16.

Met een tas vol slaapspullen en een toilettas melden Elise en ik ons de volgende dag op de afdeling Verloskunde van het ziekenhuis.

‘Ik ben Marjolein Kramer,’ zeg ik tegen de verpleegkundige achter de receptie.

Ze springt op bij het horen van mijn naam.

‘Mevrouw Kramer, volgt u mij maar.’

We passeren de deur waarachter ik Valentijn twee jaar daarvoor ter wereld bracht. Blakend van gezondheid en vol van leven. Ik slik mijn tranen weg. Deze bevalling zal een heel andere ervaring gaan worden. De verpleegkundige opent een deur van een kleine kamer met één bed.

‘De medicatie om de bevalling op te wekken zal binnen een half uur bij je worden ingebracht. Maak het jezelf maar gemakkelijk. Als er iets is, bel gerust.’ En ze laat ons alleen.

Elise loopt naar het raam en staart naar buiten.

‘De PAAZ,’ zegt ze zacht.

‘Wat zeg je?’ vraag ik en ik neem plaats op het bed.

‘Dat gebouw waar we op uitkijken, dat is de psychiatrische afdeling van het ziekenhuis.’

Elise draait zich naar me toe, maar blijft vertwijfeld staan.

‘Kom bij me zitten,’ zeg ik.

‘Op het bed?’ vraagt Elise. ‘Mag dat wel? Ik ben niet degene die moet bevallen.’

‘Waarom zou het niet mogen? Ik wil het graag.’

Ze ritst haar laarzen open en springt naast me op het hoge bed. We kruipen tegen elkaar aan. Onze ontmoeting lijkt een eeuwigheid geleden, denk ik, terwijl ik in haar wegkruip. Binnen een paar dagen zijn we vervlochten geraakt met elkaar. Elise is mijn rots, mijn baken. Hoe had ik dit zonder haar moeten doen?

We praten, we huilen en soms lachen we zelfs. De tijd verstrijkt. Evenals mijn baarmoedermond, die gestaag reageert op de medicatie die in mijn schede zijn werk doet. Elke zes uur worden er nieuwe pillen ingebracht die de bevalling op gang zullen helpen.

’s Middags komt er een verpleegster langs met een mandje waarin de baby straks zal komen te liggen.

‘Ik heb verschillende kledingsetjes waar jullie er één uit mogen kiezen. Ze zijn gemaakt door vrijwilligers,’ zegt de verpleegkundige.

Ze legt een aantal omslagjurkjes met mini-mutsjes van dezelfde stof op mijn bed en ik schrik van het formaat. Ik kan me geen voorstelling maken van de grootte van mijn dochter, maar de afmeting van de omslagjurkjes geven een indruk van hoe klein ze zal zijn. Ik pak het jurkje op met rode en roze bloemen en ik leg het op mijn hand. Het jurkje is onnatuurlijk klein. Een jurk voor een popje. Niet voor mijn dochter. Mijn wangen worden nat. De laatste uren met haar in mijn buik zijn aangebroken.

‘Ik kies dit jurkje,’ zeg ik tegen de verpleegkundige, waarna ik het jurkje tegen mijn wang houd en mijn ogen sluit. De zachte stof absorbeert mijn tranen. Elise slaat haar arm om mij heen.

‘Goede keuze,’ zegt ze liefdevol.

Als de verpleegster is vertrokken, laat ik het ruggedeelte van het bed een stukje zakken en ik draai mij op mijn zij naar Elise toe. Ze ontwijkt mijn blik.

‘Wat is er?’ vraag ik haar.

Ze schudt met haar hoofd.

‘Nee, niets.’

‘Elise.’

‘Ik wil er voor jou zijn, Marjolein. Laat me maar even.’

‘Onzin,’ zeg ik zacht.

Aan de haast onzichtbare spiersamentrekkingen in haar gezicht zie ik dat ze vecht tegen haar tranen.

‘We doen dit samen, Elise. Jij mag ook verdrietig zijn.’

Dan begint ze hartverscheurend te huilen.

‘Ik hou zoveel van jou, Marjolein. Het is zo erg om te zien hoeveel pijn je hebt. En ook …’ Met horten en stoten praat ze verder. ‘Ik durf het bijna niet te zeggen. Ik fantaseerde al over haar geboorte. Over zo’n lief mollig pasgeboren baby’tje. Ik keek er zo naar uit.’

‘Niet alleen ik heb haar verloren, Elise. Jij net zo goed.’ Ik neem haar hand in de mijne. ‘En ik ben er ook voor jou. Ik hoop zo dat er een moment komt in de toekomst dat we deze afdeling op zullen lopen om een gezond kindje te baren van jou en mij.’

Ze trekt me naar zich toe, omhelst me en we huilen op elkaars schouder.

‘Excuus, kom ik gelegen?’ vraagt een onbekende vrouw die haar hoofd om de deur steekt.

Elise en ik laten elkaar los en drogen onze tranen.

‘Natuurlijk,’ antwoord ik.

‘Ik ben Josefien, mortuariumverzorgster.’

Ik verberg de afkeer die ik voel bij het horen van het woord ‘mortuarium’. Nog niet eerder heb ik mij gerealiseerd dat we ook met die afdeling te maken zouden krijgen. Josefien gaat zitten op een stoel naast het bed.

‘Hebben jullie specifieke wensen na de geboorte van jullie kindje?’ vraagt ze.

Mijn wereld staat stil en mijn gedachten reiken niet verder dan de bevalling. Ik heb geen idee wat ik kan verwachten.

‘Willen jullie dat er sectie wordt verricht op het lichaampje om achter de doodsoorzaak te komen?’

‘Bedoelt u dat er dan in haar zal worden gesneden?’ vraag ik geschrokken.

‘Dat is een mogelijkheid,’ zegt Josefien.

Niemand mag aan mijn kindje komen. Haar lichaampje blijft intact. Op de echo was de doodsoorzaak niet zichtbaar. Hoe groot is de kans dat er iets gevonden wordt?

‘Ik wil het niet,’ zeg ik beslist.

‘Prima. En hebben jullie al nagedacht of jullie haar mee willen nemen naar huis?’

Elise en ik kijken elkaar verbaasd aan.

‘Is dat mogelijk?’ vraag ik.

‘Absoluut, als jullie dat zouden willen. Maar bedenk je wel dat er niet veel tijd is. Het lichaampje zal snel achteruitgaan.’

‘Hoeveel tijd?’ vraagt Elise.

‘Enkele uren. Misschien een dag.’

‘Dan zou ik haar graag mee willen nemen naar huis,’ zeg ik.

‘En daarna,’ wil Elise weten, ‘een uitvaart?’

Josefiens gezicht betrekt.

‘Het spijt me, helaas geldt een vergoede begrafenis of crematie pas vanaf een zwangerschapsduur van 24 weken. Wat wel mogelijk is, is om jullie kindje mee te cremeren wanneer er een andere crematie plaatsvindt. Dat is kosteloos.’

Mijn tranen die verscholen zaten achter mijn ogen, dringen zich een weg naar buiten. Mijn zwangerschap verliep zo voorspoedig. Ik wil niet nadenken over een crematie. Ik wil het niet!

‘Kan Elise haar na de geboorte aangeven bij de burgerlijke stand?’ vraag ik.

‘Ook het aangeven van een kindje mag pas na een zwangerschapsduur van 24 weken.’

De betekenis van haar woorden dringen nauwelijks door. Mijn dochter zal nooit officieel hebben bestaan.

Josefien neemt alle tijd voor ons. Ze vertelt ons over de verschillende mogelijkheden om iets tastbaars over te houden als herinnering aan de kleine Lila. Een voetafdrukje, professionele foto’s, een handje van gips. We hoeven niet direct te beslissen. We kunnen er de komende uren nog over nadenken.