9.
‘Hoe kan hij je op dit punt in de steek laten?’ zei de arts van de Amsterdamse Vallotoria Kliniek een week later verontwaardigd, nadat Elise hem vertelde over de breuk met Jaap. De regen sloeg luid tegen de ramen van de spreekkamer, alsof het weer zich aanpaste aan Elises stemming. ‘Je gaat een zware tijd tegemoet, Elise. De antibiotica zal zorgen voor een totale afbraak van je weerstand. De cystebrekers zullen het virus laten vrijkomen in je lijf, waardoor je Herxheimer-reacties zult gaan ervaren. Je klachten kunnen tijdelijk verergeren. Ben je sterk genoeg om de strijd aan te gaan? Alleen?’
Elise keek naar de regendruppels die zich samenvoegden en als een minuscule rivier hun weg naar beneden vonden langs het gladde oppervlak van de ruit.
‘Ik kan niet langer wachten. Als ik dit wil overleven, zal ik dit gevecht in mijn eentje aan moeten gaan,’ zei Elise gelaten.
‘Duidelijk, dan gaan we de behandeling starten.’
Hoewel Elise rouwde om het verlies van haar relatie, verklaarde ze de oorlog aan de Lyme. Anderhalf jaar lang werd Elise elke maandag en dinsdag in alle vroegte door een taxi opgehaald van huis en naar de Amsterdamse kliniek gebracht. Na het aansluiten van het infuus in haar arm stroomden de Ceftriaxon en Plaquenil haar aderen in.
Terwijl er een strijd woedde in haar lijf, praatte Elise met de andere patiënten die net als zij twee dagen in de week plaatsnamen op een behandelstoel. De arts had geen ongelijk gehad. De antibiotica maakte Elise ziek. Nog veel zieker dan ze was. Haar klachten verergerden en oude kwalen kwamen terug. Eten kon ze nauwelijks nog. De misselijkheid was te overheersend.
Maar na verloop van tijd begonnen haar klachten te verminderen. Het schokken van haar lijf, haar slokdarmspasmes, de pijn achter haar oog, in haar scheenbeen, haar tong, op een dag waren ze verdwenen. De antibioticakuur, die de zwaarte had van een chemokuur, leek de vijand te hebben verslagen. Alleen de pijn in haar middenrif bleef bestaan. En hoewel ze haar kruk niet meer hoefde te gebruiken bij het lopen, verloor ze nog regelmatig haar evenwicht. Een kort moment van kortsluiting in de hersenen, waardoor ze het contact met haar linkerbeen kwijtraakte.
‘Jaap,’ zei ze door de telefoon na het afsluiten van haar allerlaatste behandeling in Amsterdam. De taxi vervoerde Elise terug naar Deventer. ‘Ik wil je uitnodigen om vanavond bij mij te komen eten. Ik heb wat te vieren.’
‘Eigenlijk heb ik al plannen,’ zei Jaap aarzelend.
‘Het is belangrijk voor me. Zou je willen komen?’
Door het schuldgevoel dat Jaap nog steeds had, besloot hij in te gaan op haar uitnodiging.
‘Hoe laat zal ik bij je zijn?’
‘Uurtje of zes?’ zei Elise opgewekt.
‘Ik zal er zijn,’ zei Jaap en hij hing op.
Nadat de taxi de Sint Jurrienstraat inreed en stopte voor haar huis, stapte de taxichauffeur uit. Hij opende het portier van Elise.
‘Dag meissie,’ zei hij met een warmte alsof het zijn eigen dochter betrof, ‘ik ga je missen en ik wens je geluk.’
Elise omhelsde hem.
‘Dankjewel voor je gezelschap tijdens al die ritjes.’
Elise zwaaide een laatste maal naar hem, terwijl hij met zijn taxi de hoek omreed. Elise keek op haar horloge en zag dat ze nog een uur te gaan had voor Jaap zou arriveren. Alle benodigdheden had ze de dag ervoor al in huis gehaald. Hoewel de zomer op zijn einde liep en de eerste tekenen van de herfst zichtbaar werden in de tuin waar Elise de afgelopen week al het onkruid had verwijderd, bood de temperatuur een geschikte mogelijkheid om dit etentje te laten plaatsvinden in hun samen aangelegde tuin. Met de dampende pannen op het fornuis dekte Elise de tuintafel en stak de kaarsen aan. Hier had ze voor gestreden. Je bent er nog niet, waren de woorden van haar arts die rondspookten in haar hoofd. Ze was zich er terdege van bewust. Voor de restverschijnselen moest ze de komende tijd revalideren. De opname stond al gepland.
De deurbel ging en met een stralende lach opende Elise de voordeur.
‘Ruik ik pilav?’ vroeg Jaap spontaan, nadat hij de hal instapte.
Elise knikte bevestigend.
‘Wat lekker!’ Hij omhelsde Elise, waarbij zij een vleug van een onbekende aftershave opsnoof.
‘Kom verder,’ zei Elise uitnodigend, ‘we eten in de tuin.’
Jaap liep door de openslaande tuindeuren naar buiten.
‘Zijn we alleen?’ vroeg hij, terwijl hij rondkeek in de tuin.
‘Ja,’ zei Elise verbaasd.
De zenuwen namen toe bij elke hap die Elise van de pilav nam.
‘Heerlijk, Elise.’
‘Dank je.’ Ze nam een diepe hap lucht. Uitstellen kon niet langer. ‘Ik heb vandaag mijn allerlaatste antibioticabehandeling gehad in het Vallotoria. Ik ben klaar.’
‘Wat een geweldig nieuws. Gefeliciteerd!’
Er verscheen een lach op het gezicht van Elise.
‘Ik ben zo blij om te horen dat het met jou eindelijk weer wat beter gaat. Dat maakt het makkelijker om mijn nieuws te vertellen, Elise. Ik ben namelijk verliefd.’
De glimlach van Elise verdween direct.
‘Ik heb iemand ontmoet een aantal weken geleden. Ze heet Sanne.’
‘Stop!’ riep Elise. Ze kneep haar ogen samen en legde haar handen over haar oren. ‘Ik wil het niet horen.’
‘Het spijt me, Elise. Ik wilde het je graag zelf vertellen voor je erachter zou komen. Ik snap dat het pijn doet, maar er zijn een aantal zaken die we moeten bespreken.’
‘Hoezo?’ vroeg Elise nors en ze liet haar handen zakken.
‘Elise, we zijn ruim anderhalf jaar uit elkaar. We zullen het huis toch een keer moeten verkopen.’ Jaap zag de paniek in Elises ogen. Hij had er tegenop gezien om dit onderwerp aan te snijden.
‘Waar moet ik dan wonen?’ Verdrietig schudde Elise met haar hoofd. Ze hield van dit huis.
‘Neem je tijd om iets anders te vinden en laat de verkoop maar aan mij over,’ zei Jaap. ‘Ik houd je op de hoogte, maar zal je zo min mogelijk belasten.’
Jaap hield zijn woord. Elise kon zich met tegenzin richten op haar zoektocht naar een nieuwe woning. Als een wonder omzeilde ze de jarenlange wachtlijst bij een verhuurdersvereniging in het oude deel van het centrum en kreeg ze binnen enkele weken een appartement aangeboden. Elise schreef vluchtig het adres op het bovenste blaadje van de blocnote naast de telefoon en met lood in haar schoenen vertrok ze naar de afspraak om de woning te bezichtigen. Ze parkeerde haar auto naast een zielloos nieuw winkelgebied in het centrum van Deventer. Het drukte haar stemming verder naar beneden. Met grote passen liet ze de kolossale nieuwbouw achter zich.
Ze was al aan de late kant. Langs de blinde muur liep ze een klein straatje in. Een kort moment werd haar de adem ontnomen. Ze keek naar het huisnummer op het papiertje in haar hand en vergeleek het met het nummer van het huis waar ze recht op uitkeek. Dit moest het zijn. Een authentieke poortwoning met kleine klassieke ramen. De vijf pinakels benadrukten fier de statigheid van dit voormalig pakhuis. De oude muurankers op de tweede verdieping beschreven het bouwjaar en de rode kleur van de voorgevel had door alle restauraties van de afgelopen eeuwen een prachtig gemêleerde uitstraling gekregen. Elise werd op slag verliefd. Het zou een eer zijn om hier te mogen wonen.
De medewerkster van de verhuurdersvereniging stond Elise al op te wachten onder de poort naast de voordeur.
‘De spullen van de huidige huurder staan er nog,’ zei de vrouw, nadat ze zich had voorgesteld. Met de sleutel opende ze de deur, waarna de hoge trap zichtbaar werd.
Elise volgde de vrouw op de voet en ze beklommen de treden.
‘Dit is de woonkamer.’ De vrouw stapte opzij om Elise erdoor te laten.
Elise voelde hoe het geluk, dat ze al lang niet meer had ervaren, haar overstroomde. Haar gezicht begon te stralen.
‘Ik neem het,’ zei Elise nog voor ze de rest van het huis had gezien. Ze had haar nieuwe thuis gevonden.