HOOFDSTUK 38
‘T
oen Verna zich naar de poort naar het
gebouwencomplex van de Priores haastte, merkte ze dat Kevin
Andellmere op wacht stond in het donker. Ze kon niet wachten om
naar de tempel te gaan
en Ann te vertellen dat ze het probleem had opgelost en ze nu bijna alle Zusters die trouw waren aan het Licht, had geïdentificeerd, maar ze had Kevin in geen weken gezien.
`Kevin, ben jij dat?'
De jonge soldaat maakte een buiging. 'Ja, Priores.'
`Ik heb je hier in geen tijden gezien, klopt dat?'
`Ja, Priores. Bollesdun, Walsh en ik zijn teruggeroepen door onze commandant.'
`Waarom?'
Kevin ging op zijn andere been staan. 'Dat weet ik niet precies. Mijn commandant was benieuwd naar de toverkracht van het paleis, denk ik. Ik ken hem nu bijna vijftien jaar, maar hij is veel ouder geworden. Hij wilde met zijn eigen ogen zien of dat niet met ons was gebeurd. Hij zei dat Bollesdun, Walsh en ik er net zo oud uitzagen als toen hij ons voor het eerst zag, vijftien jaar geleden. Hij zei dat hij het niet geloofde toen men het hem vertelde, maar dat hij dat nu wel deed. Hij stuurde zijn commandanten die ons kenden naar ons toe om het met eigen ogen te zien.'
Verna voelde zweetdruppels op haar voorhoofd parelen. In een verfrissende vlaag van helderheid besefte ze opeens waarom de Keizer naar het Paleis van de Profeten kwam. Dat moest ze de Priores vertellen. Er was geen moment te verliezen.
`Kevin, aan wie ben jij trouw, de Keizer, of de Imperiale Orde?'
Kevin pakte zijn spies wat hoger vast. Hij zei aarzelend: 'Ja, Priores. Ik bedoel, toen de Orde eenmaal mijn thuisland had veroverd, had ik weinig keus, en werd ik als soldaat bij de Orde ingelijfd. Ik heb een tijdje in het noorden gevochten, vlak bij de wildernis. Toen de Orde ons koninkrijk veroverde, kreeg ik te horen dat ik soldaat bij de Orde was, en kreeg ik opdracht het paleis te bewaken.
Ik zou geen betere baan als bewaker kunnen hebben dan hier. Ik ben blij dat ik terug ben en uw complex mag bewaken. Bollesdun en Walsh zijn ook blij terug te zijn op hun post als bewakers van het Paleis van de Profeten.
Mijn officieren hebben me tenminste fatsoenlijk behandeld en hebben me altijd betaald. Dat was niet veel, maar ik ontving het altijd, en ik zie dat veel mensen zonder werk zitten en zich met moeite kunnen voeden.' Verna legde haar hand teder op zijn arm. 'Kevin, wat vind jij van Richard?'
`Richard?' Hij grijnsde. 'Ik mocht Richard graag. Hij kocht dure chocolaatjes voor me om aan mijn vrouw te geven.'
`Is dat alles wat hij voor je betekent? Chocolaatjes?'
Hij krabde zijn wenkbrauw. 'Nee... Zo bedoelde ik het niet. Richard was... een goed mens.'
`Weet je eigenlijk waarom hij die chocolaatjes voor je kocht?' `Omdat hij aardig was. Hij gaf om mensen.'
Verna knikte. la, dat deed hij. Door jou chocolaatjes te geven, hoopte hij dat als het tijd was te ontsnappen, jij hem als vriend zou beschouwen en niet tegen hem zou vechten, en hij je niet zou hoeven doden. Hij wilde niet dat jij zijn vijand zou zijn die hem zou proberen te doden.' `Hem doden? Priores, ik zou nooit...'
`Als hij niet aardig tegen je was, dan was jij misschien trouw aan het paleis, en zou je hem wellicht hebben tegengehouden.'
Hij keek naar de grond. 'Ik heb hem met zijn zwaard in de weer gezien. Ik denk dat het geschenk uit meer dan alleen chocolaatjes bestond.' `Inderdaad, Kevin. Kevin, als de tijd komt waarop je een keuze moet maken tussen Richard of de Orde, voor wie zou je dan kiezen?'
Hij vertrok zijn gezicht in verwarring. 'Priores, ik ben soldaat.' Hij gromde. 'Maar Richard is een vriend van me. Ik denk dat ik slechts met de grootste moeite een wapen zou opheffen tegen een vriend, als dat van me werd gevraagd, en dat geldt voor iedere paleiswacht. Ze zijn allemaal op hem gesteld.'
Ze kneep hem in zijn arm. 'Wees trouw aan je vrienden, Kevin, en het zal je goed gaan. Wees trouw aan Richard, en je zult worden gered.' Hij knikte. 'Dank u, priores. Maar ik ben niet bang dat ik zal hoeven kiezen.'
`Kevin, luister naar me. De Keizer is een slechterik.' Kevin zei niets. 'Onthoud dat goed. En houd mijn woorden voor jezelf. Zul je dat doen?' `Ja, Priores.'
Toen Verna naar haar kantoor liep, zag Phoebe haar en veerde uit haar stoel op. 'Goedenavond, Priores.'
`Ik moet om steun bidden, Phoebe. Geen bezoek.'
Ze dacht opeens aan iets dat Kevin had gezegd. Het klopte niet. `De bewakers Bollesdun en Walsh zijn te werk gesteld in het gebouwencomplex van de Profeet. Maar we hebben geen profeet. Ga uitzoeken waarom ze daar zijn en wie die opdracht heeft gegeven, en lever daar morgenochtend vroeg op mijn kantoor een verslag van in.' Verna zwaaide met haar vinger. 'Morgenochtend vroeg.'
`Verna...' Phoebe liet zich op haar stoel zakken en keek op haar bureau. Zuster Dulcinia wendde haar witte gezicht van haar af en ging door met haar rapporten. 'Verna, er zijn een paar Zusters die je willen spreken. Ze wachten binnen op je.'
`Ik heb niemand toestemming gegeven in mijn kantoor te komen!' Phoebe keek niet naar haar op. 'Dat weet ik, Priores, maar...'
`Ik handel dit wel af. Dank je, Phoebe.'
Verna's gezicht was tot een woedende grimas vertrokken toen ze haar kantoor binnenstormde. Ze had geen tijd te verliezen met onzin. Ze was erachter gekomen hoe ze de Zusters van het Licht van de Zusters van de Duisternis kon onderscheiden en wist waarom Keizer Jagang naar Tanimura kwam, naar het Paleis van de Profeten. Ze moest een boodschap naar Ann sturen. Ze moest nadenken over wat ze moest doen. Toen ze dichterbij kwam zag ze de contouren van vier vrouwen in de donkere kamer. Wat moet dit betekenen?'
Verna herkende Zuster Leoma toen die een stap naar voren deed en door het kaarslicht werd beschenen.
En toen werd alles in één verblindende, pijnlijke flits donker.
`Doe wat ik je zeg, Nathan.'
Hij boog zich diep naar haar toe, want zij was veel kleiner dan hij, en knarsetandde. `Je zou me ten minste toegang kunnen geven tot mijn Han! Hoe kan ik je anders beschermen?'
Ann keek in het donker toe terwijl de colonne van vijfhonderd man op straat achter de Meester Rahl aan liep. 'Ik wil niet door jou worden beschermd. We kunnen dat risico niet nemen. Jij Weet wat je moet doen. Voor hij me heeft gered, moet je me niet in de weg lopen, anders hebben we geen enkele kans zo'n gevaarlijke man te pakken te nemen.'
`En wat als hij je niet "redt"?'
Ann probeerde niet aan die mogelijkheid te denken. Ze probeerde niet te denken aan wat er zou gebeuren, zelfs als de gebeurtenissen zich via de juiste vork zouden voltrekken. 'Moet ik een profeet nu lesgeven in profetie? Je moet het gewoon laten gebeuren. Daarna zal ik de blokkade opheffen. Breng de paarden nu naar een stal om te overnachten. Zorg dat ze goed worden gevoerd.'
Nathan griste de teugels uit haar handen. 'Zoals je wilt, mens.' Hij draaide zich om. le kunt het beste hopen dat ik deze halsband nooit afdoe, want dan zullen we eens een hartig woordje met elkaar spreken. Dan zul je me niet eens kunnen tegenspreken, want je zult zijn vastgebonden en gekneveld.'
Ann giechelde. 'Nathan, jij bent een goeierd. Ik vertrouw op je. Je moet ook vertrouwen in mij hebben.'
Hij stak zwaaiend zijn vinger naar haar uit. 'Als jij eraan gaat...' `Weet ik, Nathan.'
Hij gromde. 'En dan zeggen ze dat ik degene ben die gek is.' Hij draaide zich naar haar om. le zou tenminste iets kunnen eten. Je hebt de hele dag nog niets gegeten. Er is hier vlakbij een markt. Beloof me dat je ten minste een hapje zult eten.'
`Ik heb geen...'
`Beloof het me!'
Ann zuchtte. 'Nou ja, goed dan, Nathan. Als jij je daar beter door voelt, zal ik wel iets gaan eten. Maar ik heb niet veel trek.' Hij stak zijn vinger beschuldigend naar haar uit. 'Ik beloof het je, heb ik gezegd. Ga nu maar,' zei ze.
Nadat hij eindelijk met de paarden was weggerend, liep ze door, in de richting van de Burcht. Haar maag draaide zich om uit angst om met blinde ogen een profetie tegemoet te lopen. De gedachte weer naar de Burcht te moeten gaan, beviel haar niet, maar nu er een profetie mee te maken had, was haar tegenzin nog groter. Toch moest ze dit doen. Het was de enige oplossing.
`Honingtaart, mevrouw? Ze kosten maar een penning, en ze zijn heel lekker.'
Ann keek neer op een klein meisje in een grote jas dat achter een gammele tafel stond. Honingtaart. Nou ja, ze had niet beloofd wat ze zou eten. Een honingtaart kon ermee door.
Ann glimlachte naar het leuke gezichtje. 'Ben je hier helemaal alleen, vanavond?'
Het meisje draaide zich om en wees. 'Nee, mevrouw, mijn grootmamma is er ook.'
Een dikke vrouw lag in elkaar gekropen onder een haveloze deken en leek te slapen. Ann viste in een van haar zakken en haalde een munt te voorschijn.
`Hier, een zilverling voor jou, mijn schat. Jullie zien eruit alsof jullie hem beter kunnen gebruiken dan ik.'
`0, dank u wel, mevrouw.' Ze haalde een honingtaart van onder de tafel. 'Alstublieft, neemt u deze maar. Dit is een van de bijzondere, met de meeste honing erin. Die bewaar ik voor de aardigste mensen die naar mijn kraam komen.'
Ann glimlachte terwijl ze de taart aanpakte. 'Nou zeg, dank je wel, mijn kind.'
Toen Ann de weg naar de Burcht insloeg, begon het meisje haar spulletjes in te pakken.
Ann genoot van de zoete honingtaart terwijl ze de mensen bekeek die op de kleine markt rondkrioelden, op zoek naar degene die voor moeilijkheden zou zorgen. Ze zag niemand die er gevaarlijk uitzag, maar wist dat er zo iemand tussen moest zitten. Ze richtte haar aandacht weer op de weg. Wat moest gebeuren, moest dan maar gebeuren. Ze vroeg zich af of ze zich minder angstig zou voelen als ze wist hoe het zou gebeuren. Waarschijnlijk niet.
Het was donker, en niemand zag dat ze de weg naar de Burcht insloeg. Eindelijk was ze alleen. Ze wilde dat Nathan bij haar was, maar het was op een bepaalde manier prettig om eens alleen te zijn, hoe kort ook. Zonder Nathan bij zich had ze tijd over haar leven na te denken, en over welke veranderingen haar te wachten stonden. Al die jaren.
Eigenlijk veroordeelde ze al haar dierbaren tot de dood. Had ze een alternatief?
Toen ze de taart op had, likte ze haar vingers schoon. Haar maag was nog niet tot rust gekomen, zoals ze hoopte. Toen ze onder het ijzeren valhek doorliep, leek haar maag zich in allerlei bochten te wringen. Wat was er met haar aan de hand> Ze had al eens eerder met gevaren te maken gehad. Misschien hechtte ze meer waarde aan het leven naarmate ze ouder werd, en hield ze er krampachtiger aan vast uit angst het tussen haar vingers te laten wegglippen.
Toen ze in de Burcht een kaars aanstak, wist ze dat er iets niet pluis was. Ze had het gevoel alsof ze in brand stond. Haar ogen brandden. Haar gewrichten deden pijn. Was ze ziek? Lieve Schepper, niet nu. Ze had nu juist kracht nodig.
Toen ze de stekende pijn onder haar borstbeen voelde, legde ze haar arm om haar middel en liet zich in een stoel vallen. Ze kreunde, en de kamer leek rond te tollen. Wat was...?
De honingtaart.
Ze had er nooit aan gedacht dat het gevaar in deze vorm zou kunnen komen. Ze had zich afgevraagd hoe iemand haar ooit zou kunnen overmeesteren — ze had tenslotte haar Han bij zich, en die was krachtig in haar, krachtiger dan bij de meeste andere tovenaressen. Hoe had ze zo dom kunnen zijn? Ze schoot voorover in haar stoel toen ze een striemende pijnscheut voelde.
Met wazige ogen zag ze twee figuren de kamer
binnenkomen. De ene was klein, en de andere iets langer. Twee
mensen? Ze had geen twee mensen verwacht. Lieve Schepper, twee
mensen zouden alles in het honderd kunnen sturen.
`Nou nou, kijk eens wat een vangst de avond me heeft gebracht.'
Ann deed de grootste moeite haar hoofd op te richten. 'Wie... zijn... jullie?'
Ze liepen naar haar toe. 'Kent u me niet meer?' kakelde de oude vrouw met de deken om zich heen. 'Herkent u me niet, oud en afgetakeld als ik ben? Nou, dat neem ik u dan hoogst kwalijk. Ik moet zeggen, u ziet er bijna geen dag ouder uit. Ik zou ook jong kunnen zijn als het niet aan u lag, mijn lieve, lieve Priores. Dan zoudt u me wel herkennen.'
Ann snakte naar adem toen de mangelende pijn door merg en been sneed. `Valt de honingtaart niet zo goed?'
De oude vrouw legde haar handen op haar knieën en boog zich voorover. 'Nou, Priores, dat moet u zich toch herinneren? Ik heb u beloofd dat ik het u betaald zou zetten voor wat u mij hebt aangedaan. En u kunt zich niet eens herinneren wat voor vreselijks u hebt gedaan? Betekende dat zo weinig voor u?'
Ann sperde haar ogen open toen ze haar plotseling herkende. Ze zou haar na al die jaren nooit hebben herkend, maar haar stem klonk nog hetzelfde als toen.
`Valdora.'
De oude vrouw kakelde opnieuw. 'Nu, lieve Priores, ik voel me vereerd dat u zich zo'n nederig persoon als mij herinnert.' Ze boog het hoofd uit overdreven beleefdheid. 'Ik hoop dat u zich ook kunt herinneren wat ik u heb beloofd. Dat kunt u toch wel, of niet soms? Ik beloofde te zullen zorgen dat u dood was.'
Ann voelde dat ze op de grond viel, kronkelend van de pijn. 'Ik dacht dat... u het kwaad van uw karakter zou inzien... als u... over uw daden had nagedacht. Ik besef nu... dat ik er goed aan heb gedaan... toen ik u uit het paleis wegstuurde. U... hebt het recht niet... als Zuster te dienen.'
`Ach, maakt u zich maar geen zorgen, Priores. Ik ben mijn eigen paleis begonnen. Mijn kleindochter hier is mijn leerling, mijn novice. Ik onderwijs haar beter dan jullie Zusters ooit zouden kunnen. Ik leer haar alles.'
`Leert u haar... andere mensen te vergiftigen?'
Valdora lachte. 'Och, van dat gif zult u niet doodgaan. Dat is gewoon iets onschuldigs om u buitenspel te zetten terwijl ik u hulpeloos in mijn web wikkel. Maar uw dood zal niet zo gerieflijk zijn.' Ze boog zich iets verder voorover en haar stem klonk als gif. `Uw dood zal lang duren, Priores. Misschien zelfs tot de volgende ochtend. Een mens kan in één nacht duizenden keren sterven.'
`Hoe kon je weten dat... ik hierheen zou komen?'
De vrouw ging rechtop staan. '0, dat wist ik niet. Toen ik Meester Rahl sprak, en hij me een van uw munten gaf, dacht ik dat hij me uiteindelijk ook een Zuster zou geven. Ik had geen idee, zelfs niet in mijn stoutste dromen, dat hij me de Priores in eigen persoon zou brengen. Hier in mijn eigen handen. Tjonge jonge, wat een wonder. Nee, dat heb ik nooit durven hopen. Ik zou al meer dan tevreden zijn geweest als ik een van uw Zusters kon scalperen, Meester Rahl, of een van uw leerlingen, om u pijn te doen. Maar nu kan ik mijn diepste en meest duistere verlangens in vervulling brengen.'
Ann probeerde haar Han op te roepen. Dwars door de pijn heen besefte ze dat de honingtaart meer dan een gewoon vergif bevatte. Hij was doordrenkt met een bezwering.
Lieve Schepper, alles ging niet zoals het moest.
Het werd donker in de kamer. Ze voelde een pijnscheut boven op haar hoofd. Toen voelde ze een steen over haar rug schrapen. Ze zag het leuke, glimlachende gezichtje van het meisje dat naast haar liep.
`Ik vergeef je, mijn kind.'
En toen werd ze in een verstikkende duisternis gedompeld.