53
Logan slikte nog een paar ibuprofens, joeg er een amoxicilline achteraan, kokhalsde, en spoelde alles weg met een mondvol lauwe thee.
Zijn hand bonsde, was helemaal in wit verband gewikkeld en voelde alsof hij twee keer zo groot was. Hij kon zijn vingers amper bewegen. Gelukkig hadden beide nagels de pezen gemist, anders was hij de lul geweest – dat was de technische term die de chirurg had gebruikt.
Twee dagen later deed het nog steeds verdomd veel pijn.
Agent Guthrie sjokte het Huisje binnen, zwaaide een kort hallo en ging op Biohazards bureau zitten. ‘Heb je een minuutje?’
Logan keek op de klok die omringd was door plakkertjes met pijlen en ‘Bier uur?’ erop gekrabbeld.
‘Je kunt er drie krijgen. Goulding komt eraan, we gaan om half naar Knox toe.’
‘Finnie vertelt me dat jij de man voor de zaak van de begraafplaatspotloodventer bent?’
Logan deed zijn ogen dicht, zakte in zijn stoel weg, liet zijn hoofd over de armleuning bungelen en zijn armen omlaag hangen. ‘Wat nu weer?’
‘Hij haalde zijn lul vanmorgen weer tevoorschijn – liet hem aan een leuke jongedame zien die vroeger voor Schotland kickbokste. Ze heeft hem verrot getrapt.’
‘Is hij beneden?’
Guthrie knikte. ‘Zijn blauwe oog is zelfs nog beter dan het jouwe.’
‘Zet hem in een verhoorkamer en laat hem een poosje zweten. Je kunt een beetje dreigen als je wilt.’
‘Ja, baas.’
Zodra de deur dichtklapte, draaide Doreen haar stoel rond. ‘Weet je, je zou eigenlijk naar huis moeten gaan met die hand. Je hoeft hier niet te zijn.’
‘Natuurlijk wel.’ Brigadier Mark MacDonald grijnsde. ‘Onze gozer hier kan niet weggaan voor het geval ze besluiten om Baardmans Beatties baan aan jou, mij of Bob te geven. Het is oké, Laz, we zouden aardig voor je zijn, hè?’
‘Ik zeg alleen dat het niet goed is om met zo’n ernstige verwonding op het werk te zijn…’
Logan raapte zijn dossiers met zijn goede hand bij elkaar en verontschuldigde zich. In de gang bleef hij even staan om een stiekeme blik in Beatties kantoor te werpen. Ze hadden het naambordje al weggehaald, en nu was alleen de idioot zelf er nog, die over een dossierdoos gebogen zijn persoonlijke spullen aan het opruimen was zodat de volgende bewoner erin kon trekken.
Het was een wonder dat ze zijn nutteloze bebaarde achterwerk niet gewoon hadden ontslagen.
Op weg naar de receptie lukte het Logan zelfs een blij melodietje te fluiten.
De ontmoeting met Knox was tamelijk ongecompliceerd. De Geordie met het rattengezicht was in een privékamer in het Koninklijk Ziekenhuis van Aberdeen; buiten stond een agent in burger van de Of fen der Management Unit – voor alle zekerheid.
Logan leunde achterover tegen de muur, liet dr. Goulding de enige stoel pakken.
Knox’ bezittingen lagen opgestapeld op de brede vensterbank, de gehavende leren koffer onderop, de sprei van zijn oma daarbovenop gevouwen. De man zelf lag in het bed, onder de ziekenhuisgrijze dekens, familiebijbel tegen zijn borst geklemd.
‘Het zit zo, Richard.’ Goulding boog zich voorover en klopte Richard op de arm – de arm die niet in verband was gezwachteld. ‘Hoewel ze toegeven dat ze de aanval op Jimmy Evans in scène hebben gezet, ontkennen ze nog steeds dat ze iets met het Sacro-team te maken hadden.’
Knox knikte. Zijn gezicht zag er zelfs nog slechter uit dan gewoonlijk – bedekt met een donker web van paarse, groene en gele kneuzingen.
‘Maar de politie heeft in de Sacro-flat vezels en DNA gevonden van Bruce Lowe, Ellen Hill én Matthew Evans. De officier van justitie klaagt hen voor beide aanvallen aan.’
Er spatte een traan op de gekreukte beddenlakens.
‘Welnu.’ Goulding schoof zijn stoel dichterbij. ‘We moeten praten over wat je gaat doen wanneer je hier weggaat.’
Knox keek naar Logan. ‘Hoe zit het met Danby?’
‘Teruggegaan naar Newcastle. Is gisteren met verlof gegaan, zei dat hij bij zijn familie wilde zijn.’
‘Dat is goed.’ De gekneusde man haalde diep adem en friemelde met de omslag van de bijbel. ‘Niet lullig bedoeld, hoor, maar na Aberdeen zou het fijn zijn om naar een warm oord te gaan. Mag ik dat doen? Spanje of zo?’
Goulding boog zijn hoofd opzij. ‘Normaal gesproken niet, maar gezien je acties om brigadier McRaes leven te helpen redden… We zouden nog een paar sessies nodig hebben om te bevestigen dat je alles onder controle hebt.’ De psycholoog glimlachte en klopte Knox opnieuw op de arm. ‘We zullen wel zien. Je gaat geweldig vooruit.’
‘Een warm oord, zonder sneeuw.’ Hij glimlachte zelfs, met de bijbel tegen zijn borst gedrukt. ‘Hoe geweldig zou dat zijn?’
Logan duwde zich van de muur. ‘We kunnen maar beter gaan.’
De stoel kraakte toen Goulding zich eruit hees. ‘Ja, juist. Je belt me maar als je iets nodig hebt, oké?’
Logan bleef bij de deur hangen toen de psycholoog vertrokken was, stond naar de gekneusde figuur op het bed te staren. Hij schraapte zijn keel. ‘Ik wilde zeggen: bedankt. Nogmaals. Dat je Connelly hebt tegengehouden.’
Knox haalde een schouder op – die zonder het verband erop. ‘Bedankt dat je ons niet hebt laten zitten. Nogmaals.’
Knik.
Stilte.
‘Ja, nou…’ Logan liep achterwaarts naar de deur. ‘Tot ziens.’
Hij haalde Goulding bij de liften in. ‘Wil je alvast vooruitgaan? Ik moet naar iemand toe.’
‘Ah.’ De psycholoog knikte. ‘Natuurlijk. Wil je dat ik wacht? Ik heb de middag toch vrijgehouden om Knox’ evaluatierapporten uit te schrijven.’
Het was niet zo dat Logan zelf ergens naartoe kon rijden – niet nu zijn hand vol hechtingen zat en opgezwollen was tot het formaat van een kleine ballon. Hij kauwde even op de binnenkant van zijn wang. ‘Laat maar, eigenlijk. Bedankt, maar ik kan wel met een patrouillewagen terugliften. Geen probleem.’
‘Nou, als je het zeker weet…’
‘Ja, maar bedankt.’
Op de begane grond namen ze afscheid. Goulding stapte uit de lift om naar de uitgang te lopen, Logan bleef op het eerste subniveau. Hij kuierde door de oude vertrouwde geschilferde en verschoten gangen naar de kraamkliniek. Het was pas over een kleine twee uur bezoektijd, maar met zijn legitimatiekaart en een paar puppy-ogen wist Logan door de veiligheidsdeuren en op de kraamafdeling te komen. Waar een mollige verpleegster met krakende schoenen hem naar een kleine tweepersoonskamer begeleidde. De gordijnen waren dicht, zodat alleen het flikkerende licht van een boven een van de bedden gemonteerde tv overbleef; er lag een uitgeput ogende vrouw met een duistere blik naar het scherm te staren. Inspecteur Steel zat naast het andere – lege – bed, met zo’n plastic nicotine-inhalatording tussen haar tanden geklemd.
‘Hoe is het met haar?’
‘Even naar het toilet.’ Steel keek op, haar gezicht een wegenkaart van rimpels en plooien, donkere paarse wallen onder haar ogen. ‘Je ziet er strontberoerd uit.’
Logan ging met een grom in de stoel naast haar zitten. Alles deed pijn. ‘Jij bent ook niet bepaald een lekker ding.’
‘Brutaal schijtventje.’ Maar ze glimlachte toen ze het zei. ‘Nog nieuws?’
‘Heb met de nationale recherche gebeld – zeiden dat ze geen commentaar op enig lopend onderzoek konden geven, aangenomen dat er echt een was. Wat ze weigerden te bevestigen of ontkennen. Wilden me niet eens vertellen of brigadier Julie Bultitude echt bestaat of niet. Die klootzakken hadden iedereen kunnen zijn…’
‘Ja, dat klinkt inderdaad als de nationale recherche.’ Steel hees zich krakend uit haar stoel, wreef over haar lendestreek. ‘Kom op, ik zal je voorstellen.’
De kleine intensive care lag schemerig achter de glazen scheidingswand; groene lichten knipperden in het halfduister boven een half dozijn plastic couveuses ter grootte van een magnetron.
Steel legde haar handen als een kom tegen het glas en boog haar hoofd in de holte.
Logan deed hetzelfde. ‘Welke?’
‘Tweede van rechts, derde rij. Jasmine.’
Een roze bundeltje gerimpelde huid met een slang in haar neus – met een witte strip aan haar wang getapet. Kleine vingers. Kleine tenen. Aan haar borst waren draden geplakt met kleefkussentjes waar gedrukte teddybeertjes op stonden. ‘God, wat is ze klein.’
‘Negen weken te vroeg. Dat stelt tegenwoordig geen reet voor. Voor je het weet jat ze peuken en slempt ze Bacardi Breezers achter de winkels.’ Steel richtte zich op en sloeg Logan op de rug, hard genoeg om hem ineen te doen krimpen. ‘Wie had ooit durven hopen dat jouw lul ergens goed voor zou zijn, hè?’
‘Dit is een laatste oproep voor vlucht SZ515 naar Plymouth, willen alle passagiers alstublieft naar gate nummer zes gaan waar deze vlucht binnen enkele minuten vertrekt.’
Hoofdcommissaris Graeme Danby schuifelt nog een stap naar voren in de rij. Snelle bagageafgifte, z’n reet. Wat voor zin heeft het om alles online te doen als het verdomme een halfuur kost om je spullen in te checken?
Hij buigt zich naar links, om zijn kreupele been te ontlasten, en gluurt om de twee aso’s in Nike-trainingspakken heen. De enige lichaamsbeweging die dit duo lijkt te krijgen, is als ze naar de deur waggelen om hun thuisbezorgde pizza te betalen, begrijp je wat ik bedoel?
Graeme kijkt op zijn horloge. Twintig voor drie. Tijd zat.
Hij schuifelt nog een stap naar voren, tandenknarsend, zelfs na een half dozijn pijnstillers.
Eigenlijk zou hij businessclass moeten vliegen, om niet in zo’n kloterij te hoeven staan. Maar dat kost veel geld. Moeilijk om een levenslange gewoonte te doorbreken. Ook al heeft hij vier-komma-zes miljoen over diverse buitenlandse bankrekeningen verdeeld. Dat kutwijf van een Julie en haar rouwdouwers probeerden het uit hem te slaan, hem te laten opbiechten waar het geld was, maar hij hield zijn mond dicht, hè?
Vier-komma-zes miljoen is wel een paar gebroken ribben waard. Meneer en mevrouw Atletisch komen met hun overbeladen trolley voor aan de rij.
Graeme kijkt weer op zijn horloge.
Zo gaat het altijd als hij ergens heen moet vliegen. Vooral als hij moet overstappen. Van Newcastle naar Charles de Gaulle; van Charles de Gaulle naar Shanghai; van Shanghai naar Auckland. Meer dan dertig uur in economy zitten.
Hij probeert er niet aan te denken. Het is al erg genoeg om ergens heen te vliegen – daarom heeft hij slaaptabletten. Twee innemen als ze in Parijs instappen, elf uur later in het Verre Oosten wakker worden. Valerie en de kinderen wachten op het vliegveld in Auckland op hem. Betraande hereniging. En ze leven nog lang en gelukkig.
De Trainingspaktweelingen kibbelen met elkaar over wie de paspoorten heeft. Imbecielen. Hadden ze maar een paar valse moeten verstoppen, hè?
Als je het land uit moet gaan, weet je nooit of die klootzakken van de nationale recherche erachter komen, begrijp je wat ik bedoel?
Voorbereiding – dat is de sleutel.
‘Dit is een algemene oproep voor vlucht BA1333 naar Londen Heathrow. Willen alle passagiers alstublieft naar gate nummer twee gaan met hun instapkaarten klaar voor controle.’
Iemand tikt hem op de schouder, maar Graeme kijkt niet om. ‘Je kan verdomme wel op je beurt wachten, net als alle anderen…’
‘Nou, meneer Danby, is dat een manier om tegen een oude vriend te praten?’ Een diepe knarsende stem; de woorden zweven op een wolk van extra sterke pepermunt zijn oor in.
Graeme houdt zijn ogen op de dikzakken gericht. ‘Alfie. Dacht dat je zes jaar in Holme moest zitten.’
‘Heel aardig van u om belangstelling te tonen, meneer Danby. Maar ik ben eerder vrijgekomen, hè? Goed gedrag.’
De pepermuntgeur wordt sterker, doet Graemes maag samentrekken.
‘Meneer Cunningham vraagt zich af of u iets met hem zou willen drinken, meneer Danby? Om te praten over een bepaalde zending van hem die u hebt… onderschept.’
Hij slikt. Onderdrukt de gal. ‘Zou graag willen, Alfie, maar ik moet een vliegtuig halen, begrijp je wat ik bedoel?’
Er steekt iets hards in zijn rug. ‘Een RSVP, meneer Danby. We zouden niet willen dat meneer Cunningham uw vrouw en kinderen ook uitnodigt, toch?’
Hij zou het nog doen ook, ongeacht hoe ver weg ze waren.
Gloeiende tering.
Hij was er zo dichtbij.
Met gebogen hoofd pakt Graeme het handvat van zijn wielkoffer en volgt Alfie de rij uit.
Welke andere keus heeft hij?
De kantine was rustiger dan het Huisje, dus pakte Logan daar een tafel. Blikje Irn-Bru, Tunnock’s Tasty Caramel Wafer; hij maakte chocoladegranaatscherfjes terwijl hij notities uit zijn bekotste notitieboekje overschreef in het nieuwe dat hij net uit het magazijn had gehaald.
Het kostte een poosje om het allemaal terug te verwijzen naar het origineel, met paginanummers en zo, maar nu kon hij het stinkende ding tenminste in de plastic zak laten zitten, weggestopt in een archiefkast voor het geval hij het ooit nodig zou hebben. In plaats van er de hele tijd mee rond te zeulen.
Toen dat klaar was, ging hij aan de gang met het papiertje dat hij uit Douglas Walkers slaapkamer had bevrijd. De notities overschrijven die hij had gemaakt over Jimmy Evans, de juwelenroof bij Mackenzie en Kerr, en Douglas Walkers zelfmoordpoging. Hij draaide het papiertje om en bekeek het cv van de kunststudent. Middelmatige examencijfers voor wiskunde, Frans, natuurkunde en Engels, topcijfers voor kunst en ontwerpen. Zomerbaantje bij een grafisch ontwerpbureau. Deeltijds bij een drukker in Bridge of Don, waarmee hij de universiteit betaalde…
Logan staarde naar de naam die er als referentie bij was geschreven. ‘James Clay.’ Dezelfde naam die op het gele plakkertje stond dat de laatste envelop met geld van Wee Hamish Mowat vergezelde.
Logan deed zijn ogen dicht, boog zich voorover en bonkte met zijn gekneusde voorhoofd tegen het tafelblad.
Verdomde idioot.
Het is belangrijk voor de plaatselijke economie dat we allemaal ons steentje bijdragen, denk je ook niet?
Het was geen smeergeld, het was een tip.
Twee patrouillewagens, één politiebusje en Dildo Mairs Vauxhall Vectra stonden op een klein parkeerterrein buiten een onopvallende bedrijfseenheid in Bridge of Don. Het bord boven de grote roldeuren meldde: JAMES CLAY – DRUKKEN MET STIJL, naast een groot cartoonesk uitroepteken met een bril, een brede grijns en zijn handen vol met papieren.
Chic.
Binnen stond een enorme drukpers achter in het bedrijf; de geur van heet stof en inkt op oliebasis zweefde de koude middag in. Op pallets langs de muren waren riemen papier opgestapeld. Een grote elektrische papiersnijmachine. Een verzamel- en vouwmachine. In de hoek kwam een ketel eindelijk aan de kook, gadegeslagen door een half dozijn leden van Aberdeens heilige broederschap in vol ornaat.
Tegen een muur was een uit betonblokken opgetrokken kantoortje gebouwd, vol met bureaus, tekenborden, archiefkasten en papiermonsters. Logan pookte nogmaals op de zoekknop van een digitale radio en de display cirkelde naar Original FM. Er sprong een oude song van Crowded House uit de luidsprekers.
Susanna Frayn, van Hare Majesteits Fiscus en Douane, die op de rand van een halfformaat archiefkast zat, boog zich voorover en tikte Logan op de schouder. ‘Zet harder, dit vind ik een mooi nummer.’ Vervolgens leunde ze stilletjes meezingend achterover.
Met de volgende song deed ze hetzelfde. En daarna kwam het nieuws – een berichtje over Knox; onderzoek naar het lijk dat eerder deze week in het Balmedie-bouwproject van McLennan Homes werd ontdekt; een nieuwe keeper had voor Aderdeen Football Club getekend; weer – meer sneeuw onderweg; en dan het filebericht, dat meldde dat de vrijdagmiddagspits vreselijk was. Verrassing, verrassing.
Een groot raam scheidde het kantoor van de drukkerij. Dildo staarde naar de agenten die het bedrijf doorzochten. Hij stak zijn handen in zijn zakken, op zijn hakken heen en weer schommelend. ‘We kregen vandaag een telefoontje, van een vent die wil dat wij een terugbetaling voor hem regelen van een prostituee die zich “Dikke Eleanor” noemt, werkt bij de dokken. Zegt dat hij in goed vertrouwen een oraal contract met haar is aangegaan.’ Dildo maakte hand-en-mondgebaren, zijn tong in zijn wang pokend om de mimiek kracht bij te zetten. ‘Alleen heeft hij nu een gerucht gehoord dat ze eigenlijk een man is, denkt dat hij een slachtoffer van misleiding en bedrog is geweest.’
Susanna glimlachte. ‘Wat wil hij, zijn storting terug?’
Logan schudde zijn hoofd. ‘Bedankt voor het verlagen van het niveau.’
‘Hé, het kan erger.’ Dildo grijnsde. ‘Ik heb je tenminste niet verteld over de dvd’s die we vorige week in beslag hebben genomen. Er was er een met twee dwergen, een roodharige, een pot vaseline en een Shetlandpony die ze…’
‘Dildo!’
De kerel van de ombudsman zuchtte. ‘Jij was veel leuker voordat je vader werd. Weet je nog die keer dat we…’
Dildo viel stil. Aan de andere kant van het raam stond een agent die een vel A1-papier tegen het glas hield. Het was bedrukt met een regenboog van bankbiljetten: roze, paars, bruin en blauw – vijftigjes, twintigjes, tientjes en vijfjes. Er moest wel drie- of vierhonderd pond op dat ene vel zitten.
De agent stak zijn hoofd om de deur. ‘Ik heb een enorme hoop daarvan onder een stapel jaarverslagen gevonden. We zijn miljonairs! Bwahahaha…’
Susanna staarde hem met één opgetrokken wenkbrauw aan.
‘We zullen… eh… beginnen ze in het busje te laden.’
Dildo sloeg een arm om Logans schouder. ‘Laz, beste kerel, misschien trakteer ik je vanavond wel op een pint.’
‘Kan niet.’ Hij stak zijn verbonden hand omhoog. ‘Antibiotica.’
En tegen de tijd dat hij ervan af was, zou hij drie weken geen druppel hebben gedronken. Eén op wilskracht, de rest op doktersvoorschrift. Als hij nu de sigaretten kon laten staan en weer vlees kon leren eten, zou hij weer op het punt zijn waar hij tweeënhalf jaar geleden was.
Dat was beter dan niets.
Richard Knox staat bij het raam van zijn ziekenhuiskamer naar de besneeuwde wereld te kijken. Het parkeerterrein is vol, net als de wegen, die van ongerept wit tot glinsterend zwart zijn bestrooid.
Richard glimlacht – het is een tijdje geleden dat hij een goede dag had. En oké, het voelt alsof hij is overreden door een minibus en de antibiotica maken zijn maag van streek… Maar het gaat beter met hem, weet je? Dat zei die psycholoog Goulding: reageert op therapie. Veranderde man.
Dat vertelt hij ze de hele tijd al.
Hij heeft God gevonden, hè? Of God heeft hem gevonden.
Doet er tenslotte eigenlijk niet toe.
Zolang je ze maar vertelt wat ze willen horen.
Hij drukt de versleten bijbel tegen zijn borst. Al die aantekeningen en krabbels. Exodus 29:45, 18:20; Nehemia 9:12; Ezechiël 38:03. Het duurt niet lang voor je bankrekeningnummers, sorteercodes en autorisatiesleutels hebt. Alles wat je nodig hebt om grote sommen geld te verstoppen. Tien miljoen pond, zelfs na onkosten en het omkopen van die smerige oplichter van een Danby.
Naar Spanje vliegen, een paar maanden verdwijnen, een nieuw leven beginnen in een exotisch oord. Aberdeen heeft het noordelijk halfrond voor hem verpest. Hij wil zich in een warm oord weer met Gods werk bezighouden.
Richard glimlacht naar alle kleine mensen die onder zijn ziekenhuisraam rondtrippelen.
Hij sprak de waarheid toen hij ze vertelde dat het een les was om gepakt te worden. Hij had ervan geleerd dat hij niet klaar was. Danby had hem alleen gevonden omdat Billy Adams naar hem toe ging, onder de kneuzingen, zijn broek vol bloed. Stomme fout: hij had Adams laten leven.
Simpel.
En dat was Gods echte les: hij was slordig geweest. Lui. Dus stuurde God hem naar de gevangenis met alle moordenaars en perverse figuren en pedo’s en verkrachters. Mensen die hem konden leren hoe je in huizen moest inbreken. Hoe je lichamen moest lozen. Hoe je moest doden en martelen en verkrachten zonder sporen achter te laten voor die CSI-klootzakken.
Een zevenjarige masterclass in hoe je ongestraft kunt moorden.
En Richard Knox leert snel.