HOOFDSTUK 33
‘D
e weinige lijken die in de boerderij lagen,
waren door de mannen weggehaald toen Kahlan er aankwam. Ze hadden
een vuur aangestoken in de geïmproviseerde haard, maar dat had nog
niet
lang genoeg kunnen branden om de ijzige kou in het verlaten huis te verdrijven.
Cyrilla werd voorzichtig naar een bijna vergane stromatras in een achterkamer gedragen. Er was nog een piepklein kamertje met twee strozakken dat waarschijnlijk voor kinderen was bedoeld, en in de huiskamer stond een tafel en verder bijna niets. Te oordelen naar de brokstukken van een servieskast, een ladekast en achtergebleven persoonlijke bezittingen wist Kahlan dat de Orde hier had huisgehouden toen ze op weg waren naar Ebinissia. Ze vroeg zich opnieuw af wat de mannen met de lijken hadden gedaan — ze wilde die niet tegenkomen als ze 's nachts naar buiten ging om naar de wc te gaan.
Zedd tuurde de kamer door en wreef met zijn handen over zijn buik. `Hoe lang nog, voordat het eten klaar is?' vroeg hij opgewekt.
Hij droeg zware kastanjebruine gewaden met zwarte manchetten en een monnikskap. Drie strengen zilverbrokaat liepen om de manchetten van zijn mouwen. Nog dikker goudbrokaat omzoomde de kraag en liep langs de voorkant omlaag, en het tenue werd bij de taille samengebonden door een rood satijnen ceintuur met een gouden gesp. Zedd verafschuwde deze opzichtige kledij die Adie hem had gedwongen te kopen als vermomming. Hij gaf de voorkeur aan zijn eenvoudige gewaden, maar die waren allang weggegooid, evenals zijn mooie hoed met de lange veer die ergens op hun reis 'in het ongerede' was geraakt.
Kahlan grijnsde in weerwil van zichzelf. 'Ik weet het niet. Wat ga je klaarmaken?'
`Ik? Iets klaarmaken? Nou, ik dacht...'
`Goeie geesten, bespaar ons de kookkunst van deze man,' zei Adie uit de deuropening. 'Dan kunnen we nog beter boomschors met torren eten.' Adie hinkte de kamer in, gevolgd door Jebra, de ziener en Ahern, de koetsier die Zedd en Adie op hun recente reizen had vervoerd. Chandalen, die Kahlan had vergezeld na hun verblijf in het dorp van het Moddervolk, maanden geleden, was zijns weegs gegaan, nadat Kahlan een zekere wonderbaarlijke nacht met Richard had doorgebracht op een plek tussen werelden in. Hij wilde terug naar zijn thuis en zijn volk. Ze kon hem dat niet kwalijk nemen — ze wist maar al te goed wat het betekende je vrienden en dierbaren te moeten missen.
Met Zedd en Adie om zich heen had ze het gevoel alsof ze bijna weer allen bij elkaar waren. Als Richard zich erbij zou voegen, zouden ze weer samen zijn. Hoewel dat waarschijnlijk nog weken zou duren, kon Kahlan haar opwinding bijna niet beheersen, omdat elke ademtocht haar dichter bij het moment bracht waarop ze hem in haar armen zou sluiten.
`Mijn lichaam is echt veel te oud voor dit weer,' zei Adie terwijl ze door de kamer liep.
Kahlan greep een eenvoudige houten stoel en sleepte die achter zich aan terwijl ze Adie bij de arm nam en met haar naar het vuur liep. Ze zette de stoel vlak bij de vlammen en vroeg de tovenares te gaan zitten en zich te warmen. In tegenstelling tot Zedds oorspronkelijke kleren hadden Adie's eenvoudige vlassen gewaden die aan de kraag in de oeroude symbolen van haar beroep waren afgezet met gele en rode kralen, hun reis overleefd. Telkens wanneer hij ze zag, fronste Zedd en vond hij het buitengewoon vreemd dat haar eenvoudige gewaden de reis hadden doorstaan en de zijne niet.
Adie glimlachte dan en zei dat dat een wonder was, en ze verzekerde hem dat hij er fantastisch uitzag in zijn mooie kleren. Kahlan vermoedde dat ze hem leuker vond in zijn nieuwe tenue. Kahlan vond ook dat Zedd er geweldig uitzag, hoewel niet zo tovenaarsachtig als in zijn traditionele plunje. Tovenaars van de hoogste orde droegen de eenvoudigste gewaden. Er bestond geen rang die hoger was dan die van Zedd: hij was Oppertovenaar.
`Dank je, mijn kind,' zei Adie terwijl ze haar handen aan de vlammen warmde.
`Orsk,' riep Kahlan.
De grote man sprong overeind. Het litteken boven zijn ontbrekende oog was wit in het licht van het haardvuur. 'Ja meesteres?' Hij bleef staan, klaar om haar bevelen op te volgen. Wat die bevelen waren, kon hem niet schelen — het enige wat hem interesseerde, was dat hij de kans kreeg haar tevreden te stellen.
`We hebben geen kookpot. Wil je er een voorons halen, zodat we wat te eten kunnen klaarmaken?'
Zijn donkere leren uniform kraakte toen hij een
buiging maakte, zich omdraaide en de kamer uitstoof. Orsk was ooit
een D'Haraanse soldaat in het kamp van de Imperiale Orde. Hij had
haar geprobeerd te doden, en tijdens dat gevecht had ze hem met
haar toverkracht beroerd. Toen had de magie van de Belijdsters
voorgoed zijn wezen uitgewist en hem vervuld met een blind
vertrouwen jegens haar. Dat vertrouwen en die toewijding waren
slopend voor haar en herinnerden haar er voortdurend aan wat en wie
ze was.
Ze probeerde niet de man te zien die hij ooit was geweest: een D'Haraanse soldaat die zich bij de Imperiale Orde had gevoegd — een van de moordenaars die zich schuldig hadden gemaakt aan de slachting van de hulpeloze vrouwen en kinderen van Ebinissia. Als Biechtmoeder had ze gezworen geen genade te tonen jegens de mannen van de Orde, maar er was niemand meer van over. Alleen Orsk was nog in leven. Maar hoewel hij leefde, was de man die voor de Orde had gevochten, dood. Doordat Zedd een doodsbezwering over haar had uitgesproken om haar te helpen met haar ontsnapping uit Aydindril, wisten weinigen dat Kahlan de Biechtmoeder was. Orsk kende haar slechts als zijn meesteres. Natuurlijk wisten Zedd, Adie, Jebra, Ahern, Chandalen, haar halfbroer Prins Harold en Kapitein Ryan wat haar ware identiteit was, maar alle anderen dachten dat de Biechtmoeder was gestorven. De mannen met wie ze samen had gevochten, kenden haar slechts als hun koningin De herinnering die ze van haar als Biechtmoeder hadden, was in verwarring geraakt, en ze herinnerden haar nu slechts als Koningin Kahlan, niettemin hun leidster, maar niet de Biechtmoeder.
Nadat ze wat sneeuw hadden gesmolten, roerden Jebra en Kahlan er bonen en spek bij, sneden een paar zoete wortelen aan stukken en deden die ook in de kookpot en roerden daar wat stroop doorheen. Zedd keek handenwrijvend toe terwijl ze de ingrediënten aan het mengsel toevoegden. Kahlan grijnsde toen ze zijn kinderlijke ongeduld zag en haalde wat hard brood voor hem uit een rugzak. Hij glunderde en at het brood terwijl de bonen stonden te koken.
Terwijl het eten stond te sudderen, ontdooide Kahlan wat overgebleven soep die ze in een kleine pot hadden bewaard, en bracht die naar Cyrilla. Ze zette een kaars op een stuk leisteen dat ze in een barst in de muur stak, en ging op de rand van let bed in de stille kamer zitten. Ze veegde haar zuster een poos met een warme doek over het voorhoofd, en Zedd was blij toen Cyrilla haar ogen opende. Met angstige ogen keek ze schichtig de schaars verlichte kamer rond. Kahlan greep Cyrilla bij haar kin, zodat ze haar recht in de ogen keek.
`Ik ben het — Kahlan, mijn zusje. Hier bij mij ben je veilig. Hier kan je niets gebeuren. Rustig maar. Er is niets aan de hand.'
`Kahlan?' Cyrilla greep Kahlan bij haar witte
bontmantel vast. 'Je hebt het beloofd. Je hebt je woord gegeven dat
je niet zou teruggaan. Doe dat niet.'
Kahlan glimlachte. 'Ja, dat heb ik beloofd, en ik houd woord. Ik ben nu koningin van Galea en dat zal ik blijven totdat jij de kroon terug wilt hebben.'
Cyrilla liet zich opgelucht achterover zakken en hield nog steeds de bontmantel vast. 'Dank je, koningin van me.'
Kahlan vroeg haar rechtop te gaan zitten. 'Vooruit. Ik heb wat warme soep voor je meegebracht.'
Cyrilla draaide haar hoofd van de lepel soep weg. 'Ik heb geen trek.' `Als je wilt dat ik koningin ben, dan moet je me ook als een koningin behandelen.' Cyrilla's gezicht plooide zich tot een verwonderde frons. Kahlan glimlachte. 'Dit is een bevel van je koningin. Ik wil dat je deze soep eet.'
Pas nu begon Cyrilla te eten. Toen ze de soep op had en begon te beven en huilen, drukte Kahlan haar tegen zich aan, tot ze in een trance-achtige toestand geraakte, en wezenloos in het niets staarde. Kahlan stopte haar warm toe in haar zware dekens en kuste haar op het voorhoofd. Zedd had wat tonnen, een bankje en een krukje uit de stal geritseld en had ergens nog een stoel gevonden. Hij had Prins Harold en Kapitein Ryan gevraagd bij Adie, Jebra, Ahern, Orsk, Kahlan en zichzelf aan te schuiven voor het avondeten. Ze waren vlak bij Ebinissia en moesten hun plannen bespreken. Iedereen ging om de kleine tafel zitten terwijl Kahlan hard brood in stukken brak en Jebra kommen volschepte met de dampende bonen uit de kookpot op het vuur. Toen de zieneres daarmee klaar was, ging ze op het smalle bankje naast Kahlan zitten en keek Zedd onafgebroken met verwonderde blikken aan.
Prins Harold, een man met een torso als een regenton en een hoofd vol lang, dik en donker haar, deed Kahlan onwillekeurig aan haar vader denken. Harold was pas die dag samen met zijn verkenners uit Ebinissia teruggekeerd.
`Heb je nog nieuws van thuis?' vroeg ze hem.
Hij brak het brood met zijn dikke vingers doormidden. 'Nou,' zei hij met een zucht, 'het was er precies zoals je beschreef. Het ziet er niet naar uit dat er iemand anders is geweest. Ik denk dat het er veilig genoeg zal zijn voor ons. Zeker nu het leger van de Orde in de pan is gehakt...'
`Nou ja, het leger hier in de buurt,' verbeterde Kahlan hem.
Hij wuifde haar opmerking weg. 'Ik denk dat we voorlopig geen moeilijkheden zullen hebben. We hebben nog niet veel manschappen, maar we hebben goede mannen, en we hebben er genoeg om de stad te beschermen vanuit de bergpassen eromheen, zolang de vijand niet in zo'n groot aantal komt als de laatste keer. Ik denk dat we die stad kunnen behouden, tenzij de Orde er meer manschappen heen stuurt.' Hij wees naar Zedd. 'En wij hebben een tovenaar.'
Zedd, die net bezig was een lepel bonen soldaat te maken, hield even op met kauwen en gromde instemmend.
Kapitein Ryan slikte een mondvol bonen door. 'Prins Harold heeft gelijk. We kennen de weg in die bergen. We kunnen de stad beschermen, tenzij ze er een groter leger naartoe sturen. Misschien hebben we tegen die tijd meer mannen aan onze kant, en kunnen we iets uitrichten.'
Harold duwde zijn brood in zijn kom en schepte er een stuk spek uit. `Adie, hoe schat jij de kans in dat we hulp van Nicobarese zullen krijgen?'
`Mijn thuisland verkeert in verwarring. Toen Zedd en ik er waren, hoorden we dat de koning dood is. De Bloedbroederschap is bezig er de macht in handen te nemen, maar niet alle mensen zijn daar blij mee. De tovenaressen zijn er nog het minst tevreden mee. Als de Broederschap de macht in handen krijgt, zullen die vrouwen worden vervolgd en gedood. Ik verwacht dat ze de troepen zullen steunen die tegen de Broederschap in opstand komen.'
`In geval van een burgeroorlog,' zei Zedd terwijl hij zijn haastig gelepel onderbrak, 'voorspelt het weinig goeds als men troepen stuurt om het Middenland te steunen.'
Adie zuchtte. 'Zedd heeft gelijk.'
`Misschien kunnen een paar tovenaressen helpen?' vroeg Kahlan. Adie roerde met haar lepel in de bonenschotel. 'Misschien.'
Kahlan keek haar halfbroer aan. 'Maar jij hebt troepen in andere gebieden die je te hulp kunt roepen.'
Harold knikte. 'Zeker weten. Ik kan minstens zestig- à zeventigduizend, misschien zelfs honderdduizend man op de been brengen, maar die zullen niet allemaal even goed geoefend of bewapend zijn. Ik zal de tijd nemen ze tot een goed geheel te verenigen, en als we daar klaar mee zijn, zal Ebinissia een strijdmacht hebben die niet met zich laat spotten.'
`Zoveel mannen hebben we hier al eens eerder op de been gehad,' merkte Kapitein Ryan op zonder van zijn kom op te kijken, 'en dat was niet genoeg.'
`Dat is waar,' zei Harold met zijn brood zwaaiend. 'Maar dat is pas nog maar het begin.'
Hij keek Kahlan aan. 'Jij kunt meer landen verenigen, nietwaar?'
`We hopen van wel,' zei ze. 'We moeten het Middenland te hulp komen, • als we enige kans willen maken.'
`Hoe zit het met Sanderia?' vroeg Kapitein Ryan. 'Hun lansen zijn de beste van het Middenland.'
`En Lifanië,' zei Harold. 'Die maken een hoop
wapens, en kunnen er ook goed mee omgaan.'
Kahlan plukte een zacht stuk midden uit haar brood. `Sanderia heeft Kelton nodig om 's zomers zijn kudden schapen te laten grazen. Lifanië koopt ijzer van Kelton, en verkoopt ze graan. Herjborgue heeft Sanderia nodig om hun wol. Ik denk dat al die landen Keltons voorbeeld zullen volgen.'
Harold priemde zijn lepel in de bonen. 'Er zijn Keltanen gedood in de strijd tegen Ebinissia.'
`En Galeanen.' Kahlan stopte het brood in haar mond, kauwde er een tijdje op en zag dat hij zijn lepel vastgeklemd hield alsof die een mes was. Hij staarde in zijn kom.
`Er hadden zich oproerlingen en moordenaars uit vele landen bij ze aangesloten,' zei ze. 'Maar dat betekent niet dat de mensen in hun thuisland hetzelfde doen. Prins Fyren van Kelton heeft zijn land aan de Imperiale Orde verpand, maar hij is nu dood. We zijn niet in staat van oorlog met Kelton — we maken deel uit van het Middenland. We zijn in oorlog met de Imperiale Orde. We moeten de handen ineen slaan. Als Kelton zich bij ons aansluit, zullen de andere landen dat bijna onvermijdelijk ook moeten doen, maar als ze zich achter de Orde scharen, dan zal het ons moeite kosten de andere landen ervan te overtuigen zich bij ons aan te sluiten. We moeten Kelton voor ons zien te winnen en aan ons binden.'
`Ik wed dat Kelton met de Orde meegaat,' zei Ahern. Iedereen keek hem aan. Hij haalde zijn schouders op. 'Ik ben een Keltaan. Ik kan jullie vertellen dat ze doen wat de Kroon doet — zo zit ons volk nu eenmaal in elkaar. Toen Fyren stierf, zou Hertogin Lumholtz zijn opvolgster worden. Zij en haar man, de hertog, zullen partij kiezen voor de kant die volgens hun zal winnen, ongeacht wie dat ook mag zijn. Dat denk ik tenminste, naar wat ik over haar heb gehoord.'
`Achterlijk gewoon!' Harold smeet zijn lepel op tafel. 'Hoezeer ik de Keltanen ook wantrouw — dit bedoel ik niet persoonlijk, Ahern — en hun smerige streken ken, zijn ze toch in hun hart Middenlanders. Ze mogen dan elk krot van een boerderij op een of andere onduidelijke grens veroveren en die Keltaans noemen, maar die mensen zijn nog steeds Middenlanders.
De geesten weten dat Cyrilla en ik nogal wat gevechten achter de rug hebben, maar toen het erop aankwam, stonden we naast elkaar. Net als met onze landen: toen D'Hara afgelopen zomer tot de aanval overging, hebben wij uit alle macht Kelton geprobeerd te verdedigen, ondanks een paar meningsverschillen. Als de toekomst van het Middenland ervan afhangt, zullen ze zich met ons verenigen. Het Middenland betekent meer dan wat elke nieuwe kroonpretendent er ook van mag zeggen.' Harold griste zijn lepel en zwaaide ermee naar Ahern. 'Wat heb je hierop te zeggen?'
Ahern haalde zijn schouders op. 'Niets, eigenlijk.'
Zedd keek van de ene naar de andere man. 'We zijn hier niet om ruzie met elkaar te maken. We zitten hier om oorlog te voeren. Zeg ons wat je denkt Ahern. Je bent een Keltaan, en je weet beter wat dat betekent dan wij.'
Ahern krabde over zijn in de wind verbrande gezicht en dacht aan Zedds woorden. 'Generaal Baldwin, de commandant van alle Keltaanse troepen, en zijn generaals, Bradford, Cutter en Emerson, zullen doen wat de Kroon doet. Ik ken die mannen niet — ik ben maar een koetsier, maar ik kom in veel plaatsen en hoor veel verhalen, en dit is wat men altijd over hen zegt. Er doet een grapje de ronde dat als de koningin haar kroon het raam uit zou smijten en op het gewei van een bok terecht zou komen, het hele leger binnen een maand zou staan grazen.'
`En geloof je na alles wat je hebt gehoord dat die hertogin die koningin moet worden, zich echt achter de Orde zal scharen om de macht in handen te krijgen, als dat betekent dat ze moet breken met het Middenland?' vroeg Zedd.
Ahern haalde zijn schouders op. 'Dat is mijn persoonlijke mening, begrijp me goed, maar ik denk dat het zo zal gaan.'
Terwijl Kahlan zonder op te kijken een zoete wortel opviste, zei ze: `Ahern heeft gelijk. Ik ken Cathryn Lumholtz en haar man, de hertog. Ze zal koningin worden, en hoewel ze advies van haar man inwint, houdt ze er in elk geval dezelfde gedachten op na als hij. Prins Fyren zou de koning worden, en ik dacht dat hij ons door dik en dun trouw zou blijven, maar iemand van de Orde heeft hem voor ze weten te winnen, en hij heeft ons verraden. Ik weet zeker dat de Orde Cathryn Lumholtz dezelfde aanbiedingen zal doen. En in die aanbiedingen zal ze macht ruiken.'
Harold reikte over de tafel heen en greep nog een stuk brood. 'Als Ahern gelijk heeft, en ze dat doet, dan zijn we Kelton kwijt. En als we Kelton kwijt zijn, dan is dat het eerste teken van verval.'
`Dat is niet best,' merkte Adie op. Nicobarese is in moeilijkheden, Galea raakt verzwakt als zoveel van hun manschappen worden gedood in Ebinissia, en Kelton begint naar de Orde over te hellen, evenals een aantal landen die er handel mee drijven.'
`En dan zijn er een paar andere landen die, wanneer...'
`Genoeg hierover.' De zachte, heldere toon van gezag in Kahlans stem deed de mensen, om de tafel verstommen. Ze herinnerde zich wat Richard altijd zei wanneer hij zo diep in moeilijkheden zat dat er geen uitweg mogelijk leek: denk aan de oplossing, niet aan het probleem. Als je alleen maar tobt over je naderende verlies, kom je er niet meer toe te denken aan je overwinning.
`Hou op me te zeggen waarom we het Middenland niet kunnen herenigen, en waarom we niet kunnen winnen. We weten al dat ons moeilijkheden wachten. We moeten over de oplossing praten.'
Zedd glimlachte over zijn lepel heen. 'Goed gezegd, Biechtmoeder. Ik vind dat we ideeën moeten hebben. Ten eerste is er een aantal kleinere landen die trouw aan het Middenland zullen blijven, wat er ook gebeurt. We moeten hun afgevaardigden in Ebinissia samenbrengen en een nieuwe raad opbouwen.'
`Precies,' zei Kahlan. 'Ze zijn misschien niet zo machtig als Kelton, maar er zitten heel wat mensen tussen met invloed.'
Kahlan sloeg haar bontmantel open. Het knetterende vuur maakte de kamer iets warmer en het eten verwarmde haar buik, maar het kwam vooral door haar bezorgdheid dat ze begon te zweten. Ze kon niet wachten tot Richard zich bij hen zou voegen, en Richard zou goede ideeën hebben. Richard keek nooit lijdzaam toe hoe de dingen hun beloop namen. Ze keek naar de anderen die zich over hun kommen bogen en fronsend over hun mogelijkheden nadachten.
`Nou,' zei Adie terwijl ze haar lepel neerlegde, 'ik weet zeker dat we wat tovenaressen uit Nicobarese aan onze kant kunnen krijgen. Dat zou een flinke steun betekenen. Hoewel sommigen zullen weigeren te vechten omdat dat tegen hun overtuiging is, zullen ze er niet afkerig van zijn ons op andere manieren te helpen. Niemand van hen zal willen dat de Broederschap of hun bondgenoot, de Orde, het Middenland in handen neemt. De meesten van hen kennen de verschrikkingen van vroeger en zullen niet willen dat iets dergelijks opnieuw de kop opsteekt.'
`Goed,' zei Kahlan. 'Dat is een goed idee. Denk je dat je ze kunt overtuigen zich bij ons aan te sluiten, en misschien wat manschappen van het gewone leger zo ver kunt krijgen om ons te helpen? De burgeroorlog maakt tenslotte deel uit van de grote oorlog, en die zou niet voortduren als niemand het Middenland wil helpen.'
Adie keek Kahlan een tijdje krijtwit aan. 'Voor zoiets belangrijks als dit wil ik natuurlijk wel een kansje wagen.'
Kahlan knikte. 'Dank je, Adie.' Ze keek de anderen aan. 'Heeft iemand anders nog een idee?'
Harold leunde met zijn elleboog op tafel en dacht fronsend na. Hij zwaaide met zijn lepel. 'Ik denk dat als ik wat officieren en een officiële afvaardiging naar enkele kleinere landen stuur, ze misschien de noodzaak zullen inzien om een afgevaardiging naar Ebinissia te zenden. De meesten houden Galea in hoog aanzien en weten hoe het Middenland hun vrijheid heeft verdedigd. Ze zullen ons zeker te hulp komen.'
`En als ik,' zei Zedd met een sluwe glimlach, 'die koningin Lumholtz eens een bezoekje zou brengen als Oppertovenaar, nou, dan zou ik haar ervan kunnen overtuigen dat het Middenland niet helemaal van haar eigen macht is verstoken.'
Kahlan kende Cathryn Lumholtz, maar ze wilde de zoete hoop van Zedds idee niet de kop in drukken. Zij was tenslotte degene die had gezegd dat ze aan oplossingen moesten denken, en niet aan moeilijkheden.
Wat haar in de greep van haar afschuw hield, was de gedachte dat ze als Biechtmoeder het Middenland was kwijtgeraakt.
Toen men klaar was met eten, gingen Prins Harold en Kapitein Ryan de manschappen opzoeken. Ahern zwaaide zijn lange jas om zijn brede schouders en zei dat hij zijn ploeg wilde inspecteren.
Toen ze waren vertrokken, pakte Zedd Jebra, die bezig was Kahlan de kommen te helpen afruimen, bij de arm.
`Wil je me nu eindelijk eens vertellen wat je toch ziet als je me steeds aankijkt ?'
Jebra wendde haar blauwe ogen van hem af en pakte nog een lepel van tafel. 'Niets bijzonders.'
`Dat is aan mij te beoordelen, als je het niet erg vindt.'
Ze bleef doodstil staan en keek uiteindelijk naar hem op. 'Vleugels.' Zedd trok een wenkbrauw op. 'Vleugels?'
Ze knikte. 'Ik zie jou met vleugels. Begrijp je? Onzinnig, hè? Het zal wel een visioen zijn dat nergens op slaat. Ik had je al eens gezegd dat ik die soms krijg.'
`Is dat alles? Vleugels?'
Jebra frunnikte aan haar korte, zandkleurige haar. 'Nou, kijk, je zweeft in de lucht met die vleugels, en plotseling val je in een reusachtige vuurbal.' De dunne rimpels in haar ooghoeken werden dieper. 'Tovenaar Zorander, ik weet niet wat dat betekent. Het is geen gebeurtenis — je weet dat mijn visioenen soms uitkomen — maar een besef van gebeurtenissen. Ik weet niet wat ze betekenen, vooral niet als ze zo door elkaar zijn gehusseld.'
Zedd liet haar arm los. 'Dank je, Jebra. Als je nog zoiets ziet, wil je me dat dan vertellen?' Ze knikte. 'Onmiddellijk. We kunnen alle hulp gebruiken die we krijgen.'
Haar blik dwaalde omlaag terwijl ze knikte. Ze keek naar Kahlan. 'Kringen. Ik zie de Biechtmoeder in kringen rondrennen.'
`Kringen?' vroeg Kahlan terwijl ze naar haar toe stapte. 'Waarom ren ik in kringen rond?'
`Dat weet ik niet.'
`Nou, ik heb in elk geval het gevoel alsof het me duizelt, zoals ik loop te piekeren hoe we het Middenland op poten kunnen zetten.'
Jebra keek vol hoop naar haar op. 'Misschien is
dat het wel.'
Kahlan glimlachte haar toe. 'Misschien wel. Jouw visioenen gaan niet altijd over rampen.'
Toen ze allemaal weer begonnen af te ruimen, zei Jebra: 'Biechtmoeder, we moeten uw zuster niet alleen laten met touw.'
`Wat bedoel je?'
Jebra slaakte een zucht. 'Ze droomt dat ze zich ophangt.'
`Bedoel je dat je een visioen hebt gehad waarin ze zich ophangt?' Jebra legde haar arm bezorgd op Kahlans hand. 'Nee hoor, Biechtmoe-
der, dat heb ik niet gezien. Ik kan alleen de aura zien, en ik zie dat ze droomt dat ze het doet. Dat betekent nog niet dat ze het echt zal doen, alleen dat we haar in de gaten moeten houden, zodat ze er niet de kans toe krijgt voordat ze is opgeknapt.'
`Dat lijkt me een goed advies,' opperde Zedd.
Jebra vouwde een doek om het overgebleven brood, en legde er een knoop in. 'Ik zal vannacht bij haar slapen.'
`Dank je,' zei Kahlan. 'Weet je wat? Als ik de rest van het werk doe, dan kun jij nu alvast naar bed, voor het geval ze wakker wordt.'
Toen Jebra met haar hoofdkussen naar Cyrilla's kamer was gegaan, deden Zedd, Adie en Kahlan de overige klusjes. Toen ze daarmee klaar waren, zette Zedd een stoel voor Adie bij het haardvuur. Kahlan vouwde haar handen losjes ineen en staarde in de vlammen.
`Zedd, als we een afvaardiging naar de kleinere landen sturen om ze te vragen naar de raadsbijeenkomst in Ebinissia te gaan, zouden ze gemakkelijker te overtuigen zijn wanneer dat een officiële afvaardiging van de Biechtmoeder was.'
Zedd zweeg een tijdje, en zei toen: 'Iedereen denkt dat de Biechtmoeder dood is. Als we ze laten weten dat je nog leeft, zul je een doelwit worden, en dan krijgen we de Orde op ons nek voor we de tijd hebben een strijdmacht op de beén te brengen die sterk genoeg is.'
Kahlan draaide zich om en greep zijn gewaden beet. 'Zedd, ik heb er genoeg van om dood te zijn.'
Hij klopte met zijn hand op haar arm. 'Jij bent de Koningin van Galea, en je kunt jouw macht voorlopig als zodanig uitoefenen. Als de Imperiale Orde erachter komt dat je leeft, krijgen we meer problemen dan we ooit het hoofd kunnen bieden.'
`Als we het Middenland willen herenigen, hebben ze een Biechtmoeder nodig.'
`Kahlan, ik weet dat je alles doet om te voorkomen dat het leven van die mannen daar in gevaar komt. Ze hebben net een afmattende strijd gewonnen en zijn nog niet op krachten gekomen. We moeten er meer aan onze kant hebben. Als ook maar iemand weet dat jij de Biechtmoeder bent, zul je een doelwit voor ze worden en zullen we moeten vechten om je te beschermen. Als je moet vechten, moet dat om de juiste redenen zijn. We hebben echt geen behoefte aan meer problemen dan we nu de baas kunnen.'
Kahlan drukte haar vingertoppen tegen elkaar terwijl ze naar het vuur staarde. 'Zedd, ik ben de Biechtmoeder. Ik ben doodsbang een Biechtmoeder te moeten zijn die de leiding heeft over de verwoesting van het Middenland. Ik ben als Belijdster geboren. Dat is meer dan mijn beroep. Dat is mijn wezen.'
Zedd omarmde haar schouders. 'Lieverd, je bent nog steeds de Biechtmoeder. Daarom moeten we jouw identiteit voorlopig geheim houden. We hebben de Biechtmoeder nodig. Als de tijd daar is, zul je weer over het Middenland regeren — een Middenland dat sterker zal zijn dan ooit tevoren. Wees geduldig.'
`Geduldig,' mompelde ze.
`Weet je,' zei hij grijnzend, 'er schuilt magie in geduld.'
`Zedd heeft gelijk,' zei Adie vanuit haar stoel. 'De wolf zal niet overleven als hij de kudde bekend maakt dat hij een wolf is. Hij beraamt zijn aanval en pas op het laatste moment laat hij zijn prooi weten dat hij de wolf is die ze achtervolgt.'
Kahlan wreef over haar armen. Er zat meer achter — een andere reden. `Zedd,' fluisterde ze op pijnlijke toon, 'ik kan deze bezwering niet meer verdragen. Ik word er gek van. Ik voel hem voortdurend, alsof de dood onder mijn huid zit opgesloten.'
Zedd trok haar hoofd tegen zijn schouder. 'Mijn dochter zei altijd hetzelfde. Met precies dezelfde woorden zelfs: "alsof de dood onder mijn huid zit opgesloten."'
`Hoe heeft ze dat al die jaren kunnen verdragen?'
Zedd zuchtte. 'Nou, toen Darken Rahl haar had verkracht, wist ik dat hij haar zou achtervolgen als hij dacht dat ze nog leefde. Hij had geen keus. Ik wilde haar liever beschermen dan hem achterna te gaan. Ik bracht haar naar het Middenland, waar Richard is geboren, en toen had ze nog een reden om zich te verschuilen. Als Darken Rahl dat ooit te weten was gekomen, zou hij Richard misschien ook hebben achtervolgd, dus moest ze alles lijdzaam verdragen.'
Kahlan huiverde. 'Al die jaren. Ik zou daar de kracht niet voor hebben. Hoe kon ze dat verdragen?'
`Nu, ze had ten eerste geen alternatief, en ten tweede zei ze dat ze er na een tijd een beetje aan gewend raakte, en het niet meer zo erg was als in het begin. Dat gevoel wordt na verloop van tijd wat minder. Je zult er ook aan gewend raken, en zo te hopen, zul je hier niet zo lang meer mee zitten.'
`Ik hoop het,' zei Kahlan.
Het haardvuur flikkerde op Zedds smalle gezicht. 'Ze zei ook dat de last lichter werd, nu ze Richard had.'
Kahlans hart sloeg over toen ze zijn naam hardop hoorde noemen. Ze grijnsde. 'Dat zal zeker een steun zijn.' Ze greep Zedd bij zijn arm. 'Hij zal binnenkort weer bij ons zijn. Hij zal zich door niets laten tegenhouden. Hij zal over hoogstens een paar weken hier zijn. Lieve geesten, hoe kan ik ooit zo lang wachten?'
Zedd grinnikte. 'Je hebt net zo weinig geduld als die jongen. Jullie twee zijn voor elkaar geschapen.' Hij streek haar haren naar achteren. 'Je ogen staan nu al vrolijker, lieverd.'
`Als Richard bij ons is en we kunnen het Middenland beginnen te herenigen, kun jij me van die doodsbezwering ontdoen. Dan zal het Middenland weer een Biechtmoeder hebben.'
`Voor mij kan dat ook niet snel genoeg zijn.'
Kahlan fronste. 'Zedd, als jij Koningin Cathryn gaat opzoeken en ik die bezwering wil opheffen, hoe moet ik dat dan doen?'
Zedd keek achterom, in de vlammen. 'Dat kun je niet. Als jij zou bekendmaken dat je de Biechtmoeder bent, zouden de mensen je evenmin geloven als wanneer Jebra zou verkondigen dat ze de Biechtmoeder was. De bezwering zou je niet loslaten, enkel en alleen omdat je verklaart wie je bent.'
`Hoe moet ik me er dan van ontdoen?'
Zedd zuchtte. 'Alleen ik kan dat.'
Kahlan voelde plotseling angst opwellen. Ze wilde het hem niet zeggen, maar ze zou in de bezwering gevangen blijven als Zedd ooit iets overkwam.
`Maar er moet toch wel een andere manier zijn om die bezwering op te heffen? Richard misschien?'
Zedd schudde het hoofd. 'Zelfs als Richard wist hoe hij een tovenaar kon zijn, zou hij het web niet kunnen weghalen. Dat kan ik alleen.' `En dat is de enige manier?'
`Ja.' Hij keek haar weer aan. 'Behalve natuurlijk wanneer iemand anders met de gave jouw echte identiteit kan bepalen. Als zo'n man jou zou zien, zou begrijpen wie je was en jouw naam hardop zou noemen, zou de bezwering worden verbroken en zou iedereen op slag jouw ware identiteit kennen.'
Daar was weinig hoop op. Ze voelde dat ze haar hoop liet varen. Kahlan hurkte neer en schoof een nieuw stuk hout in het haardvuur. De enige manier waarop ze zich van de doodsbezwering kon ontdoen, was door Zedds toedoen, en hij zou dat pas doen wanneer hij daar echt aan toe was.
Als Biechtmoeder kon ze geen tovenaar opdragen
iets te doen dat naar beider weten verkeerd was.
Kahlan keek naar de vonken die omhoog wervelden, en ze klaarde op. Richard zou binnenkort bij haar zijn, en dan zou alles minder erg zijn. Als Richard bij haar was zou ze niet aan de bezwering denken — ze zou het veel te druk hebben hem te kussen.
`Waar lach je om?' vroeg Zedd.
Wat? Ach, niets.' Ze ging staan en wreef met haar handen over haar broek. 'Ik denk dat ik maar eens een kijkje bij de mannen ga nemen. Misschien jaagt de koude lucht die bezwering wel uit mijn hoofd.'
De koude lucht deed haar goed. Ze stond in het open veld voor de kleine boerderij en haalde diep adem. De rook van het haardvuur rook lekker. Ze herinnerde zich de voorgaande dagen, toen ze op reis waren en haar voeten en vingers als bevroren aanvoelden, toen haar ogen brandden van de bittere kou en haar neus liep, en hoe ze toen dagdroomde over de rook van brandend hout, omdat dat haar deed denken aan de warmte van een vuur.
Kahlan kuierde over het veld. Ze keek omhoog naar de sterren terwijl een wolkje van haar adem langzaam door de bewegingloze lucht zweefde. Ze zag de kleine vuren die het dal omgaven en ze hoorde het zachte praten van de mannen die rond de vuren zaten. Ze was blij dat ook zij deze avond hun vuur mochten laten branden. Ze zouden spoedig in Ebinissia zijn, en dan zouden ze er weer warmpjes bij zitten.
Kahlan ademde een diepe teug koude lucht in en probeerde niet aan de bezwering te denken. De hemel was éénfonkeling van sterren, als vonken van een reusachtig vuur. Ze vroeg zich af wat Richard op dit ogenblik zou doen — of hij hard op zijn paard reed of sliep. Ze verlangde naar hem, maar ze wilde ook dat hij genoeg slaap zou krijgen. Als hij eindelijk weer bij haar was, zou ze in zijn armen kunnen slapen. Ze grijnsde toen ze daaraan dacht.
Kahlan fronste toen het sterrenrijke zwerk plotseling zwart werd. Bijna meteen nadat ze leken te zijn gedoofd, werden het weer lichtpuntjes. Had ze ze echt een seconde donker zien worden? Zeker mijn fantasie, dacht ze.
Ze hoorde een doffe klap toen iets op de grond terecht kwam. Niemand sloeg alarm. Slechts één ding kon door de kring verdedigers dringen zonder aanleiding te geven tot alarm. Ze kreeg plotseling kippenvel, en dat kwam niet door de bezwering.
Kahlan rukte haar mes uit de schede.