25.

‘Elise, ik ga nu testen!’ roep ik vanuit de badkamer.

Elise steekt haar hoofd om de deur en ziet mij zitten op het toilet. Met mijn vingers scheur ik de aluminium verpakking van de ovulatietest open en ik haal het dunne staafje eruit. Een klein plastic cupje houd ik kort in mijn urinestraal. Het cupje vult zich met de gele vloeistof. Voorzichtig zet ik het neer op de badrand en dip de ovulatietest met de onderkant een halve centimeter in de urine. Het vocht kruipt langzaam omhoog. Inwendig voel ik de spanning stijgen. De paarsrode kleur verschuift zich van links naar rechts op het testvlak en markeert de controlestreep. Het bewijs dat de test het doet. Elise en ik buigen ons ongeduldig over de test.

‘Zou het kunnen dat het ei al is gesprongen?’ vraagt Elise.

‘Nee,’ zeg ik beslist.

Elke ochtend zet ik om vijf uur de wekker om te plassen, zodat mijn blaas zich in de twee uur daarna vult met verse urine die ik test bij het ontwaken om zeven uur. Precies twaalf uur later, om zeven uur ’s avonds test ik opnieuw. Ik kijk naar de vensterbank waar de andere veertien ovulatietesten keurig op een rij liggen. Allemaal negatief. Aangewend door de voorgaande keren in de afgelopen jaren dat ik mijn eisprong zocht, bewaar ik ze allemaal tot ik positief test. Meerdere malen ben ik bang geweest dat ik de sprong over het hoofd heb gezien. Door ze te bewaren kon ik mijzelf geruststellen. Missen is theoretisch onmogelijk.

‘Het ei zit er nog, Elise.’

We staren naar het staafje.

‘Zie ik het goed?’ vraagt Elise hoopvol.

Langzaam begint zich het langverwachte tweede streepje af te tekenen.

‘Ik denk het wel,’ zeg ik.

Mijn mondhoeken krullen omhoog als het streepje duidelijker wordt. Hoopvol kijk ik naar Elise.

‘Ik ovuleer!’

Binnen 36 uur zal de follikel openbarsten en het ei naar buiten werpen.

‘We gaan een baby maken!’ roept Elise en ze trekt me omhoog van het toilet.

Vlug trek ik mijn onderbroek, legging en rok in één beweging omhoog, terwijl we dansend door de badkamer zwieren om het moment te vieren.

De volgende dag rijden we naar het ziekenhuis.

‘Ik vind het zo spannend, Marjolein,’ zegt Elise.

Ik leg mijn hand op haar knie.

‘Ik ook. Maar je weet toch wel dat de kans ongeveer 18% is dat deze poging slaagt? Bij Valentijn was de vijfde poging raak.’

‘En bij Lila?’

‘De derde. En dat is snel. Misschien duurt het nog wel maanden voordat ik zwanger raak.’

Elise zucht diep.

‘Ik kan niet wachten tot het zover is, Marjolein. Ik wil het zo graag.’

Ik haal mijn hand van haar knie en schakel de pook terug naar zijn drie, terwijl ik de auto naar de afrit stuur. Wat is het dubbel. Ik wil het ook graag, maar eigenlijk had ik nog zwanger moeten zijn. Als de auto tot stilstand komt voor het stoplicht, leg ik mijn hand terug op Elises knie. Ik besef de impact van deze eerste inseminatie voor Elise. De kans op een kindje van ons samen. Een kindje dat haar moeder gaat maken.

‘Ik ook, Elise. We gaan er een feestje van maken,’ zeg ik met mijn ogen gericht op de weg. Ik geef gas als het stoplicht op groen springt.

Behoedzaam leg ik mijn benen in de beugels van de behandelstoel en glijd met mijn ontblote billen iets verder naar beneden. Het voorjaarslicht valt door de ramen naar binnen en wordt weerkaatst door de klinische witte muren van deze ziekenhuiskamer. Onder mij voel ik het papier dat de stoel hygiënisch beschermt. Over een kwartier zal op deze plek de volgende vrouw worden geïnsemineerd. Door dezelfde gynaecoloog. De romantiek van een ziekenhuisbevruchting. Ik zet het beeld van mij af en zak nog iets verder naar beneden om mijn houding te perfectioneren. Hoewel al vele artsen en verpleegkundigen mij in deze positie hebben gezien, blijft het gevoel van schaamte aanwezig. Ik probeer het te negeren en doe alsof het de gewoonste zaak van de wereld is.

‘Hier zijn de zwemmers,’ kondigt de gynaecoloog aan als hij binnenkomt met het rietje. Hij draait de donorcode naar boven en laat het mij zien. Het klopt. Op het dunne plastic rietje met daarin slechts enkele druppels bevroren levensvocht, aan beide zijden dicht geseald, staat dezelfde code als op de rietjes waarmee Valentijn en Lila zijn verwekt. Ik knik naar de gynaecoloog, waarna hij op het aanrecht naast mij enkele handelingen verricht om het zaad voor te bereiden op de wedstrijd die over enkele minuten zal starten. Als de timing klopt en het ei op het juiste moment het zaad ontmoet, is er slechts ruimte voor één winnaar. In de meest gunstige omstandigheid zal één uitverkoren zaadcel de barre tocht afsluiten met het binnendringen van de begeerde eicel.

Elises ogen zoeken de mijne. Ze is gespannen, merk ik. De gynaecoloog houdt de eendenbek een kort moment onder de warme straal van de kraan, waarna hij plaatsneemt op de kruk tussen mijn benen. Mijn hand in de hand van Elise. Mijn blik richt ik op het plafond als de eendenbek naar binnen glijdt.

Ik voel hoe het speculum zich spreidt. Hoe ik langzaam word opgerekt. De scherpe pijn verspreidt zich door mijn lichaam en ik klem mijn kiezen op elkaar. Er zijn ergere dingen dan dit.

‘Zo, het zit erin,’ zegt de gynaecoloog nog geen halve minuut later en ik voel hoe de eendenbek uit mij glijdt. ‘Je mag nog even blijven liggen.’

‘Was dit het?’ vraagt Elise en ze kijkt me verwonderd aan.

‘Ja, dit was het.’ Een grinnik ontsnapt mij. ‘Nu moeten we twee weken wachten.’

Terug in de auto zet ik mijn voeten op het dashboard en zorg dat mijn bekken zo horizontaal mogelijk ligt. Onzin, ik weet het, maar zo heb ik het gevoel dat ik nog iets kan bijdragen aan het ontstaan van een zwangerschap. Elise rijdt ons naar de binnenstad van Arnhem, waar we onszelf trakteren op een lunch.

‘Op een bevruchting,’ zeg ik als we in Bar Julius hebben plaatsgenomen en de serveerster onze bestelling heeft gebracht.

‘Op een bevruchting,’ herhaalt Elise.

En we klinken als plaatsvervangend hoogtepunt met onze glazen versgeperste jus d’orange.