zijn als aankondiging van de komst van de keizer en niet betekenen dat hij hier snel zal zijn. Hij zei dat de trommels bijna zes maanden klonken voordat de keizer Breaston bezocht.'
`Zes maanden! Bedoel je dat we die herrie maandenlang moeten verduren?'
Warren trok zijn gewaden op en stapte over een plas. 'Niet noodzakelijkerwijs. Hij zou over enkele maanden kunnen arriveren, of morgen. Hij verwaardigt zich niet aan te kondigen wanneer hij komt, alleen dat hij in aantocht is.'
Zuster Verna fronste. 'Nu, als hij niet vlug komt, zullen de Zusters ervoor zorgen dat dat helse getrommel ophoudt.'
`Dat zou me ook wel goed uitkomen. Maar deze keizer is zo te horen niet iemand die zich lichtzinnig laat behandelen. Ik heb gehoord dat hij een leger heeft dat groter is dan enig leger dat ooit op de been is gebracht.' Hij keek haar veelbetekenend aan. 'Ook het leger dat de Oude Wereld van de Nieuwe scheidde.'
Ze kneep haar ogen iets toe. 'Waarom zou hij zo'n leger nodig hebben, als hij al het hele oude koninkrijk heeft ingepikt? Mij lijkt het meer op kletspraat van soldaten. Soldaten scheppen altijd graag op.'
Warren haalde zijn schouders op. 'De wachten hebben me verteld dat ze het met eigen ogen hebben gezien. Ze zeiden dat het, als de Orde zich groepeert, zwart ziet in alle richtingen zover het oog kan reiken. Hoe denk je dat het paleis het er af zal brengen als hij hier is?'
`Bah. Het paleis is niet in politiek geïnteresseerd.'
Warren grijnsde. 'Je was nooit gemakkelijk te intimideren.'
`Onze verantwoordelijkheid is de wens van de Schepper, niet die van de keizer, dat is alles. Het paleis zal lang na zijn vertrek blijven bestaan.'
Nadat ze een tijdje zwijgend waren doorgelopen, schraapte Warren zijn keel. 'Weet je nog, lang geleden, toen we hier nog niet zo lang waren en jij nog een novice was... weet je, toen was ik dol op jou.'
Zuster Verna keek hem ongelovig aan. 'Kom, je steekt de draak met me.' `Nee, ik meen het.' Hij begon te blozen. 'Ik vond jouw bruine krullen de mooiste die ik ooit had gezien. Jij was knapper dan de anderen en ging volkomen zelfverzekerd met je Han om. Ik dacht dat er niemand bestond zoals jij. Ik wilde je vragen of je samen met mij wilde studeren.' `Waarom deed je dat dan niet?'
Hij haalde zijn schouders op. 'Omdat jij altijd zo zeker van jezelf was. Ik was dat nooit.' Hij streek zijn haar verlegen naar achteren. 'Bovendien was jij meer geïnteresseerd in Jedidiah, Ik was niets, vergeleken met hem. Ik dacht altijd dat je er alleen maar om zou lachen.'
Ze besefte dat ze haar eigen haar ook achterover streek, en ze liet haar arm zakken. 'Nou, misschien had ik dat ook wel gedaan.'
Ze wist wel beter wat ze bedoelde. 'Mensen kunnen dwaas zijn als ze nog jong zijn.'
Een vrouw met kind kwam op hen afgelopen en viel voor hen op haar knieën. Verna bleef staan om hun de zegen van de Schepper te geven. Nadat de vrouw haar had bedankt en snel was weggelopen, draaide Zuster Verna zich naar Warren om. 'Je zou zo'n twintig jaar kunnen weggaan om te studeren uit die boeken die je zo interesseren en intussen net zo oud als ik worden. Dan zouden we er weer even oud uitzien. Dan zou je me kunnen vragen of je mijn hand mag vasthouden... net zoals ik jou, lang geleden.'
Ze keken beiden op toen ze een geluid hoorden van iemand die hen riep. Door de menigte voortschuifelende mensen zagen ze een Paleiswacht die met zijn armen zwaaide om hun aandacht te trekken.
`Is dat Kevin Andellmere niet?' vroeg ze.
Warren knikte. 'Ik vraag me af waar hij zich zo druk over maakt.' Zwaardvechter Andellmere sprong buiten adem over een jongetje heen en bleef wankelend vlak voor ze staan. 'Zuster Verna! Wat goed! Ik heb u eindelijk gevonden. Ze willen u. In het paleis. Nu meteen.'
`Wie wil dat? En waarom?'
Hij snakte naar adem en probeerde tegelijkertijd te spreken. 'De Zusters willen dat je komt. Zuster Leoma greep me bij mijn oor en zei dat ik je moest zoeken en je terug moest brengen. Ze zei dat de dag waarop mijn moeder me baarde, me zou berouwen als ik zou dralen. Ze zullen daar wel problemen hebben.'
`Wat voor problemen?'
Hij gooide zijn handen in de lucht. 'Toen ik haar dat vroeg, keek ze me aan met zo'n blik waarmee alleen Zusters je kunnen aankijken en die alle botten in een mannenlichaam kunnen doen smelten, en ze zei dat het een aangelegenheid van de Zusters betrof en niets met mij te maken had.'
Zuster Verna slaakte een vermoeide zucht. 'Dan kunnen we het beste ' maar samen met jou teruggaan, of ze zullen je villen en je huid als vlag gebruiken.'
De jonge soldaat trok wit weg, alsof hij haar geloofde.