32.
Het kale loof omgrenst de tuin van onze gehuurde en compleet gemeubileerde driekamercottage. Valentijns speelgoed staat in een hoek van de woonkamer. Ik leun tegen het koude glas van de schuifpui en klop zacht op mijn zwangere buik. De baby, nu even oud als Lila is geworden, halverwege het groeiproces voorafgaand aan de geboorte, reageert met een schop op de aanraking. Ik staar naar de grijze lucht waaruit de regen onophoudelijk valt. De Beetle staat beschut onder het met riet bedekte dak van de carport.
‘Maak je je zorgen?’ vraagt Elise als ze achter mij komt staan.
‘Ik probeer er niet te veel bij stil te staan. De baby leeft in ieder geval.’
Ik leg Elises hand op de plek waar ik ons kind voel schoppen. Elise stralende lach op haar gezicht na een krachtige trap van binnenuit, bevestigt hun contact.
‘Druktemakertje.’ Ze schudt gelukzalig haar hoofd. ‘Zullen we gaan, Marjolein? Dan zijn we op tijd in het ziekenhuis voor de echo.’
Een korte rilling trekt over mijn lijf als dokter Dijkstra de klodder koude gel op mijn buik spuit en ze met de kop van het echoapparaat de gel gelijkmatig over mijn huid verspreidt. Op het beeldscherm wisselen witte en zwarte vlekken elkaar af, totdat een klein geraamte zich aftekent.
‘Daar is jullie kindje. Zien jullie het hartje kloppen?’ vraagt de arts en ze wijst naar het ritmisch oplichtende vlekje tussen de ribben. ‘Eerst loop ik alle functies langs om eventuele afwijkingen uit te sluiten.’
Elise en ik wachten gespannen. Op het scherm wordt in- en uitgezoomd op de ruggengraat, de organen, de hersenen, het gelaat, de ledematen, de bloedsomloop, de navelstreng en de placenta. Meermaals peil ik de geconcentreerde uitdrukking op het gezicht van dokter Dijkstra om haar bevindingen te interpreteren.
Na twintig slepende minuten spreekt dokter Dijkstra de langverwachte woorden uit.
‘Voor zover ik kan zien, is alles goed met jullie kindje.’
Opgelucht kijken Elise en ik elkaar aan.
‘Willen jullie weten wat het wordt?’
‘Graag,’ zegt Elise.
Dokter Dijkstra verplaatst de echokop naar een ander gedeelte van mijn ronde buik.
‘We hebben een prachtig beeld op de genitaliën. Duidelijker kan niet. Jullie verwachten een dochter.’
Een meisje. Tranen rollen over mijn wangen. Opnieuw draag ik een dochter. Wat ben ik blij.
Mijn buik wrijf ik niet veel later droog met de aangereikte papieren handdoekjes en ik trek mijn trui naar beneden. We nemen plaats aan het bureau en bewonderen onze dochter op de net gekregen echofoto’s, terwijl dokter Dijkstra enkele gegevens invult op de computer.
‘O …,’ zegt ze zorgelijk en ze buigt zich dichter naar het scherm. ‘Het zuurstofgehalte in de navelstreng is lager dan het zou moeten zijn.’
‘Hoezo te laag?’ vraag ik angstig.
‘In de grafiek daalt de lijn, waar hij zou moeten stijgen. Over een week of vijf wil ik je graag terugzien en maken we nog een echo.’
‘Vijf weken. Straks gaat er in de tussentijd iets mis,’ zeg ik benauwd.
In gedachten zie ik mijn kind doodsangstig om zich heen slaan door zuurstofgebrek. Beelden die mij sinds vorig jaar achtervolgen.
‘Het is niets om je nu zorgen over te maken. We houden het in de gaten.’
Als Elise de Beetle de ziekenhuisgarage uitrijdt, kan ik mijn tranen niet meer bedwingen en ik huil alle spanning eruit.
‘Marjolein, als het echt zorgelijk is, had ze er geen vijf weken overheen laten gaan. Vertrouw op de gynaecoloog.’
Maar de angst is te groot. Lag dit kindje maar vast veilig in mijn armen. Ze is zo dichtbij en tegelijkertijd zo ver weg. De navelstreng zweeft als een dreigende strop om haar heen. Al zou ik merken dat er iets misgaat, ik kan er niet bij. Ik kan mijn dochter niet beschermen. Mijn aandacht wordt afgeleid door de zachte streling van Elises vingers over mijn knie.
‘We krijgen een dochter,’ fluistert ze vol trots. ‘Een dochter.’
Maar de zorgen om de baby worden in de weken erna overstemd door de zorgen om Elise. De atmosfeer in de cottage is doordrongen van haar inktzwarte stemming. Lusteloos zit ze onderuitgezakt op de bank. Met lege ogen staart ze voor zich uit. Ik probeer het huishouden draaiend te houden, terwijl de drukkende sfeer de kracht uit mij wegzuigt. De dosis morfine is opnieuw opgehoogd, waardoor de pijn weliswaar vermindert, maar de bijwerkingen toenemen. Elises lichaam houdt meer vocht vast en haar enkels verdwijnen. Steeds vaker vallen haar ogen dicht in een gesprek en zakt haar hoofd naar achteren, steunend op de rugleuning van de bank. Haar mond valt automatisch open. Ik weet hoezeer ze dit beeld van zichzelf verafschuwt.
‘Elise, blijf je wakker?’ zeg ik, terwijl ik aan haar schouder schud.
Ze tilt haar hoofd op.Traag opent ze haar oogleden.
‘O sorry,’ verontschuldigt ze zich met dubbele tong.
Het is de morfine die haar in zijn greep heeft, zie ik aan de wazige blik in haar ogen.
Het rinkelende geluid weerklinkt door de cottage. Ik open de deur voor Kristel, Elises psycholoog. Ze komt op mijn verzoek op huisbezoek, omdat Elise de afgelopen weken haar afspraken met Kristel heeft afgezegd.
‘Marjolein, wat is je buik gegroeid sinds de vorige keer!’ jubelt ze enthousiast.
Zonder dat Kristel zich ervan bewust is, trekt haar sprankelende energie mij weg van de zuigende kolk van Elises neerslachtigheid. Er verschijnt een kleine glimlach op mijn gezicht.
‘Elise zit in de woonkamer. Kom verder,’ zeg ik.
In de keuken zet ik thee, terwijl ik Kristel met Elise hoor praten. Kristels aanwezigheid halveert mijn zorgtaak een uur lang en hoewel Elise zich naar Kristel beter voordoet dan hoe het werkelijk met haar gaat, voel ik mij gesteund.
‘Kon ik maar stoppen met die verdomde morfine,’ zucht Elise, nadat ze Kristel een opsomming heeft gegeven van haar klachten op dit moment. ‘Het is de oorzaak van deze depressie. Maar dan zou de pijn ondraaglijk zijn.’
‘Elise,’ zegt Kristel hoofdschuddend, ‘door de morfinewisseling ging het inderdaad een tijdlang heel goed en de komst van Marjolein in je leven heeft daar zeker aan bijgedragen, maar je bent de afgelopen jaren meerdere malen morfinevrij geweest en ook toen was de depressie er,’ spreekt Kristel uit.
Totaal onverwachts veroorzaken Kristels woorden een explosie in mijn onderbuik. Opeens besef ik dat de depressie niet tijdelijk is. Dat hij altijd sluimerend op de loer zal liggen zolang Elise ziek is. Dat de opleving van het afgelopen jaar gebouwd was op de illusie dat haar toestand was verbeterd, doordat de nieuwe morfinesoort de pijn en de chemische hel had doen verdwijnen. Het terugkeren van de klachten had Elise de hoopvolle gedachten ontnomen. De pijlers onder haar positieve gemoed waren verpulverd.
Een uur later sluit ik de voordeur achter Kristel. Ik haal diep adem en loop terug naar Elise. De tranen stromen over haar wangen.
‘Het spijt me zo. Ik zie hoe jij hieronder lijdt. Het schuldgevoel vreet mij op.’
De pijn die weerklinkt in haar stem, treft mij in mijn hart. Ik open mijn armen en sluit ze rond Elise. Haar lijf tegen het mijne. Ik ruik haar parfum. Ik kus haar haren en strijk met mijn vinger over het tranenspoor op haar wang. Sterk zal ik blijven. Tegen beter weten in sus ik mijzelf dat alles goed komt. Zolang we van elkaar houden en samen zijn, is deze beproeving de moeite waard.