4.

Met beblaarde voeten liep Elise over de Via Gladiola. Onder luid gejuich van het publiek op de tribunes aan weerszijden van de straat liep ze de laatste honderden meters van de Vierdaagse. Het was haar gelukt. De zware tocht had het uiterste van haar gevergd. Haar doorzettingsvermogen was zwaar op de proef gesteld. Maar ze was geen opgever. Pijn was overkomelijk. Ze zou de eindstreep halen, had ze zichzelf beloofd. Vol trots stapte ze over de finish.

‘Elise! Elise!’ Met een bos gladiolen in zijn hand zwaaide Jaap naar haar op de afgesproken plek. ‘Wat een geweldige prestatie, Elise.’

Uitgeput viel ze in zijn armen. Wat een overwinning.

De blaren heelden en haar lichaam herstelde, maar een vreemde pijn in haar scheenbeen en haar voetzolen bleef. Met haar voornamelijk zittende beroep vormde de pijn geen belemmering, waardoor Elise er geen aandacht aan besteedde en erop vertrouwde dat het vanzelf over zou gaan.

‘Ik voel me zo beroerd,’ zei Elise maanden later, toen Jaap de slaapkamer binnenkwam. Al dagen lag ze met hoge koorts op bed. Ze had de deken tot aan haar kin over zich heen getrokken. Ze rilde van de kou, terwijl ze het zweet over haar rug voelde lopen. Jaap ging naast haar liggen op het bed en streelde over haar haren, die klam aanvoelden.

‘Ik maak me zorgen, Elise. Zal ik een dokter bellen?’

Elise schudde resoluut haar hoofd, wat de misselijkheid die ze al dagen ervoer, versterkte. Snel stopte ze met de beweging.

‘Het valt wel mee. Over een paar dagen ben ik beter.’

Het griepvirus waarde rond in het lijf van Elise en brak haar weerstand af. De Borrelia-bacterie die zich vlak na de beet had genesteld in haar organen, ruggenmerg, zenuwstelsel en hersenweefsel, zag zijn kans schoon om toe te slaan. Hij groeide en vermenigvuldigde zich, terwijl het immuunsysteem van Elise druk bezig was met de verdediging tegen het griepvirus. De spiraalvormige Lyme-bacterie werd nauwelijks opgemerkt en creëerde ontstekingen op verschillende plekken in Elises lichaam. Het maakte haar zieker dan ze al was.

Jaap stond op en keek zorgelijk naar Elise.

‘Kom je straks beneden eten? Dan ben je even uit bed.’

‘Sorry Jaap, ik blijf boven. Ik ben te duizelig. Bovendien heb ik geen trek in eten.’

‘Je moet wel wat eten,’ zei Jaap verontrust. Elise woog met haar 1,56 meter slechts 48 kilo. Veel reserves had ze niet. Door de misselijkheid had ze de afgelopen dagen geen hap door haar keel kunnen krijgen. Ze verzwakte zienderogen.

In de dagen erna verdween de koorts inderdaad. Haar lichaam had het griepvirus onder controle gekregen, maar het gevoel van algehele malaise bleef. Elke ochtend bij het opstaan had ze braakneigingen. In haar bovenbuik leek er continu iets warms op te zwellen, waarna het weer afzwakte, en de intense vermoeidheid die ze in eerste instantie aan de griep weet, verdween niet. Na vier weken besloot ze met deze klachten naar de huisarts te gaan.

‘Tja, het kan van alles zijn,’ zei de huisarts, nadat hij haar buik uitwendig had onderzocht. ‘Ervaar je stress op je werk?’

Elise keek hem verbaasd aan. Ze genoot van haar werk als GZ-psycholoog en boekte goede resultaten bij haar cliënten.

‘Het is druk, maar het is altijd goed te doen,’ zei ze. ‘Denkt u dat het er iets mee te maken heeft?’

‘Het zou kunnen. Ik zal je doorsturen voor een maagonderzoek. Als er fysiek niets aan de hand is, dan kunnen we dat uitsluiten. Probeer het in ieder geval rustig aan te doen de komende tijd.’

Op de fiets terug naar huis overdacht Elise het gesprek met haar huisarts. Zou ze overspannen zijn? De laatste jaren had ze non-stop gestudeerd naast haar fulltime werkweek. Een licht schaamtegevoel bekroop haar. Hoewel ze wist dat het onzin was, vond ze dat ze als psycholoog mentaal gezond moest kunnen zijn. En terwijl ze dat dacht, voelde ze een enorme pijnscheut op haar borstbeen en verkrampte haar middenrif. Met moeite kon ze haar benen blijven aansturen om door te trappen.

Eindelijk bereikte ze haar woning. De aanhoudende pijn voelde als een korset dat te strak werd aangesnoerd. Het ontnam haar de adem. Ze kroop de trap op en liet zich vallen op bed. Als een foetus kroop ze in elkaar. Wat is er toch aan de hand? dacht ze radeloos bij zichzelf. Ik wil dat het stopt. Ik wil gezond zijn. Met haar hoofd in haar kussen gedrukt begon ze te huilen.

Uren later vond Jaap haar in bed. Haar houding onveranderd.

‘Wat gebeurt er toch met mij, Jaap? Ik heb het gevoel dat ik word opgevreten door iets. Elke dag komen er klachten bij. Wanneer houdt het op? Ik ben zo bang. De dokter denkt aan een burn-out, maar ik voel me zo vreemd. Het klopt niet.’

Jaap legde zijn hand op haar rug en Elise vleide zich tegen hem aan. Het grote, ranke lijf van Jaap gaf haar enigszins het gevoel van bescherming en troost, waar ze desperaat naar op zoek was.

De invasie van Lyme-bacteriën in het lichaam van Elise nam steeds grotere vormen aan. Het vijandige leger breidde zich uit en steeds meer gebieden werden geïnfecteerd en toegeëigend. Het immuunsysteem van Elise dat inmiddels de indringer had ontdekt, probeerde de tegenstander te vertragen in de aanval. Maar keer op keer werd het in de war gebracht, doordat het boosaardige leger zijn DNA afzette op Elises lichaamseigen cellen en het afweersysteem het aangedane weefsel ten onrechte bestormde. Een deel van de kwaadwillige krijgsmacht verstopte zich in cystes. Anderen hulden zich in een laagje slijm dat hen beschermde tegen het verzet. Hoe Elises immuunsysteem zijn best ook deed, het kon de toenemende troep bacteriën niet overmeesteren.

‘Uit het maagonderzoek komt naar voren dat er medisch geen reden is voor uw maagprobleem.’

De internist hield zijn ogen op het computerscherm. Hij had haar niet meer aangekeken sinds Elise de kleine ziekenhuiskamer in was gestapt en hem een hand had gegeven. In een sneltreinvaart somde hij zijn conclusies op, zonder op een bevestiging van Elise te wachten.

‘Het bloed- en urineonderzoek geeft ook geen bijzonderheden. De pijn aan uw slokdarm en borstbeen komt voort uit slokdarmspasmes. Om dat enigszins te verlichten zal ik u nitroglycerine voorschrijven.’

‘En mijn vermoeidheid? Waar kan dat vandaan komen?’ vroeg Elise.

‘Zover ik nu kan oordelen, lijkt er sprake te zijn van een chronisch vermoeidheidssyndroom.’

Elises mond viel open.

‘CVS?’ Elise had tijdens haar loopbaan als psycholoog vaker mensen met CVS behandeld. Was het maar zo. Dan zou ze met intensieve cognitieve therapie haar ziekte kunnen aanpakken. Ze beheerste zich, maar inwendig krijste ze het uit. Het komt niet van binnenuit! Ik voel het overduidelijk! Iets teistert me! Stilzwijgend keek ze de internist aan. Hier kwam ze geen stap verder.

De klachten stapelden zich op. Elise vertrouwde haar lichaam niet meer. Meerdere malen per dag begon haar lijf ongecontroleerd te schokken. Ze voelde zich steeds ellendiger en angstiger. De pijn, het schokken en het gebrek aan energie hadden het onmogelijk gemaakt om haar werk uit te voeren. Ze meldde zich met grote tegenzin ziek. De langgekoesterde kinderwens die zij en Jaap hadden, stelden ze uit. Van haar eens zo drukke leven was niets meer over. Ze zat voornamelijk op de bank starend naar de tv met een warme kruik tegen haar borstbeen om de pijn te kunnen verdragen. Zelfs lopen was een grote opgave geworden, omdat het gevoel in haar linkerbeen aan het verdwijnen was. Continu had ze het idee dat ze mis stapte, waarna ze zich vast moest grijpen aan iets in haar buurt. Vanaf de bank keek ze naar de kruk in de hoek van de kamer en verafschuwde het ding. Een hulpmiddel om te kunnen lopen. Wat bleef er nog van haar over? Met haar 31 jaar voelde ze zich bejaard. Haar lichaamsgewicht was afgenomen tot 43 kilo. Ze was een schim geworden van zichzelf. En langzaam werd haar strijdlust vervangen door somberheid. Hoe lang zou het nog duren voor ze beter zou worden?

De dagen regen zich aaneen en zo passeerden er drie lange, zware jaren, waarin ze door vele artsen met de meest uiteenlopende disciplines was onderzocht om uiteindelijk te worden doorverwezen naar de MS-kliniek.

‘Uit de MRI en de ruggenmergpunctie blijkt dat de grijze stof in uw hersenen niet egaal grijs is,’ zei de neuroloog in alle ernst, nadat alle onderzoeken waren afgerond. ‘Ook zijn er lichte aanwijzingen voor demyelinisatie van het centrale zenuwstelsel.’

Elise fronste haar wenkbrauwen.

‘Om de zenuwvezels zit de stof myeline die zorgt voor een snelle geleiding van impulsen. Bij demyelinisatie neemt die stof af. Dit zou een verklaring kunnen zijn voor uw neurologische klachten, zoals het moeizame lopen.’

De woorden van de neuroloog kwamen hard bij Elise aan.

‘Heb ik MS?’ vroeg ze met een bibberende stem. Met grote, angstige ogen keek ze hem aan. Ze wist dat MS een progressief ziekteverloop had met de dood tot gevolg. Ze onderdrukte haar tranen.

‘Nee, uw beeld is niet volledig passend voor MS.’

Verward door deze opluchtende woorden die haar onzekerheid over wat ze dan wel mankeerde niet wegnamen, vroeg ze: ‘Maar wat is het dan wel?’

‘De klachten lijken op het beeld van MS en we zien het vaker terug bij onderzoeken, maar ik heb geen idee wat de oorzaak zou kunnen zijn. Je hebt in ieder geval geen MS.’

Wanhopig zocht Elise het internet af naar een ziektebeeld dat overeenkwam met haar klachten. Al meerdere keren had ze de ziekte van Lyme voorbij zien komen, maar door het ontbreken van een opgemerkte tekenbeet en rode kring, had ze die uitgesloten. Opeens werd haar oog getrokken door een zin in de zee van tekst op de website op haar computerscherm. ‘In 50 % van alle gevallen ontstaat er geen kring, maar is het lichaam wel geïnfecteerd met de Lyme-bacterie.’

Elise werd lijkbleek. Ze dacht terug aan de training voor de Nijmeegse Vierdaagse. Alle keren dat ze door het bos had gewandeld. De korte broeken en luchtige topjes, haar armen en benen onbedekt. Ze had zichzelf nooit gecontroleerd op teken. Was het mogelijk dat een teek haar had gebeten? Als het werkelijk zo was, dan had de bacterie al vier jaar lang vrij spel. Wat had hij in de tussentijd aangericht? Haar ademhaling versnelde en alles om haar heen begon te draaien. Het gevoel van paniek nam toe. De pijn, de neurologische klachten. Ze wist het zeker. Ze had Lyme.