11
‘Gloeiende tering.’ Logan deed een laatste poging om een sigaret uit het pakje te halen en gaf het toen op. ‘Kun jij…’
Steel bukte, en de Fiat jengelde om een zware tractor heen, die een aanhangwagen vol vee over de vierbaansweg sleepte. ‘Je bent net een klein kind.’ Ze pakte het pakje uit zijn gladde, in plastic zakken gehulde handen en tikte er tegen het stuur een sigaret uit, die ze tussen haar tanden klemde en met de autoaansteker aanstak. Toen ze eraan zoog, puilden de randen van haar scharlakenrode lippen als spataderen uit. Vervolgens hield ze de sigaret opzij – een felrode afdruk op het filter – zodat Logan voorover kon buigen en hem met zijn mond tussen haar vingers vandaan kon plukken.
Het smaakte naar brandend parfum en vaseline.
‘Bedankt.’
Steel tuurde weer in de regen; de ruitenwissers piepten en kreunden over het pokdalige glas. ‘Of Polmont is pleite gegaan, of hij is dood.’
‘En als hij elektrische benodigdheden van Malk het Mes heeft gestolen, maakt het niet uit waar hij naartoe vlucht. Vroeg of laat…’
‘Stomme kloot.’
‘Weet je…’ Logan probeerde de sigaret uit zijn mond te halen om de as af te tikken, maar kon de doorzichtige plastic zakken niet in zo’n positie krijgen dat er geen gat in zou worden gebrand. ‘… als je iemand zou vermoorden voor het jatten van je elektriciteitsdraden, zijn er op een bouwterrein zat plekken om het lijk te begraven: graafmachines, beton…’
‘Ja.’ Steel pakte de peuk uit Logans mond, tikte de as uit het open raampje, nam een stiekeme trek en stak de sigaret weer tussen zijn lippen. ‘Ga naar Strathclyde als we terug zijn en zeg ze dat ik hier morgen vroeg een kadaverhond wil. En laat je niet omlullen. Die rotzakken uit Glasgow willen nooit ten noorden van Perth reizen. Zorg ook maar dat het Time Team georganiseerd wordt: grondradar, troffels, baarden en rare mutsen. Je kent de gang van zaken.’
‘Bevelen? Budget?’
Steel trok haar mond tot een dunne streep samen. ‘Doe jij jouw deel maar, dan zal ik Finnie wel paaien. In het ergste geval zal ik in zíjn broekzakken rondrommelen.’
‘Ja,’ knikte Logan. ‘Door dat soort dreigementen zal hij wel meewerken.’
‘Toch is dit een slecht idee…’
‘Gewoon kop dicht en opletten.’ Inspecteur Steel hurkte voor de donkerblauwe deur en gluurde door de brievenbus naar binnen. Het was een nietszeggend flatgebouw in Northfield, drie verdiepingen van vochtig grijs graniet met zes flats aan weerskanten van een centraal trappenhuis.
Logan leunde op de balustrade; de plastic zakken om zijn handen ritselden toen hij vanaf de bovenste verdieping naar beneden gluurde. ‘We moeten naar het bureau teruggaan voordat de monsters bederven. En weet je wat we nog meer nodig hebben?’
Steel stak haar hand door de brievenbus, vervolgens haar pols en daarna zoveel mogelijk van haar arm; haar tong stak uit haar mondhoek. ‘Hou je nou je kop?’
‘Een bevel. We hebben een bevel nodig.’
Op de terugweg naar de stad hadden ze het adres verkregen; Steel had het controlecentrum opgedragen om uit te zoeken welk adres bij het telefoonnummer hoorde dat ze uit het mobieltje van Steve Polmont hadden gehaald.
‘Kom op, kleine sodemieter…’ Ze had haar gezicht nu plat tegen de deur, tanden op elkaar geklemd, één oog dichtgeknepen. ‘Schijtzakken.’ Ze zakte neer. ‘Ik kan er niet bij.’
Logan knikte. ‘Mooi, nu kunnen we een bevel gaan halen en terugkomen om het correct te doen.’
Steel wrikte haar arm los. ‘We hebben geen verdomd bevel nodig. Polmont kan daarbinnen op dit moment wel liggen dood te gaan.’
‘Maar…’
Ze bracht een vinger naar haar lippen en legde hem het zwijgen op. ‘Hoorde je dat? Iemand die om hulp roept?’
‘God, wat ben je toch een cliché.’
Steel stond op, deed twee stappen naar achteren en beukte met haar hooggehakte laars tegen de deur, bij het slot. Ze hinkelde weg, vloekend en haar enkel vastgrijpend. Er was zelfs geen beweging in de deur gekomen. Op één been wiebelend klapte ze tegen de muur. ‘Nou, sta daar verdomme niet zo!’
Zucht. Logan ging in gevechtshouding voor het slot staan, bracht zijn vochtige, bemodderde voet omhoog en trapte. De deur trilde. Bij de tweede poging vloog hij open in een uitbarsting van versplinterd hout. ‘Nou tevreden?’
Steel hinkte vooruit toen de voordeur van de volgende flat openvloog. Een man in een slonzige blauwe ochtendjas stampte de overloop op, zwaaiend met een enorme moersleutel. Aan de ene kant was zijn haar plat, aan de andere kant stak het omhoog.
‘Goed, kleine klootzakken…’ Hij hield wankelend halt. Staarde naar Logan en Steel. Vervolgens naar de ingetrapte deur. Deed een stap achteruit.
De inspecteur stak haar duim naar Polmonts flat. ‘Wanneer hebt u de vent die hier woont voor het laatst gezien?’
Hij liet de arm die de moersleutel vastklemde langs zijn zij vallen. ‘Ik werk ’s nachts.’ Hij schuifelde achteruit totdat hij in zijn eigen flat was. ‘Probeer een beetje stil te zijn, ja?’ En hij deed de deur dicht.
‘Dat was de Buurtwacht dus.’ Ze strompelde langs Logan de flat van Steve Polmont in.
Het zag eruit als het soort woning dat volledig gemeubileerd werd verhuurd, en dat betekende een willekeurige verzameling sjofele meubels en slecht bij elkaar passend serviesgoed, opgescharreld in tweedehandswinkels. Geen schilderijen of foto’s aan de muren. Tapijten die sinds de eeuwwisseling geen stofzuiger hadden gezien. Nog net draaglijk als je voor een jaar of zo op een bouwterrein zou gaan werken.
De zitkamer en keuken waren twee helften van dezelfde ruimte, gevuld met een scherpe, ranzige geur. In het midden van het tapijt stonden twee droogrekken, bedekt met sokken en onderbroeken, een spijkerbroek en een versleten geruit overhemd.
Lege whiskyflessen stonden op wacht op de rand van het aanrecht, een regiment lege Grant’s-wodkaflessen op de vettige vensterbank.
Op de kleine keukentafel stond een vieze kom waar de bleekroze vliezen van verschrompelde Rice Krispies aan de rand plakten, met een halfvolle fles Bell’s ernaast.
Het ontbijt van kampioenen.
Met zijn in plastic zakken gehulde handen morrelde Logan de koelkastdeur open. Een paar magnetronmaaltijden, een pak melk dat over de houdbaarheidsdatum was, een blok cheddar dat groen en harig begon te worden. ‘Polmont is hier niet.’
‘Hou je kop en help me naar aanwijzingen te zoeken.’ Ze hinkte door de gang terug. De eerste deur gaf toegang tot een kleine badkamer waar de bittere geur van oud braaksel hing. Daarnaast was een slaapkamer, met een onopgemaakt tweepersoonsbed, een uitpuilende asbak, een tube handcrème en een exemplaar van het magazine Butt-Mania – een paar gebruikte tissues naast het bed.
Achter deur nummer drie bevond zich een kleine bergruimte, die helemaal vol met dozen stond: iPods, stijltangen, sloffen sigaretten, draagbare dvd-spelers, haspels met elektriciteitskabel, vreemde rechthoekige dingen waar draden uitstaken, een paar zekeringdozen…
Steel floot zachtjes. ‘Er moet hier wel voor, nou, drie, vier mille staan.’
Logan stootte met zijn voet een grote bruine kartonnen doos aan. Die rammelde. ‘Hoe zit het hiermee?’
‘Dat weet ik toch niet? Maak maar open.’
Hij stak zijn bezakte handen omhoog. ‘Hoe dan? Ik mocht van jou niet naar het bureau teruggaan.’
‘Godsamme, ik moet ook álles zelf doen…’ Ze scheurde de bovenflap weg en trok een fles Grant’s-wodka uit de doos, precies dezelfde als die in de keuken, alleen vol. Onder het raam stonden nog drie opgestapelde dozen. Steel keek erin – nog meer wodka. ‘Wat denk je, gejat?’
Logan knikte naar een dozijn grootverpakkingen Durex. ‘Dat, of hij was van plan om er in het weekend flink tegenaan te gaan.’
Steel gluurde in een andere doos. ‘Dagboeken.’ Ze kwakte er een op een krat met shag en sloeg het open. De bladzijden waren gekreukt en groezelig, bedekt met een dicht web van donkerblauwe balpen. Ze tuurde ernaar, stapte achteruit en deed nog een poging, met één oog dichtgeknepen. ‘Dat verdomde handschrift is verschrikkelijk.’
Logan keek over haar schouder. ‘Je moet je ogen laten testen.’
‘Ik heb geen bril nódig.’
‘Als jij het zegt.’
Om eerlijk te zijn was het handschrift van Steve Polmont inderdaad verschrikkelijk. De letters vloeiden allemaal in elkaar over, met veel doorhalingen en gekrabbelde aantekeningen. ‘Moet je horen: G en Y zijn vandaag door het lint gegaan – ontdekten dat iemand de ladingen wat lichter had gemaakt. Zag dat A J ervoor op zijn donder gaf. Moet me een poosje gedeisd houden. Het is gedateerd op zondag.’
‘Wat nog meer?’
‘Iets over een telefoongesprek…’ Het handschrift werd steeds onregelmatiger, totdat het weinig meer dan een verzameling willekeurige krabbels was. ‘Hij zat vast te zuipen toen hij het schreef.’
Steel sloeg Logan op de arm. ‘Ik zei toch dat ik geen bril nodig had. Wie zijn “G en Y”?’
‘Geen idee. “A” is misschien Andy? Die grote kale vent?’ Logan probeerde de bladzij met zijn bezakte handen om te slaan, maar dat mislukte. ‘Kun je even helpen?’
‘Waar is je vorige slaaf aan doodgegaan?’ Ze rommelde in een andere doos, waar ze in glanzend plastic verpakte pakketten met computerspelletjes uit haalde. ‘Zin in de nieuwe Resident Evil?’
‘Dat zou onethisch zijn.’
‘Je hebt helemaal gelijk, brigadier, hoe haalde ik het in mijn hoofd?’ Ze stond op en stopte een exemplaar in zijn jaszak; daarna stak ze er nog een paar in haar handtas. ‘Laten we wel wezen, als Polmont ze van Malk het Mes heeft gejat, zal Malky niet bepaald naar het bureau komen om zijn spullen terug te vragen, hè? Dat spul blijft een halfjaar bewijsmateriaal en wordt dan in de politieveiling gegooid. Of in een industriële houtversnipperaar gepleurd. Het is win-win.’ Ze klapte haar tas dicht. ‘Goed, terug naar het bureau. We halen een bevel, daarna komen we terug en vinden deze spullen officieel.’
Logan stond een poosje naar alle wodkaflessen te kijken, zich afvragend of hij er niet een paar in bewaring zou nemen nu hij er toch was.
‘Kom je?’
‘O… ja.’ Hij worstelde met zijn jaszak, haalde het videospel er met zijn gladde handen uit en dumpte het weer in de doos. ‘Die heb ik al.’
Steel rolde met haar ogen. ‘Wat ben je toch een brave borst.’
Ze had echt geen idee.