24.
Valentijn rent voor ons uit op het met mos bedekte pad tussen de bomen van het bos. Zijn lange blonde lokken wapperen in de wind. Zijn kleine benen houden amper de snelheid bij waarmee hij rent.
‘Blijf je wel bij ons in de buurt?’ roep ik naar Valentijn als hij achter een dikke boom verdwijnt.
Ik verbaas me als ik tussen de kale takken de ontluikende knoppen ontwaar. Voor mijn gevoel is het nog steeds november. Alsof de dood van Lila alles heeft stilgezet. Nu laat de tijd haast onzichtbaar de natuur uit haar diepe winterslaap ontwaken.
‘Kiekeboe,’ roept Valentijn luidkeels wanneer hij zich slechts seconden later weer laat zien.
Elise en ik lachen vertederd. In Valentijns gelaatstrekken herken ik het gezichtje van Lila. De gedachte aan haar gemis snijdt minder diep. De klokslagen vijlen de scherpe randen van de rouw en de verschillende EMDR-sessies die Elise mij de afgelopen weken heeft gegeven na onze nachtelijke sessie, zorgen ervoor dat de wond langzaam heelt.
Diep van binnen begint de oerdrang zacht te fluisteren. Terwijl de zonnestralen door de nu nog naakte takken vallen, lijkt dit mij het uitgelezen moment. Ik neem een diepe hap lucht.
‘Elise, ik begin steeds meer te verlangen naar een nieuwe zwangerschap.’
Elise stopt met lopen en pakt mijn hand vast.
‘Je hebt geen idee,’ zegt ze zacht. De veelheid aan emoties in haar oogopslag geven mij geen duidelijkheid over de betekenis achter haar woorden. ‘Ik heb het onderwerp gemeden. Ik wilde dat je er zelf over zou beginnen. Jij moet er klaar voor zijn. Dat is het allerbelangrijkste.’
Ik knik.
‘Hoe weet ik of ik er echt klaar voor ben?’
‘Je gevoel liegt niet. Als jij het aan wilt gaan, dan gaan we ervoor.’
‘Meen je dat? Is dat ook wat jij wilt?’
‘Marjolein, ik wil niets liever dan moeder worden.’
Valentijn sleept met een dode tak en maakt een spoor op de grond.
‘Mama, kijk!’
Ik lach naar hem en we vervolgen onze pas richting Valentijn.
‘Zwanger worden is voor mij onmogelijk. De dagelijkse dosis morfine zou het kind in een constante staat van bewusteloosheid brengen. Ik heb het meerdere keren met gynaecologen besproken. Het kan niet. Verstandelijk begrijp ik het, maar de wens om moeder te worden is zo sterk. Je maakt me zo blij, Marjolein. Een baby! Van ons samen! En het is dan wel niet mijn lichaam dat een kind zal voortbrengen, maar het is een nieuwe mogelijkheid om moeder te mogen worden.’
Ik gloei van binnen door het nieuwe perspectief.
‘Jeetje, Elise. Wat spannend!’
Van blijdschap spring ik om haar heen. Valentijn rent naar me toe. ‘Tijn ook pingen!’
Ik pak zijn handje. Elise doet hetzelfde. Met zijn drieën springen we in het rond. Onze schaterlach is tot ver in de wijde omtrek te horen.
Drie weken later hebben we een afspraak in het ziekenhuis.
‘Er zijn geen risico’s voor een volgende zwangerschap.’ De gynaecoloog bladert door mijn papieren dossier dat voor hem ligt. ‘De reservering staat nog steeds uit. Tien rietjes met hetzelfde donorzaad als waar je zoon en dochter mee zijn verwekt, liggen in de vriezer op je te wachten. Van ons krijg je groen licht. Bij de komende eisprong mag je direct beginnen als je wilt.’
Elise knijpt in mijn knie. Het wordt steeds werkelijker.
‘De procedure is onveranderd. Tweemaal daags test je je LH. Bij een positieve LH-test bel je ons en plannen wij een afspraak in voor de volgende dag, dan vindt de inseminatie plaats. Heb je nog vragen?’
Ik schud wild nee met een glimlach van oor tot oor. Vragen heb ik niet. Ik weet precies wat me te wachten staat.
Bij de drogist in de binnenstad van Deventer sta ik voor het vak met ovulatietesten. De eigenlijke uitgerekende datum van Lila komt in een rap tempo dichterbij. Vriendinnen met wie ik tegelijk zwanger was, lopen op hun eind of zijn inmiddels bevallen. Het doet pijn. Ik gun iedereen haar kind. Gezond en bovenal levend. Maar wat een confrontatie elke keer als ik een berichtje of telefoontje krijg dat er een baby is geboren. Het is bijna een onmogelijke taak om blij te reageren. Het steekt zo diep. Ik sta met lege handen en een lege buik. Een buik waarin een follikel bezig is te groeien. Waar een klein eitje wacht op het moment dat het met een oerkracht naar buiten zal worden geworpen, de lange tunnel in, in de hoop onderweg een zaadcel tegen te komen om samen te kunnen smelten tot de kiem van een nieuw mens. Ik hoef de sprong alleen nog op te sporen en met verwachtingsvolle gedachten leg ik de ovulatietesten op de toonbank om ze af te rekenen.