40.

Om de paar uur controleer ik haar pols en ademhaling. Rond twee uur ’s nachts voel ik de spieren in haar hand samentrekken. Twee uur later draait ze zich op haar zij en om half zes schiet ze verschrikt overeind. Wazig kijkt ze om zich heen tot ze merkt dat ze in haar jurk heeft geslapen. Mijn maag keert zich om als ik bedenk dat ik zo de gaten in haar geheugen moet gaan opvullen.

‘Weet je nog iets van gisteravond?’ vraag ik voorzichtig.

Ze kijkt mij vragend aan.

‘Ik weet dat ik met Maria zat te bellen op zolder.’ Ze springt abrupt uit bed. ‘Eerst moet ik heel nodig naar de wc.’

Uitstel van executie voor hooguit een minuut. De woorden die ik zo ga brengen, zullen Elise niet bevallen. In de badkamer trekt Elise de wc door. Ze loopt om het bed heen en kruipt onder de deken.

‘Elise, weet je nog dat je de tien druppeltjes nam?’

Een tinteling verspreidt zich door mijn lichaam. Elise knikt behoedzaam in afwachting van wat ik ga vertellen. Mijn endeldarm verkrampt. Waarom vind ik dit zo moeilijk?

‘Ik kreeg geen contact met je. Je was volledig van de wereld.’

Haar ogen worden groot.

‘Ik moest hulp inschakelen. Er is een ambulance gekomen.’

‘Nee, nee, Marjolein. Zeg dat dit niet waar is,’ zegt ze smekend.

‘Elise, het was een noodsituatie. Ik moest wel,’ verdedig ik mijzelf.

‘Nu staat het in mijn dossier. Hoe kon je dat doen?’ roept ze half huilend.

Ze schaamt zich dood. Ik sla mijn arm om haar heen, maar Elise wendt haar hoofd af.

‘De broeders waren heel aardig en begripvol. Ik heb hun verteld over de Lyme en over je klachten. Dat je wanhopig bent en daarom deze druppeltjes hebt genomen. De ene broeder zei dat hij het zich goed voor kon stellen,’ zeg ik zo overtuigend mogelijk.

Elise draait haar hoofd terug en zoekt oogcontact.

‘Echt waar?’ vraagt ze en ik knik.

‘Echt waar, Elise. Ze associëren je niet met een of andere junk. Het verhaal was heel duidelijk.’

Ze kalmeert. We laten ons terugvallen in de kussens en Elise legt haar hoofd op mijn schouder.

‘Ik ben zo dankbaar dat het goed is afgelopen,’ zeg ik. Al meen ik niet volledig wat ik zeg.

‘Wat is er dan precies gebeurd?’

Uitgebreid vertel ik haar over de afgelopen uren.

Als de wekker gaat, geef ik Elise een kus.

‘Ik moet Valentijn naar de peuterspeelzaal brengen. We praten er straks verder over,’ zeg ik als ik al met één been uit bed ben gestapt.

Elise houdt mijn hand vast. Ze kijkt mij paniekerig aan.

‘Echt, ik ben zo terug,’ zeg ik en loop richting de deur, waardoor onze handen losschieten. In de badkamer was ik mijzelf en ik maak mijn ogen op. Het beeld van de comateuze Elise blijft op mijn netvlies staan, terwijl ik routineus het ochtendritueel afhandel. De badkamerdeur wordt langzaam geopend en Valentijn kijkt me aan.

‘Mama, is Elise weer beter?’

Ik hurk voor hem neer.

‘Goedemorgen, schatje. Met Elise gaat het weer goed. Wil je haar een ochtendkusje geven?’

Hij knikt bedremmeld.

‘Niet alleen.’

‘Kom maar,’ zeg ik en ik pak zijn handje.

Samen lopen we naar onze slaapkamer. Valentijn springt op bed en kruipt naar Elise toe, die gespeeld lachend het dekbed van zich afslaat.

‘Goedemorgen, aapje!’

‘Ik heb een amboelans gezien, Elise,’ zegt hij enthousiast.

‘O ja, hoe zag ie eruit?’ vraagt Elise verwonderd.

Merel ligt kirrend in haar wieg. Ik til haar eruit en terwijl ik met haar de trap afdaal, hoor ik Valentijn uitgelaten tegen Elise vertellen over zijn ervaringen van gisteravond.

Als ik de kinderwagen met de slapende Merel de hal inrijd, nadat ik Valentijn heb afgezet op de peuterspeelzaal, hoor ik boven Elises telefoon gaan. Ik parkeer de kinderwagen in een hoek van de woonkamer en ren de trap op. Als Elise mij opmerkt, gebaart ze naar me en zet ze haar telefoon op de luidspreker.

‘Die arts van de pijnpoli uit Zwolle,’ articuleert ze naar mij.

Ik ga naast Elise zitten en luister mee, terwijl Elise mij in het gesprek introduceert.

‘We hebben je casus naar aanleiding van de intake en je medisch dossier uitgebreid besproken in ons multidisciplinaire team, maar wij zien helaas geen behandelmogelijkheden meer,’ zegt de arts zakelijk.

De bodem wordt onder Elise weggeslagen.

‘En een alternatief voor de morfine?’ vraagt ze.

‘Het spijt me. Er is geen alternatief. Om minder last te hebben van de bijwerkingen is de enige oplossing minderen. Eventueel in combinatie met fysiotherapie om met de pijn om te gaan. Er is geen andere mogelijkheid.’

‘Maar zonder morfine is de pijn onleefbaar. Fysiotherapie heb ik al zo vaak geprobeerd. Het neemt mijn pijn niet weg,’ zegt Elise radeloos.

‘Nogmaals, het spijt me. We kunnen niets voor je doen.’

Dit kan niet waar zijn. Dit was onze laatste strohalm. Een laatste mogelijkheid om de ziekte leefbaar te houden. De woede overvalt me.

‘Beseft u dat u zojuist een doodvonnis heeft gebracht?’ sis ik.

Ik hoor de arts zuchten.

‘Ik wou dat het anders was. Het spijt me. Ik wens u beide veel sterkte.’ Hij verbreekt de verbinding.

Ik weet niets te zeggen. Mijn opgeluchte gevoel van Elises ontwaken na de gespannen nacht, is verdwenen. Er vormt zich een brok in mijn keel.

‘Liefste. Als,’ mijn stem breekt. Bijna onverstaanbaar praat ik verder. ‘Als je wilt gaan, mag je gaan.’

Elise begint te huilen.

‘Dan zetten we het traject in werking. Je hoeft niet te blijven voor ons.’ Ik sla mijn armen om Elise heen. ‘Maar ik zal je zo vreselijk missen,’ snik ik.

‘Ik jou ook. Je bent het beste wat mij is overkomen. Je gaf mijn leven perspectief. Ik had weer een toekomst. En je liet mijn grootste wens uitkomen. Jij maakte mij moeder. Ik had het niet willen missen.’

We huilen in elkaars armen. Minutenlang. Onze verbondenheid is sterker dan ooit. De liefde tilt ons op en voert ons mee naar een plek waar we niet eerder zijn geweest. Onze lichamen lossen op, bevrijden onze zielen en laten ze samensmelten. Een eenheid die sterker is dan onze fysieke verschijningsvorm. De dood is niet meer het eindpunt, maar een tussenstation.

‘Ik vrees dat we je niet kunnen helpen,’ zegt de vrouw van de Levenseindekliniek aan de andere kant van de lijn als Elise haar de situatie voorlegt. ‘Je bent verder gegaan met leven. Zoals we twee jaar terug al vermoedden, had je leven nog perspectief. Je hebt een gezin nu. Het zal nog moeilijker worden om euthanasie verleend te krijgen. Opnieuw aanvragen kan altijd, maar ik geef je weinig kans.’

En met die woorden worden Elise en ik een bodemloze afgrond in geduwd. Elise is verslagen. Van haar levenslust is niets meer over. De gordijnen in de slaapkamer blijven dicht. Dag na dag. Elise staart naar het plafond. Haar oogleden net niet gesloten. Ze reageert amper op mij, ze ontwijkt Valentijn en raakt Merel niet meer aan. Ik verzorg de kinderen, terwijl de afscheidsrede van de uitvaart als een echo mijn gedachten beheerst. Ik draag de dagen die elke dag zwaarder gaan wegen. In onze prachtig ingerichte, ruime doorzonwoning hangt de onzichtbare donderwolk van de wachtende dood.

Op een zeldzaam moment komt Elise aangekleed de woonkamer inlopen.

‘Zou je het leuk vinden om naar NuNu te gaan?’ vraagt ze timide.

‘Wil je dat?’ vraag ik overdonderd.

‘NuNu, NuNu!’ roept Valentijn, die zijn treinbaan meteen aan de kant schuift bij het horen van de naam van het restaurant met grote speeltuin op de weg naar Raalte.

Ik grijp deze gelegenheid met beide handen aan en spring op om Merels babytas te vullen met luiers en extra kleding.

Binnen vijf minuten klim ik achter het stuur van onze zilveren Beetle. Door de achteruitkijkspiegel zie ik Valentijn zitten met een gelukzalige lach op zijn gezicht. Naast hem staat de maxicosi waarin de knuistjes van Merel vrolijk heen en weer zwaaien. Ik druk de radio aan en leg mijn hand op Elises been. “Staring at the ceiling in the dark”, horen we Passenger zingen. Lachend kijken Elise en ik elkaar aan.

‘Toevallig,’ zegt ze.

En luidkeels zingen we mee. Zelfs Valentijn wordt aangestoken door ons enthousiasme en herhaalt zingend onze woorden. “Only know you love her when you let her go. And you let her go.” De groene bladeren aan de bomen die we passeren, dansen mee met de muziek en complementeren ons breekbare geluk.

Een middag lang hullen wij ons in het hier en nu. We genieten van elkaars gezelschap en drinken cappuccino in de halfschaduw met onze voeten in het zand van de speeltuin waar Valentijn speelt. Merel vecht tegen haar slaap in de armen van Elise.

‘We hebben een uitnodiging gekregen voor de verjaardag van Niels. Een barbecuefeestje. Valentijn is dan bij Bianca. Wat wil jij?’

‘Als het me lukt, zou ik er graag met jou en Merel heen gaan.’

De oogleden van Merel vallen dicht. Haar hoofdje ligt slapend tegen de schouder van Elise. Ik pak mijn fototoestel.

‘Elise?’ zeg ik.

Ze kijkt recht in de lens en ik druk. Nog onwetend vang ik Elises allerlaatste gelukzalige blik.