HOOFDSTUK 15
‘T
obias tuurde de besneeuwde duisternis af
terwijl ze door de dichter wordende sneeuwvlagen sjokten. 'Weet je
zeker dat je hebt gedaan wat ik je heb opgedragen?'
`Ja, Heer Generaal, ik zei u al: ze zijn betoverd.'
Achter hen waren de lichten van het Paleis van de Belijdsters en de omringende gebouwen midden in de stad al lang verdwenen achter de wervelende sneeuwstorm die uit de bergen was neergedaald terwijl ze binnen stonden te luisteren naar de absurde eisen die Meester Rahl aan de vertegenwoordigers van het Middenland stelde.
`Waar zijn ze dan? Als je ze kwijtraakt en ze hier doodvriezen, zal ik ziedend op je zijn, Lunetta.'
`Ik weet waar ze zijn, Heer Generaal,' drong ze aan. 'Ik raak ze niet kwijt.' Ze bleef staan, tilde haar neus op en snoof de lucht op. 'Deze kant uit.'
Tobias en Galtero keken elkaar fronsend aan, draaiden zich om en renden haar achterna toen ze snel de duisternis achter de Koningsstraat in glipte. Af en toe kon hij net de donkere silhouetten onderscheiden van de paleizen die zich in de storm schuilhielden. Ze zorgden voor zweempjes licht en wezen af en toe de weg door de heen en weer zwalkende kloof van vallende sneeuw.
In de verte hoorde hij het gekletter van mannen in wapenrusting die voorbijkwamen. Zo te horen waren het meer mannen dan een enkele verkenningseenheid. Voor de nacht voorbij was zouden de D'Haranen waarschijnlijk een manoeuvre uitvoeren om hun greep op Aydindril te verstevigen. Dat zou hij doen als hij in hun schoenen stond: toeslaan voor je tegenstanders tijd hebben hun keuzemogelijkheden te overzien. Hij was trouwens toch niet van plan hier te blijven.
Tobias blies de sneeuw van zijn snor. 'Je luisterde naar hem, nietwaar?' `Ja, Heer Generaal, maar ik zei u al: ik wist het niet zeker.'
`Hij is net als alle anderen. Je hebt vast niet opgelet — ik weet dat je niet heb opgelet. Je krabde je armen en je lette niet op.'
Lunetta wierp hem over haar schouder een snelle blik toe. 'Hij is anders. Ik weet niet waarom, maar hij is anders. Ik heb nog nooit zo'n magie gevoeld als die van hem. Ik wist niet zeker of ieder woord van hem waar was, of een leugen, maar ik denk dat hij de waarheid sprak.' Ze schudde haar hoofd van verwondering over zichzelf. 'Ik kan door obstakels heen. Ik kan altijd door obstakels heen. Van iedere soort: lucht, water, aarde, vuur, ijs — alles. Zelfs een geest. Maar die van hem...?'
Tobias glimlachte afwezig. Het hinderde niet. Hij had haar vunzige smet niet nodig om dit te weten. Hij wist het zeker.
Ze mompelde nog wat over de vreemde kanten van Meester Rahls magie, en hoe ze die wilde ontvluchten en weg wilde uit dit paleis en hoe haar huid ervan jeukte als nooit tevoren. Hij luisterde met een half oor. Ze zou haar zin krijgen en weg zijn uit Aydindril nadat hij een paar zaken had geregeld.
`Wat sta je daar te snuiven?' gromde hij.
`Afval, mijn Heer Generaal. Keukenafval.'
Tobias greep een vuistvol van haar gekleurde lappen beet. 'Afval? Heb je ze bij een hoop afval achtergelaten?'
Ze grijnsde terwijl ze waggelend doorliep. 'Ja, Heer Generaal. U zei dat u geen mensen om u heen wilde. Ik ben niet bekend in de stad en wist geen veilige plek om ze heen te sturen, maar ik zag die afvalhoop op weg naar het Paleis van de Belijdsters. Niemand zal daar 's nachts rondhangen.
Afvalhoop. Tobias schraapte zijn keel. 'Maffe Lunetta,' mompelde hij. Ze stapte mis. 'Alsjeblieft, Tobias, noem me geen...'
`Waar zijn ze dan?!'
Ze tilde een arm op, wees, en versnelde haar pas. 'Deze kant uit, Heer Generaal. U zult het zien. Deze kant Het is niet ver meer.'
Hij dacht erover na terwijl hij door de sneeuwvlagen sjokte. Er zat wat in. Er zat wat in: een afvalhoop was het volmaakte gerecht.
`Lunetta, je vertelt me wel de waarheid over Meester Rahl, toch? Als je daarover tegen me liegt, dan vergeef ik je dat nooit.'
Ze stond stil en keek naar hem op. Tranen welden op in haar ogen, en ze greep haar gekleurde lappen beet. 'Ja, mijn Heer Generaal. Alstublieft. Ik spreek de waarheid. Ik heb alles geprobeerd. Ik heb mijn best gedaan.' Tobias keek haar een lang ogenblik aan, en er rolde een traan over haar plompe wang. Het deed er niet toe, wist hij.
Hij maakte een ongeduldig handgebaar. 'Goed dan, ga dan maar verder. Maar o wee als je ze bent kwijtgeraakt...'
Ze straalde plotseling. Ze veegde haar wang droog, draaide zich om in de richting waar ze heen gingen en stoof vooruit. 'Hierheen, Heer Generaal. U zult het zien. Ik weet waar ze zijn.'
Tobias zuchtte en liep achter haar aan. De sneeuw hoopte zich op, en te oordelen naar de hoeveelheid die viel, zou het een dik pak kunnen worden. Dat gaf niets — alles zag er nu wat beter voor hem uit. Meester Rahl was een idioot als hij dacht dat Heer Generaal Tobias Brogan van de Bloedbroederschap zich zou overgeven als een verdorvene onder gloeiend heet ijzer.
Lunetta stond te wijzen. 'Hierzo, Heer Generaal. Ze zijn hier.'
Zelfs met de huilende wind in zijn rug kon Tobias de afvalhoop ruiken voor hij hem zag. Hij schudde de sneeuw van zijn karmozijnrode cape bij het zien van de donkere bult, die werd verlicht door het zwakke licht van paleizen achter de muur in de verte. De sneeuw smolt waar die op de dampende hoop viel en gaf de donkere vormeloosheid een allesbehalve schone schijn.
Hij zette zijn vuisten op zijn heupen. 'En? Waar zijn ze?'
Lunetta ging vlak naast hem staan en verschool zich in de luwte die hij tegen de voortjagende sneeuw verschafte. 'Ga hier staan, Heer Generaal. Ze zullen naar u toe komen.'
Hij keek omlaag en zag een veelbelopen pad. 'Een kringbezwering?' Ze giechelde zacht en hield een paar lappen tegen haar rode wangen om zich tegen de kou te beschermen. 'Ja, Heer Generaal. U zei dat u boos op me zou zijn als ze wegliepen. Ik wilde niet dat u boos zou zijn op Lunetta, dus ik heb een kringbezwering over ze uitgesproken. Ze kunnen hier nu niet weg, hoe snel ze ook kunnen lopen.'
Tobias glimlachte. Ja, deze dag zou toch nog goed aflopen. Ze hadden vandaag wat hindernissen ondervonden, maar hij zou die allemaal overwinnen met de hulp van de Schepper. Nu had hij het voor het zeggen. Meester Rahl zou ontdekken dat niemand de Bloedbroederschap de les kon lezen.
Toen hij uit de duisternis te voorschijn kwam, zag hij allereerst het golven van haar gele rokken, toen haar mantel door een windvlaag werd opengeblazen. Hertogin Lumholtz stapte resoluut op hem af, met de hertog een stap schuin achter haar. Toen ze zag wie er naast het pad stond, kwam er een norse uitdrukking op haar bepoederde gelaat. Ze trok haar besneeuwde mantel dichter om zich heen.
Tobias begroette haar met een brede glimlach. 'Onze tweede ontmoeting. Goedenavond, mevrouw.' Hij boog zijn hoofd met een klein knikje. 'Ook goedenavond, Hertog Lumholtz.'
De hertogin snoof van minachting en trok haar neus op. De hertog bekeek ze met een strenge blik, alsof hij een muur om zich heen optrok en hen uitdaagde die te doorbreken. Beiden liepen vastberaden en zonder een woord te zeggen langs hen heen en verdwenen in de duisternis. Tobias gniffelde.
`Ziet u, mijn Heer Generaal? Ze wachten op u, zoals ik had beloofd.' Tobias stak zijn duimen achter zijn gordel terwijl hij zijn schouders recht trok, en liet zijn karmozijnrode cape in de wind openwaaien. Het was niet nodig het paar te achtervolgen.
`Goed van je, Lunetta,' mompelde hij.
Na korte tijd kwam het geel van haar rokken weer in zicht. Nu trok ze haar wenkbrauwen geschrokken op toen ze Tobias, Galtero en Lunetta naast haar veelbelopen pad zag staan. Eigenlijk was ze best een knappe vrouw, ondanks de overvloedige maquillage — ze was absoluut niet meisjesachtig, en hoewel ze nog jong was, hadden haar gezicht en haar figuur de rijpheid en zelfverzekerdheid van volledige vrouwelijke wasdom.
Toen het paar naderde, legde de hertog met een opzettelijk dreigend gebaar zijn vaste hand op het gevest van zijn zwaard. Hoewel het rijk versierd was, was het zwaard van de hertog niet slechts versiering, evenmin als dat van Meester Rahl, wist Tobias. Keltanen maakten zowat het beste staal van het Middenland en alle Keltanen, vooral adellieden, putten trots uit het feit dat ze er goed mee konden omgaan.
`Generaal Bro...'
`Heer Generaal, mevrouw.'
Ze keek langs de punt van haar neus op hem neer. 'Heer Generaal Brogan, we zijn op weg terug naar ons paleis. Ik stel voor dat u ophoudt ons te volgen, en naar uw eigen paleis gaat. Het is een smerige avond om buiten te zijn.'
Galtero stond naast hem en keek naar de kant op haar lijfje dat op en neer ging van woede. Toen ze dat zag, rukte ze haar mantel dicht. De hertog zag het ook, en boog zich naar Galtero toe.
`Houd uw ogen van mijn vrouw, meneer, of ik, zal u aan stukken hakken en u aan mijn honden voeren.'
Galtero glimlachte vals en keek naar de langere man op, maar zei niets. De hertogin snoof. 'Goedenavond, Generaal.'
Het tweetal liep opnieuw in een kring om de afvalhoop heen, in de volle overtuiging dat ze pijlrecht op weg waren naar hun bestemming, maar in de nevelige kringbezwering gingen ze nergens heen en beschreven ze cirkel na cirkel. Hij zou ze na de eerste keer al tot staan kunnen brengen, maar hij genoot van de verwarring in hun blik toen ze probeerden te begrijpen hoe hij telkens weer voor hen opdook. Hun betoverde geesten zouden niet in staat zijn hier ook maar iets van te begrijpen.
Toen ze andermaal voorbijliepen, werden hun gezichten zo wit als de sneeuw, en daarna vuurrood. De hertogin bleef stampvoetend staan, zette haar vuisten op haar heupen en keek hem boos aan. Tobias keek hoe de witte kant vlak voor zijn gezicht bewoog door de hevigheid van haar verontwaardiging.
`Zeg, vuil klein onderkruipsel, hoe durf je...'
Brogans kaak verstijfde. Grommend van woede greep hij de witte kant in beide vuisten en rukte de voorkant van haar japon tot op haar middel omlaag.
Lunetta stak haar hand omhoog en sprak een korte toverspreuk uit, en de hertog bleef stokstijf stil en bewegingloos met zijn zwaard halverwege uit de schede staan alsof hij was versteend. Alleen zijn ogen bewogen en zagen dat de hertogin het uitschreeuwde toen Galtero haar armen tegen haar rug duwde en haar net zo onbeweegbaar en hulpeloos maakte als hemzelf, alleen nu zonder magie te gebruiken. Haar rug kromde zich toen Galtero haar armen met zijn sterke handen omdraaide. Haar stijve tepels staken uit in de koude wind.
Aangezien hij zijn mes had ingeleverd, trok hij in plaats daarvan zijn zwaard. 'Hoe noemde je mij, smerige hoer?'
`Niets.' Bevangen door paniek slingerde ze haar hoofd heen en weer, en haar zwarte krullen sloegen haar in het gezicht. Niets!'
`Tjonge, jonge, ga je nu al door de knieën?'
Wat wil je?' zei ze hijgend. 'Ik ben geen verdorvene! Laat me gaan! Ik ben geen verdorvene!'
`Natuurlijk ben je geen verdorvene. Je bent veel te pompeus om een verdorvene te zijn, maar daarom ben je nog niet minder verachtelijk. Of nuttig.'
`Dus hij is het die je wilt hebben? Ja, de hertog. Hij is de verdorvene. Laat me los, dan zal ik je over zijn misdaden vertellen.'
Brogan praatte tussen zijn opeengeklemde tanden door. 'De Schepper is niet gediend met valse, zelfzuchtige bekentenissen. Maar je zult hem niettemin dienen.' Zijn wangen vertrokken zich tot een grimmige glimlach. `Je zult de Schepper via mij dienen: je zult doen wat ik zeg.'
`Dat doe ik absoluut...' Galtero greep haar steviger beet. 'Goed dan,' hijgde ze. 'Alles. Zolang je me geen pijn doet. Zeg me wat je wilt, en ik doe het.'
Ze deed een ijdele poging achteruit te deinzen toen hij zijn gezicht vlak voor het hare bracht. 'Doe wat ik zeg,' zei hij tussen zijn opeengeklemde tanden door.
Haar stem was gesmoord door doodsangst. 'Ja. Goed. Dat beloof ik.' Hij grijnsde spottend. 'Ik zou niets van een hoer als jij geloven — zo iemand die alles verkoopt en elk principe verpandt. Je doet wat ik zeg omdat je geen andere keus hebt.'
Hij ging iets naar achteren staan, pakte haar linkertepel tussen zijn duim en de knokkel van zijn wijsvinger en trok hem naar zich toe. Ze gilde, en ze opende haar ogen wijd. Brogan hief zijn zwaard op en sneed de tepel er met een enkele houw af. Haar geschreeuw deed zelfs het huilen van de wind verstommen.
Brogan legde de afgesneden tepel in Lunetta's omgekeerde hand. Haar stompe vingers sloten zich eromheen terwijl haar ogen zich in een kleed van magie hulden. Het zachte geluid van een oeroude toverspreuk vermengde zich met de wind en de sidderende kreten van de hertogin. Galtero hield haar vast terwijl de wind om hen heen kolkte.
Lunetta's gezang steeg van toon toen ze haar hoofd naar de inktzwarte hemel achteroverboog. Met stijf gesloten ogen riep ze de betovering rond zichzelf en de vrouw tegenover haar op. De wind leek de woorden uit haar vandaan te rukken terwijl Lunetta in haar streganicha-tongval smeekte:
`Van hemel tot aarde, van bladeren tot wortels, van vuur tot ijs, en de vrucht van de ziel.
Van licht tot duisternis, van wind tot water
Eis ik deze geest — de dochter van de Schepper.
Tot het bloed in het hart kookt en de botten tot as zijn vergaan, tot de talg slechts stof is, en de dood zijn tanden maalt
zal deze van mij zijn.
Ik zal haar zonnewijzer in een donker dal werpen en deze ziel uit de schaduw ontrukken.
Tot haar taken zijn vervuld en de wormen zijn gevoed, tot het vlees tot stof vergaan en de ziel is gevlucht
zal deze van mij zijn.'
Lunetta's stem klonk nu zacht als een gutturaal gezang: 'Hanen hen, tien spinnen, bezoarsteen — ik kook een slavenstoofpot. Ossengal, bevergeil en darmvlies — ik maak een slavinnenbrouwsel...'
Haar woorden zweefden weg en vervlogen in de wind, maar haar dikke lichaam bewoog op en neer, terwijl ze doorsprak en haar lege hand boven het hoofd van de vrouw schudde en de andere hand met het stuk vlees erin voor haar hart hield.
De hertogin huiverde toen tentakels van magie zich om haar heen slingerden en in haar vlees kropen. Ze schokte toen de giftanden zich in haar ziel boorden.
Galtero moest zijn uiterste best doen haar vast te houden, totdat ze uiteindelijk in zijn greep verslapte. Ondanks het geluid van de wind leek er plotseling stilte te heersen.
Lunetta opende haar hand. 'Ze staat onder mijn bevel. Ik draag mijn eigendomsrecht aan u over.' Ze legde het uitgedroogde knoopje vlees in Brogans handpalm. 'Ze is nu van u, mijn Heer Generaal.'
Brogan sloot zijn vuist om het verschrompelde vlees. De hertogin hing met glazige ogen aan haar armen achter haar rug. Haar benen droegen haar gewicht, maar ze huiverde van de pijn en de kou. Bloed sijpelde uit haar wond.
Brogan kneep zijn vuist dicht. 'Hou op met dat gehuiver!'
Ze keek hem in de ogen, en haar glazige blik werd flets. Ze werd rustig. `Ja, mijn Heer Generaal.'
Brogan wenkte zijn zuster. 'Maak haar beter.'
Galtero keek met een zweempje wellust in zijn ogen toe, terwijl Lunetta haar handen voor de gewonde borst van de vrouw hield. Hertog Lumholtz keek ook toe, en zijn ogen puilden bijna uit de kassen. Lunetta sloot haar ogen opnieuw terwijl ze nog meer magie spon en een zachte betovering aanriep. Bloed droop tussen Lunetta's vingers door totdat de huid van de vrouw zich samentrok en de genezing begon.
Terwijl hij wachtte, namen Brogans gedachten een vlucht. De Schepper waakte inderdaad over zijn gedachten. Een dag die was begonnen met de grootste overwinning, was bijna op een ramp uitgelopen, maar hij had uiteindelijk bewezen dat mensen die bezield zijn van het doel van de Schepper, overwinnen. Meester Rahl zou ontdekken wat er gebeurde met degenen die de Wachter aanbaden, en de Imperiale Orde zou erachter komen hoe waardevol de Heer Generaal van de Bloedbroederschap voor hen was. Ook Galtero had vandaag zijn waarde bewezen, en de man had ook wel recht op een kleinigheid voor zijn inspanningen. Lunetta gebruikte de mantel van de hertogin om het bloed af te vegen en onthulde een volmaakt gave borst die even vlekkeloos als de andere was, maar waaraan de tepel ontbrak. Die had Brogan nu.
Lunetta wees naar de hertog. 'Zal ik hem ook behandelen, Heer Generaal? Wilt u ze alletwee hebben?'
`Nee.' Brogan hief zijn hand op en maakte een afwijzend wuifgebaar. `Nee, ik heb alleen haar nodig. Maar hij zal ook een rol spelen in mijn plan.'
Brogan keek naar de verschrikte ogen van de hertog. 'Dit is een gevaarlijke stad. Zoals Meester Rahl ons vandaag heeft verteld, blijken er gevaarlijke wezens in de buurt onschuldige burgers aan te vallen die kansloos tegen ze zijn. Vreselijk. Was Meester Rahl maar hier om de hertog tegen zo'n aanval te beschermen.'
`Ik zal er meteen voor zorgen, Heer Generaal,' zei Galtero.
`Nee, ik kan dit zelf wel aan. Ik dacht dat jij de hertogin hier zou willen "amuseren" terwijl ik me over de hertog ontferm.'
Galtero beet op zijn onderlip terwijl hij naar de hertogin keek. 'Ja, Heer Generaal, heel graag. Dank u.' Hij gooide zijn mes naar Brogan. 'IJ zult dit nodig hebben. De soldaten hebben me verteld dat de wezens hun slachtoffers met een driebladig mes van hun ingewanden ontdeden. U zult drie sneden moeten maken om dat effect na te bootsen.'
Brogan bedankte zijn kolonel. Hij kon altijd rekenen op Galtero's grondigheid. De vrouw keek het drietal beurtelings aan, maar zei niets. `Wil je dat ik haar dwing mee te werken?'
Een gruwelijke grijns verspreidde zich over Galtero's gewoonlijk ijzige gezicht. 'Wat zou daar het nut van zijn, HeerGeneraal? Ze zou vanavond beter een ander lesje kunnen leren.'
Brogan knikte. 'Goed dan, zoals je wilt.' Hij keek naar de hertogin. 'Liefje, dat vraag ik niet van je. Het staat je vrij om je gevoelens daarover tegen Galtero hier uit te spreken.'
Ze gilde het uit toen Galtero zijn arm om haar middel sloeg. 'Zullen we daarheen gaan, waar het donker is? Ik wil uw delicate gevoeligheid niet beledigen door u te laten zien wat er met uw echtgenoot gebeurt.'
`Dat mag je niet!' riep ze. 'Ik vries nog dood in die sneeuw! Ik moet doen wat mijn Heer Generaal gebiedt. Ik vries dood!'
Galtero klopte haar op haar achterste. 'Ach, je zult niet doodvriezen. Die afvalhoop zal je van onderen warm houden.'
Ze slaakte een gil en probeerde zich los te trekken, maar Galtero hield haar stevig vast. Hij greep met zijn andere vuist in haar haren.
`Ze is een lieftallig schepseltje, Galtero. Zorg ervoor dat die schoonheid niet wordt verpest. En blijf niet te lang weg; ze moet nog iets voor me doen. Ik wil dat ze minder make-up op doet,' zei hij meesmuilend, 'maar omdat ze er zo handig mee is, kan ze ten minste nog een tepel verven op de plek waar de echte had moeten zitten.
Als ik klaar ben met de hertog hier, en jij met haar, dan moet Lunetta nog een bezwering over haar uitspreken. Een hele bijzondere bezwering. Een heel zeldzame en krachtige bezwering.'
Lunetta aaide haar snuisterijtjes, terwijl ze naar zijn ogen keek. Ze wist wat hij wilde. 'Dan heb ik iets van hem nodig — iets wat hij heeft aangeraakt.'
Brogan klopte op zijn tasje. 'Hij heeft ons met een munt verrijkt.' Lunetta knikte. 'Dat is goed genoeg.'
De hertogin gilde en spartelde met haar armen toen Galtero haar het donker in begon te slepen.
Brogan draaide zich om en zwaaide het mes voor de verwilderde ogen van de Keltaan. 'En nu, Hertog Lumholtz, is het tijd voor uw aandeel in het plan van de Schepper.'