13.
De zilveren Beetle raast met 120 kilometer per uur over het grijze wegdek. De opzwepende klanken uit de boxen van het dashboard overstemmen de tonen van Elises rinkelende telefoon. Uit volle borst zingt Elise mee. Eindelijk koerst haar leven in een positieve richting. Een nieuwe liefde die haar ziekte lijkt te accepteren. De angst om te verliezen wat ze heeft teruggevonden, maakt Elise angstig. Flarden van diepzwarte momenten uit de afgelopen jaren dringen zich op en slaan gaten in haar droombeeld. Het zijn onuitwisbare herinneringen die ze het liefst zou vernietigen.
Op de passagiersstoel ligt het cadeau voor haar ouders. Het zorgvuldig ingepakte roze keramieken mini-theeserviesje. Elise glimlacht bij het beeld van een klein blond meisje dat geconcentreerd het ingebeelde drinken vanuit het roze theepotje in een klein roze kopje overschenkt in het huis van Elises ouders. Tegelijkertijd maakt het idee Elise angstig. Bang om het toekomstperspectief dat ze heeft teruggevonden te verliezen. Het laatste wat Elise wil, is mij meesleuren in de ellende van haar leven. Kon ze het maar afsluiten. Na al die jaren van ziekte zeggen dat ze helemaal beter is. Dat ze, hoewel ze doodziek is geweest, het heeft overleefd. Elise schudt haar hoofd om zichzelf te ontdoen van de zware gedachten. Niemand kent immers zijn toekomst.
Het nummer op de radio sterft weg en een reclame wordt ingezet. De schelle tonen van Elises telefoon dringen langzaam tot haar door. Ze drukt de radio op mute. Met haar rechterhand trekt ze haar tas omhoog en zet hem op het cadeau. Met duim en wijsvinger haalt ze de telefoon uit het voorzakje. Een kort moment verplaatst ze haar aandacht van de weg naar het scherm op haar telefoon. ‘Marjolein’ staat er, terwijl hij nog steeds overgaat. Met haar duim veegt ze over het glas.
‘Marjolein?’
‘Waar ben je nu?’ klinkt het aan de andere kant van de lijn. ‘De verloskundige kon het hartje niet vinden. We gaan nu naar het ziekenhuis voor een echo. Zou je ook willen komen?’
Elise voelt haar eigen hartslag versnellen.
‘Natuurlijk, ik draai meteen om en kom terug naar Deventer. Ik ben er zo snel mogelijk.’
Met een ruk draait Elise het stuur naar rechts het verdrijvingsvlak op, waar ze nog net voor een andere auto de afslag naar Wilp op kan rijden. Het geluid van de claxon van de auto achter haar negeert ze.
‘Alsjeblieft, laat alles goed zijn met dit kindje. Alsjeblieft,’ spreekt ze hardop uit, terwijl ze het gaspedaal dieper indrukt om zo snel mogelijk de toerit naar de snelweg richting Deventer te nemen.